Solidarity and social justice samenvatting literatuur
Hoofdstuk 2
Reactiviteit op Sociale Verandering
Sociale verandering wordt vaak met onverschilligheid, weerstand en zelfs vijandigheid
beantwoord. Dit kan komen door individuele factoren (zoals
persoonlijkheidsverschillen en ideologische overtuigingen).
Belangrijk om ook naar bredere identiteits- en groepsfactoren te kijken. Mensen
zien zichzelf niet alleen als individuen, maar ook als leden van sociale groepen
(ingroups en outgroups) beïnvloedt bereidheid om bepaalde groepen te helpen.
Social Identity Theory (SIT)
Volgens de SIT varieert het zelfconcept van interpersoonlijk tot intergroeps.
- Persoonlijk zelfconcept = unieke attitudes, herinneringen, gedragingen en emoties
- Sociaal zelfconcept = de sociale categorieën waartoe een persoon behoort, evenals
de emotionele en evaluatieve gevolgen van dit groepslidmaatschap.
Wanneer groepslidmaatschappen belangrijk zijn, definiëren mensen zichzelf in termen
van deze sociale identiteiten en maken ze evaluatieve onderscheidingen tussen hun
ingroup en outgroups (us and them).
Mensen zijn gemotiveerd om een positief beeld van hun eigen sociale groep te
behouden door ingroup favoritisering. Een positieve sociale identiteit kan ook worden
bereikt door outgroups te devalueren of te discrimineren (outgroup derogation)
helpt om status of imago van de ingroup te versterken.
Distinctiveness Threat
Outgroup derogatie komt vaker voor wanneer leden van een groep voelen dat hun
ingroup identiteit niet langer positief onderscheiden is van outgroups (distinctiveness
threat) Wanneer groepsidentiteit wordt ondermijnd door andere overkoepelende
identiteiten, reageren ze eerder vijandig naar outgroups die zij als de bron van deze
bedreiging beschouwen.
Distinctiveness threat voorspelt meer negatieve gevoelens tegenover outgroup-leden
en minder bereidheid om contact met hen te zoeken. Het leidt ook tot meer competitie
en een intensivering van subgroepidentificatie om een bedreigde identiteit te
verdedigen.
Group-Value Threat
Mensen kunnen positieve gevoelens over hun eigen groep behouden door een gunstige
vergelijking met een outgroup. Een negatieve sociale vergelijking die de waarde of
status van de ingroup aantast, kan leiden tot ingroup favoritisering en outgroup
derogation om de identiteit te verdedigen.
Group-Value Threat kunnen zich op verschillende manieren voordoen:
, - Directe discriminatie of vijandigheid van een outgroup: Dit is vooral evident
wanneer de morele waarde van de groep wordt betwist. Bij confrontatie met hun
negatieve intergroepsgeschiedenis reageren leden van historisch bevoordeelde
groepen vaak met meer vooroordelen en schadelijk gedrag richting de outgroup.
Zelfs wanneer de ingroup minder succesvol wordt afgebeeld vanwege eigen falen, in
plaats van oneerlijke vooringenomenheid van de outgroup, kunnen dreiging en
outgroup derogation optreden.
Socio-Structural Differences
SIT stelt dat de ervaring van dreiging en vooroordelen wordt beïnvloed door de socio-
structurele context, zoals de stabiliteit en permeabiliteit van statusverschillen tussen
groepen.
Wanneer er mogelijke of werkelijke veranderingen in de status quo zijn die de hogere
status van een groep kunnen aantasten, kunnen groepsleden discriminerende
houdingen en gedragingen aannemen om hun dominante positie te beschermen. Zelfs
de sociale mobiliteit van een beperkt aantal leden van lagere statusgroepen kan hogere
statusgroepen bedreigen en beschermingsreacties oproepen.
De legitimiteit van statusverschillen kan zowel positieve als negatieve reacties
oproepen. Het benadrukken van onrechtmatige voordelen kan collectieve
schuldgevoelens en positieve gedragingen bevorderen.
Internalization of Group Norms
Mensen zijn eerder geneigd bepaald gedrag te vertonen als het in overeenstemming is
met de normen van een relevante en opvallende groepsidentiteit. Door deze normen te
volgen, bevestigen en vieren groepsleden hun identiteit en waarden, wat kan leiden tot
helpen (bijv. geven aan goede doelen) en/of discrimineren (bijv. het stigmatiseren van
andere groepen).
Discriminerende intergroepsnormen ontwikkelen zich vaak en legitimeren
vijandigheid en discriminatie richting relevante outgroups. Groepsleden kunnen deze
normen internaliseren en uitvoeren omdat ze instrumenteel voordelig zijn voor de
ingroup, vooral bij sterk geïdentificeerde leden.
Superordinate Versus Subgroup Identities
Het stimuleren van gedeelde of overlappende identiteiten kan de 'wij' versus 'zij'
perceptie verminderen en de intergroepsrelaties verbeteren. Het Common Ingroup
Identity Model stelt dat verschillende groepsrepresentaties en (her)categorisaties
intergroepshoudingen en oriëntaties bemiddelen.
Sterkere gemeenschappelijke ingroup-identificatie kan dreigingspercepties
verminderen en positieve intergroepsattitudes en -gedragingen bevorderen, zoals hulp,
vergeving, vertrouwen en empathie tussen groepen, evenals collectieve actie namens
benadeelde groepen.
Echter, pogingen om gewaardeerde bestaande groepsidentiteiten te vervangen door
een enkele overkoepelende identiteit kunnen distinctiveness threat oproepen en
intergroepsbias verergeren. Dit gebeurt vooral bij mensen die sterk geïdentificeerd zijn
met hun subgroepidentiteit.
, Het Dual Identity Model biedt een alternatief door groepsleden toe te staan hun
oorspronkelijke, positief onderscheidende identiteiten te behouden terwijl ze
tegelijkertijd een overkoepelende identiteit aannemen die hen in staat stelt leden van
andere groepen niet als vijandig te zien. Dit model heeft aangetoond
intergroepsrelaties te verbeteren en sociale verandering te bevorderen.
Politicised Identities and Solidarity
Politicised group identification speelt een belangrijke rol in het bevorderen van
solidariteit tussen historisch bevoordeelde en benadeelde groepen en stimuleert
politieke mobilisatie om de status quo uit te dagen. Het Social Identity Model of
Collective Action (SIMCA) stelt dat identiteit zowel een directe als indirecte
voorspeller is van collectieve actie.
Ingroup-identificatie, vooral in haar gepolitiseerde vorm, voorspelt direct collectieve
actie en indirect via een gevoel van groep gebaseerde woede of onrechtvaardigheid en
groepsdoeltreffendheid.
Politicised group identification kan ontstaan door geschonden morele overtuigingen
over sociale gelijkheid, vooral onder leden van bevoordeelde groepen. Het afwijzen
van onrechtvaardigheid en ongelijkheid leidt tot collectieve actie en solidariteit,
voorafgegaan door het gevoel van "wie we zijn" en "wat we niet zullen tolereren."
Het aanmoedigen van identificatie met een gepolitiseerde of op meningen gebaseerde
groep is belangrijk omdat deze identiteiten mensen helpen een gemeenschappelijke
zaak te vormen op basis van gedeelde meningen of de behoefte aan verandering.
Commitment aan deze groepen is een sterkere voorspeller van actie dan categorie-
groepslidmaatschappen.
Normative Conflict and Collective Action
Normatief conflict kan fungeren als een oproep tot actie voor degenen die al toegewijd
zijn aan een zaak. Wanneer mensen het gevoel hebben dat de huidige normen niet
overeenkomen met hun eigen morele overtuigingen, kan dit hen aanzetten tot actie om
deze ongelijkheid aan te kaarten.
Het uitspreken van deze ongelijkheid kan interpersoonlijke discussies op gang brengen
over de geschiktheid van sociale veranderingsacties en de vorming van nieuwe
groepen stimuleren die nieuwe normen ontwikkelen gebaseerd op gedeelde ideeën
voor verandering.
Gestructureerde intergroepscontacten kunnen helpen om consensus te bereiken over
normen voor intergroepsgedrag en -behandeling.
Hoofdstuk 3
Forms of solidarity – to who do we owe
Bayertz (1999) onderscheidt vier vormen van solidariteit en bespreekt daarbij wat solidariteit
inhoudt en wie erbij betrokken zijn:
1. Menselijke solidariteit (Human solidarity)
Beschrijving: Dit type solidariteit richt zich op de banden tussen mensen, vaak
gebaseerd op natuurlijke grondslagen zoals familiebanden en
bloedverwantschap.