Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
Klein Vaarbewijs 2
Klein Vaarbewijs 2
Les 5
5.1 Inleiding
5.2 Coördinaten en koersen
5.3 Van KK naar GrK
5.4 Van GrK naar KK
5.5 Deviatie en lichtenlijn
Les 6
6.1 Peilingen
6.2 Constructies GrK-KK
6.3 Constructies KK-GrK
6.4 Sectorlicht en overage berekeningen
Les 7
7.1 Schip en zeekaart
7.2 Maritiem betonningsstelsel-systeem-A
7.3 Getijden
7.4 Meteorologie
Les 8
8.1 SRW (Scheepvaartreglement Westerschelde)
1
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
Klein Vaarbewijs 2
Les 5
5.1.1. Inleiding
Lengtecirkels = meridianen = even lange lijnen van Noordpool tot Zuidpool, lopen 180
graden naar Oost en 180 graden naar West, met Greenwich = 0 graden.
Breedtecirkels = parallellen = worden naar de polen toe steeds kleiner en lopen tot
maximaal 90 graden Noord en Zuid, met evenaar = 0 graden.
Cirkel verdeeld in 360 graden en graad is verdeeld in 60’, 60 minuten.
Mercatorprojectie = hoeken op kaart even groot als in werkelijkheid en koerslijn op kaart is
rechte lijn.
Maatvoering:
o Lengtemaat; 1 graad van lengtecirkels = 60 min, waarbij 1 minuut = 1 zeemijl (M) =
1852m.
o Afstand = verheid.
o Snelheid: 1 knoop = 1 zeemijl/uur = 1,852 km/h.
Meetinstrumenten:
o Log: meet snelheid waarmee je door water vaart en geeft aan hoeveel mijl je door
het water hebt afgelegd.
o Global Positioning System (GPS): werkelijke snelheid en afstand.
Werking via netwerk van 32 satellieten in 6 elliptische banen rond aarde.
Positie bepalen door afstand te berekenen, minstens vanaf 4 satellieten.
Waypoint = geografische positie die je kunt opslaan in GPS.
Gegevens invullen:
Kaartdatum (legenda, meestal WGS 84)
Eenheid afstand (km of M).
Eenheid snelheid (km/h of M/h).
Tijdzone (NL=MET).
Afkortingen:
o XTE = Cross Track Error: afwijking koerslijn.
o COG = Course Over Ground: werkelijke koers.
o SOG = Speed Over Ground: werkelijke snelheid.
o DST = Distance = afstand tot volgende waypoint.
o ETA = Estimated Time of Arrival: verwachte aankomsttijd.
Elektronische plotters en digitale kaarten.
Let op; zeemijlen worden op de officiële zeekaarten afgepast langs de staande kaartrand. 1 knoop =
1 zeemijl/uur, 1 zeemijl = 1 minuut = 1,852km.
5.2.1. Coördinaten en koersen
Coördinaten bepalen: met passer van cirkel naar dichtstbijzijnde horizontale en verticale lijn,
vervolgens naar kaartrand met eenheden.
Koers = richting
o Magnetisch kompas geeft kompaskoers (KK).
o GPS geeft grondkoers (GrK) = exact de werkelijkheid.
o Grondkoers uit de kaart halen: met plotter liniaal precies langs punt 1 en punt 2, dan
kompasroos draaien met Noord precies recht omhoog (zoek een hulplijn op de
kaart), plotter oppakken en grondkoers aflezen.
5.2.2. Koersen en eindpunt
2
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
Koers in de kaart zetten: GPS geeft een grondkoers aan en je vaart bij een bepaalde boei A.
Prik potlood in boei A, zet de kompasroos in plotter op 190 graden, schuif plotter zodat N
precies naar boven wijst (gebruik hulplijn), met potlood een lijn langs plotter naar beneden.
Eindpunt berekenen: je vaart bij punt 1 met grondkoers van 260 graden en snelheid van 4
knopen (4 knopen = 4 mijl per uur), geen stroom en geen wind. Dan vanuit punt 1
grondkoerslijn tekenen, afmeten hoeveel 4 zeemijl is (4 zeemijl = 4 min), deze afstand en de
passer gebruiken om punt 2 te vinden vanaf punt 1. Coördinaten van punt 2 uitrekenen.
5.2.3. Koerscorrecties: afwijkingen van kompaskoers door werkelijke grondkoers
Deviatie: vast opgestelde stuurkompas op een stalen schip wijst niet exact naar magnetische
noorden, maar heeft afwijking door het (magnetische veld van het) staal. Afwijking
afhankelijk van voorliggende kompaskoers. Door ijken is de deviatie vast te leggen in
deviatietabel/stuurtafel. Bij polyester schepen is deviatie gering, geen tabel aangegeven,
dan aanname deviatie = 0.
Variatie: geografische (ware) noordpool is stabiel, maar magnetische noordpool verandert
en afhankelijk van plaats op aarde. Aangegeven op de kaart, als West(-) of Oost(+).
Drift: invloed van wind. Wind benoemd naar richting waar het vandaan komt.
Stroom: invloed van stroomrichting en stroomsnelheid. Stroom benoemd naar richting waar
het naartoe gaat.
Miswijzing = deviatie + variatie. Bij handpeilkompas is deviatie onbekend, dan aanname 0.
Afwijking + met klok mee, naar rechts.
Afwijking - tegen klok in, naar links.
5.3.1. Van kompaskoers naar grondkoers
Afkortingen:
o KK = kompaskoers = koers volgens stuurkompas schip.
o dev. = deviatie = hoek tussen magnetische noorden en kompasnoorden.
o MK = magnetische koers = koers volgens stuurkompas zonder afwijking door staal op
schip.
o WK = ware koers.
o drift = afwijking veroorzaakt door wind.
o BWK = behouden ware koers.
o stroom = afwijking veroorzaakt door stroom.
o GrK = grondkoers = rechte lijn die je op de kaart tekent van punt 1 naar punt 2 en
ook de koers die GPS aangeeft (course over ground).
o miswijzing = hoek tussen kompaskoers en ware koers = deviatie + variatie.
o log = kilometerteller boot (snelheid en afstand door water).
o zeemijl: 1 minuut = 1852m
o knoop: 1 zeemijl per uur.
Koersformule:
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
Let op;
Teken cirkel met daarin koers boot en invloed wind en stroom.
Dan bepalen of wind en stroom + of – zijn.
Deviatie uit tabel halen en stroom uit opdracht halen of berekenen met constructie.
Gebruik tabel met KK DEV MK VAR WK DRIFT BWK STROOM GRK
5.4.1. Van grondkoers naar kompaskoers
3
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
Andersom rekenen. Begin en eindpunt bekend, want je weet waar je heen wilt. Lijn op kaart zetten,
dat is de grondkoers. Tabel invullen met informatie en uitkomst is de te varen kompaskoers.
Voorbeeld: grondkoers van 210 graden, de wind west, de drift 10 graden, variatie is 2 graden west.
Geen stroom. Zie deviatietabel.
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
218 +4 222 -2 220 -10 210 0 210
Let op; deviatie pas te bepalen als MK bekend is.
5.5.1. Lichtenlijn en berekeningen
Met behulp van lichtenlijn zelf deviatie stuurkompas controleren.
Lichtenlijn op kaart = WK = ware koers. Deviatie berekenen en vergelijken met eigen
stuurtafel (uniek per schip).
Stuurkompaskoers = KK.
Handpeilkompas: geen deviatietabel/stuurtafel mogelijk, omdat dit kompas niet vast
opgesteld staat. Aanname deviatie = 0.
Gegist bestek en gegiste positie:
o Gegist bestek: elk uur koers en snelheid op kaart tekenen.
o Gegiste positie: obv gegist bestek bepalen waar je denkt te zijn.
Voorbeeld: lichtenlijn van 37 graden =WK, variatie van -2, stuurkompas zegt 42 graden. Deviatie dus
-3.
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
42 ? 39 -2 37
Let op; richting lichtenlijn = ware koers = WK.
Les 6
6.1.1. Peilingen
Peiling: momentopname, peilen om na te gaan waar je bent, bij voorkeur kruispeiling met
twee punten die elkaar in 90 graden snijden.
Wind en stroom spelen geen rol, deviatie + variatie wel.
Koersformule voor peilingen:
o KP = kompaspeiling.
o Dev = deviatie, afhankelijk van koers en niet van kompaspeiling.
o MP = magnetische peiling.
o Var = variatie.
o WP = ware peiling.
KP dev. MP var. WP
Deviatie + variatie (=miswijzing) veranderen niet, dus zelfde als:
KP miswijzin WP
g
Gegiste positie verbeteren, dan bij peilen noteren:
o Afgelezen kompaspeilingen.
o Tijd.
o Logstand.
o Peilen d.m.v. stuurkompas: dan ook deviatie van voorliggende koers erbij.
Samenvatting peiling: je meet met stuurkompas punt A en punt B en voorliggende
kompaskoers is bekend. Kompaspeiling van punt A en punt B in formule zetten. Deviatie
pakken uit tabel van voorliggende kompaskoers. MP berekenen. Variatie is bekend. WP
4
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
berekenen. Vanaf punt A en punt B de WP tekenen. Kruispunt van deze twee lijnen = punt
waar je je bevindt. Coördinaten berekenen.
Let op; omdat peiling moment opname is, veranderen deviatie en variatie niet. Deviatie gebruiken
van voorliggende koers. Als je peilt d.m.v. stuurkompas dan moet je dus voorliggende koers weten.
6.2.1. Berekening positie, snelheid en kompaskoers
Afwijking stroom: BWK vinden door constructie met stroomrichting en stroomsnelheid.
Grondkoers = lijn van locatie 1 naar locatie 2.
Punt A: richting stroom in graden tekenen en dan snelheid stroom gebruiken (0,6 knopen =
0,6 minuut).
Punt B: vanaf punt A de snelheid van de boot door het water (2,5 knopen = 2,5 minuut)
tekenen naar de lijn van locatie 1-locatie2.
BWK = behouden ware koers = lijn punt A naar punt B, plotter op deze lijn met noord recht
naar boven, graden aflezen.
GrK en BWK invullen in tabel. M.b.v. drift, var en dev de kompaskoers berekenen.
6.2.2. Berekening kompaskoers en aankomsttijd
Van grondkoers naar kompaskoers.
Afstand A-B = BWK = waar je na een uur bent. Afstand vergelijken met minuten, 2 min dus 2
knopen. Dit is snelheid over de grond.
Volledige afstand locatie 1 tot locatie 2 = 2,4 knopen.
Tijd = afstand / snelheid.
Tijd = 2, = 1,2 uur.
Kloktijd: 1,2 uur = 72 min, dus 1 uur en 12 min. 09:00 vertrokken, dus aankomst = 10:12.
6.2.3. Berekening kompaskoers, snelheid en aankomsttijd
Voorbeeld: 13:00u vaar je in lichtenlijn 191 graden. Van boei MH6 naar T12. Wind is NW,
drift 6. Snelheid door water is 5 knopen. Stroom richting 260 graden met snelheid van 1,2
knopen.
GrK: teken lijn van boei MH6 naar T12, 31 graden.
Stroom: vind BWK mbv constructie (260 graden + 1,2 knopen).
o Teken lijn in 260 graden.
o Teken afstand op die lijn van 1,2 min.
o Dit is punt A.
Snelheid door het water = 5 knopen. Teken 5 min vanaf punt A naar GrK. Dit is punt B.
Lijn A-B is de BWK. Vul in tabel de BWK in.
Drift: teken cirkel met lijn boot van 31 graden en de wind. +6.
Variatie: -2 West.
Deviatie: via MK bepalen, uit tabel halen.
Kompaskoers?
KK Dev MK Var WK Drift BWK Stroom GrK
40 -3 37 -2 35 +6 41 Constructi 31
e
Snelheid over de grond?
o Snelheid over de grond is de afstand van vertrekpunt boei MH6 tot punt B (daar ben
je na een uur). Lengte is 4,1 minuut, 4,1 mijl in een uur, dus 4,1 knopen.
Tijd van aankomst?
o Snelheid over de grond = 4,1 knopen
o Afstand van boei MH6 naar T12 = 5,0 minuten, 5,0 mijl.
5
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
o Tijd = afstand/snelheid = 5,0/4,1 = 1,22 uur.
o 1,22 x 60 = 73 minuten.
o Vertrektijd = 13:00u.
o Aankomsttijd = 14:13u.
6.3.1. Berekening grondkoers en positie
Gegevens positiecoördinaten, kompaskoers, en stroom bekend. In tabel van kompaskoers
naar BWK berekenen.
BWK in de kaart tekenen vanaf coördinaten gegeven positie.
Snelheid door het water vanaf vertrekpunt aangeven, dit wordt punt A (zonder stroom zou
je hier zijn na een uur varen).
Vanuit punt A de stroom richting tekenen en op deze lijn de afstand van de stroomsnelheid
aangeven. Dit is punt B.
Door de stroom ben je niet in punt A, maar in punt B uitgekomen.
Lijn van vertrekpunt naar punt B = GrK.
6.3.2. Berekening positie, grondkoers en snelheid
Voorbeeld: Veerhaven verlaten (53 gr 0’ N en 4 gr 47’ E) om 10:00u passeren boei T6/MK1.
Koers richting Helsdeur. Wind NW, drift 8. Kompaskoers 250 graden en log snelheid van 4
knopen. Stroom richting 90 graden en stroom snelheid 1 knoop.
KK Dev MK Var WK Drift BWK Stroom GrK
250 +3 253 -2 251 -8 243 Constructi 235
e
Positie om 11:00u? Teken BWK van 243 graden en snelheid door het water van 4 knopen. Dit
is punt A. Teken vanuit punt A de stroomrichting van 90 graden en 1 mijl hier vanaf is punt B.
Coördinaten punt B is waar je na een uur bent aangekomen door de stroom.
Grondkoers? Lijn van punt B naar vertrekpunt is de GrK. De richting van deze lijn bepalen
met plotter.
Snelheid? Afstand van vertrekpunt naar punt B is de werkelijke afstand die is afgelegd. De
lengte van deze lijn is 3,2 min, dus 3,2 mijl in een uur. Dus snelheid was 3,2 knopen.
Let op;
1. Bij grondkoers (GrK op de kaart) naar kompaskoers (KK op je kompas op de boot) zet je de
stroom bij het vertrekpunt.
2. Bij kompaskoers (KK op je kompas op de boot) naar grondkoers (GrK op de kaart) zet je de
stroom bij het eindpunt.
6.4.1. Sectorlicht en andere berekeningen
Sectorlicht is lichtbaken dat alleen vanuit bepaalde hoek te zien is. Kleur verandert van licht,
afhankelijk van richting waaruit het wordt waargenomen. Hooggeplaatst en groot bereik.
Lichtlijnen met aantal graden aangegeven op de kaart.
Lichtkleuren: wit (geel op de kaart), rood of groen.
Belangrijke oriëntatiepunten, vooral voor ’s nachts.
Les 7
7.1.1. Kaart en kaartsymbolen
Schip:
o Groot = >20m.
o Knikspant (rustig water), multiknikspant en rondspant (golven).
6
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
o Uitrusting: juiste verlichting, toeter, anker, zeereling, lenspomp, goede afsluiters,
reddingsvesten, brandblusser.
Zeekaart:
o Bebouwing, herkenbare objecten.
o Getijden, stromen.
o Haven.
o Betonning en bebakening.
o Grenzen, gebieden.
o Kunstwerken/waterbouwkundige werken.
o Lichten, mistsein.
o Radio- en radarstations.
o Lodingen, dieptelijnen.
o Vaarwegen, routering.
o (Productie)platforms, meetopstellingen.
o Wrakken, obstructies.
1800-serie = officiële zeekaarten voor kust- en binnenwateren, wordt elk jaar opnieuw
uitgegeven, veranderingen via Berichten aan Zeevarenden of Hydrografische Dienst.
Schaal en zeemijlen:
o Zeemijlen worden afgepast langs de staande kaartrand.
o Schaal bv 1:75000, dan 1 cm = 75000 cm = 0,75 km.
o 22 cm is in werkelijkheid 16,5 km.
o 16,5 km /1,852 = 9 mijl.
7.2.1. Laterale betonning: Maritiem betonningsstelsel-systeem-A
SIGNI-systeem = betonningssysteem voor het binnenwater: van berg naar zee, rode tonnen
aan stuurboord, rechteroever.
Maritiem Betonningsstelsel systeem-A = betonningssysteem voor zee: van zee naar land,
rode tonnen aan bakboord, linkeroever.
Tonnen liggen op dezelfde plaats, maar de ‘betonningsrichting’ (de vaarrichting) is
tegengesteld.
Scheidingstonnen: groen+rood = hoofdvaarwater.
Vaarwateren van gelijk belang:
o SIGNI: scheidingston met groen en rood.
o Maritiem: cardinale ton, zuidcardinaal, want veilig vaarwater op zuiden.
Andere betonning:
o Bijzondere betekenis; geel.
o Afzonderlijke gevaar; zwarte boei met rode horizontale streep en twee zwarte
bollen als topteken. Markeert afzonderlijke gevaar hieromheen bevaarbaar water.
o Verkenningston; rood-wit verticaal gestreepte bol.
Let op; SIGNI betonningsrichting van land naar zee en Maritiem betonningsrichting van zee naar
land.
Let op; vraag goed lezen; varen met boot stuurboord/bakboord of boei stuurboord/bakboord
houden.
7.2.2. Cardinale betonning: Maritiem betonningsstelsel-systeem-A
Cardinale betonning is markering die aangeeft waar obstakels zich bevinden. Boei geeft
veilige vaarwater aan.
Noord-cardinaal
o 12u, doorlopende lichten.
o Licht = VQ (very quick), lichtflits duurt kwartseconde.
7
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
o Punten omhoog; boven zwart onder geel (potlood).
Oost-cardinaal
o 3u, 3 flikkeringen.
o VQ (3) 5s: drie flitsen in periodecyclus van 5 sec (3 flitsen in 1,5 sec en dan 3,5 sec
niets).
o Punten van elkaar af; zwart-geel-zwart. Bovenste punt wijst omhoog, dus potlood,
dus zwart boven.
Zuid-cardinaal
o 6u, 6 flikkeringen en een long flash 9LFl)
o VQ(6) + LFl 10s: periode cyclus van 10 sec, 6 flitsen in drie sec en lange flits van 2 sec.
o Punt omlaag; boven geel onder zwart.
West-cardinaal
o 9u, 9 flikkeringen.
o VQ(9) 10s: 9 flitsen in 4,5 sec en dan 5,5 sec niets.
o Punten naar elkaar toe; geel-zwart-geel. West = wijffie = zandloperfiguur, bovenste
punt wijst omlaag, dus geel boven.
Naam Karakter Gebruik Betekenis
Snel flikkerlicht Reeks zeer korte Cardinale betonning Gevaar
VQ = Very Quick lichtflitsen (0.25 sec)
Flikkerlicht Reeks korte lichtflitsen Cardinale betonning Gevaar
Q = Quick (0.5 sec)
Schitterlicht Onderbroken licht, Cardinale betonning Gevaar
Fl = Flash korter aan dan uit (1
sec)
Schitterlicht Onderbroken licht, Cardinale betonning, Gevaar
LFl = Long Flash korter aan dan uit (2 zuid cardinaal
sec)
Isofaselicht Onderbroken licht, even Laterale betonning, rood Veilig vaarwater
Iso = ISOphase lang aan als uit of groen
Oc-licht Onderbroken licht, Laterale betonning, rood Baken
Oc = Occulting langer aan dan uit of groen
Vast licht Permanent brandend Havenhoofden Veilige haven
F = Fixed licht
7.3.1. Getijden algemeen
Getij heeft met name te maken met de aantrekkingskracht tussen aarde en maan.
In ruim een etmaal 2x hoogwater (HW = vloed) en 2x laagwater (LW = eb).
Horizontale getijdenbeweging: weten hoe snel en in welke richting het water stroomt.
Verticale getijdenbeweging: weten hoeveel het water stijgt of daalt.
o Springtij: HW heel hoog en LW heel laag. Twee dagen na vollemaan en na
nieuwemaan.
o Doodtij: HW minder hoog en LW minder laag. Twee dagen na halvemaan (=na eerste
kwartier en laatste kwartier).
o In 28 dagen 2x springtij en 2x doodtij. Informatie in HP33, Hydrografische Dienst.
o Verval: hoogteverschil tussen HW en LW. Hoe groter het verval, hoe sterker de
stromen.
o Wind: waterstanden afhankelijk van stand hemellichamen en wind. Invloed wind
niet te berekenen.
Aflandige wind = daling.
Aanlandige wind = stijging.
8
,Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
o Reductievlak: dieptes op kaart vanaf reductievlak = Lowest Astronomical Tide =
laagste astronomisch berekende tij. Was voorheen LaagLaagWaterSpring.
o Rijzing: dieptes die op kaart staan komen nooit onder LAT, dieper dan aangegeven,
veranderen continu. Tij zorgt voor rijzing boven reductievlak LAT.
o Relatie NAP-reductievlak (LAT):
Afstand NAP-LAT verschilt per haven.
NL: LAT altijd onder NAP.
In HP33 wordt rijzing per moment tov LAT aangegeven.
In getijtafels wordt rijzing tov NAP aangegeven.
o Actuele waterstand berekenen tussen HW en LW: verval regel 1/12. Tij verloopt in 6
uur van HW naar LW:
Uur 1: 1/12 van verval.
Uur 2: 2/12 van verval.
Uur 3: 3/12 van verval.
Uur 4: 3/12 van verval.
Uur 5: 2/12 van verval.
Uur 6: 1/12 van verval.
Verloop van het getij vanaf HW Waterstand boven reductievlak =
kaartdiepte = LAT
Uur 1 1/12 van verval HW – 1/12
Uur 2 2/12 van verval HW – 3/12
Uur 3 3/12 van verval HW – 6/12 = 1/2
Uur 4 3/12 van verval HW – 9/12/12
Uur 5 2/12 van verval HW – 11/12
Uur 6 1/12 van verval HW – 12/12 = LW
7.3.2. Getijden berekeningen
Berekenen rijzing:
o Springtij (volle of nieuwemaan) of doodtij (eerste of laatste kwartier)?
o HW of LW?
o Kaartdiepte? Waarbij streepje onder cijfer = bodem boven reductievlak
(droogvallend).
o Tekenen lijnen.
Horizontale lijn 1: reductievlak
Horizontale lijn 2: diepte, normaal onder reductievlak, behalve bij
droogvallend.
Horizontale lijn 3: rijzing, altijd boven reductievlak.
o Afstand tussen lijn 2 en 3 = werkelijke diepte.
o Vanaf welk tijdstip kun je veilig passeren?
Springtij of hoogtij?
Verval? Verschil tussen LW en HW.
Diepte? Bodem boven of onder LAT.
Rijzing? Start bij LW, dan rijzing LW en diepte vergelijken. Vanaf hier dit
verschil in diepte gebruiken in berekening.
Verval per uur? Verval / 12 en dan de rijzing uitrekenen per uur.
Benodigde diepte? Diepgang schip + eventuele speling.
Uitrekenen wanneer, hoeveel uur na LW, er voldoende diepte is om te
passeren.
Horizontale getijdenbewegingen:
9
, Samenvatting Klein Vaarbewijs 2 L. Koningen
o Stroomsterkte en verval: gaat om stroomsnelheid en stroomrichting. Te vinden in
stroomatlas, HP33.
o Stroomsterkte: wordt bepaald door verval. Groot verval bij springtij, dan sterkere
stromen.
o Stroomrichting: globaal vloedstroom naar noord en ebstroom naar zuid. In
stroomatlas nauwkeurig aangegeven. Detailatlas bevat 13 kaarten met informatie
over richting en snelheid van uur tot uur, voor, op en na HW.
o Stroomatlas: situatie op bepaald uur voor, op of na HW, dikke pijlen = veel stroom.
Vier cijfers; stroomsnelheid in knopen bij doodtij en springtij.
7.4.1. Meteorologie 1
Weersvoorspelling: verandering luchtdruk en windrichting.
Lage druk = slecht weer = krimpende wind = tegen wijzers van klok in.
Gemiddelde luchtdruk = 1013 hPa.
Mist = zicht < 1km.
Isobaren: lijnen met gelijke luchtdruk, dicht bij elkaar = veel wind.
Wind: stroomt van hoge druk naar lage druk, in noordelijk halfrond afwijking naar rechts, in
lage drukgebied spiraalt de wind linksom naar centrum toe.
Frontvlak = overgangszone tussen twee luchtsoorten.
Warmtefront = warme lucht lichter dan koude lucht (warme lucht hoog), warme lucht glijdt
over koude lucht en veroorzaakt bewolking (stratus) en langdurige motregen.
Koufront = kou dringt onder warme lucht, heldere lucht tussen buien door, stapelwolken,
west of noordwesten windstoten.
Depressie = passage van trog, veel buien en wind, krimpende wind, lagedrukgebied.
Front Kenmerken
Warmtefront Bij passage bewolkt en motregen
Koufront Bij en na passage heldere lucht, losse stapelwolken,
kortstondige buien, west tot noordwesten wind
7.4.2. Meteorologie 2
Windkracht
B Knope Omschrijving Zeegang Omschrijving Zee Engelse
F n Land Omschrijving
0 <1 Windstil Spiegelglad Stilte Calm
1 1-3 Zwakke wind Kleine golfjes Flauw en stil Light air
2 4-6 Zwakke wind Kleine korte golven Flauwe koelte Light breeze
3 7-10 Matige wind Hier en daar Lichte koelte Gentle breeze
schuimkopjes
4 11-16 Matige wind Golven iets langer, veel Matige koelte Moderate breeze
schuimkoppen
5 17-21 Vrij krachtige Overal schuimkoppen Frisse bries Fresh breeze
wind
6 22-27 Krachtige wind Kammen met schuim Stijve bries Strong breeze
7 28-33 Harde wind Schuimstrepen Harde wind Near gale
8 34-40 Stormachtige Kammen beginnen te Stormachtige wind Gale
wind breken
9 41-47 Storm Rollers/schuim Storm Strong gale
1 48-55 Zware storm Zware rollers Zware storm Storm
0
1 56-63 Zeer zware Zeer hoge golven Zeer zware storm Violent storm
1 storm
1 >63 Orkaan Lucht vol schuim en Orkaan Hurricane
10