Samenvatting Hindoeïsme
In de uitgestrekte vlakten van het oude India bloeide de Indus Valley Civilization, een van de vroegste
beschavingen die uiteindelijk zou bijdragen aan de fundamenten van het Hindoeïsme. De komst van de
Āryans rond 1500 v.Chr. introduceerde de Veda's, de oudste heilige teksten in de Sanskriet taal, die
hymnen en rituelen bevatten ter ere van Vedic deities zoals Indra, Agni, en Soma. Deze teksten,
onderdeel van de sruti (geopenbaarde teksten), vormden de basis van de Vedic rituals die kosmische orde
en voorspoed moesten waarborgen. De Vedische rituelen omvatten het zingen van hymnen uit de Rg
Veda – de oudste vier Veda’s – waarvan de recitatie specifieke trillingen produceert die worden geacht
gunstige en zuiverende effecten te hebben. Deze rituelen zijn bedoeld om de harmonie tussen de mens en
de kosmische orde te bevorderen.
In deze vroege periode ontwikkelde zich een complex sociaal systeem, het caste system, waarbij mensen
werden ingedeeld in verschillende varna's op basis van hun afkomst en beroep. Onderaan deze hiërarchie
bevonden zich de Dalits, of Untouchables, die vaak werden buitengesloten en gediscrimineerd.
Centraal in de Vedische religie is het concept van Brahman, de ultieme, onpersoonlijke realiteit die alle
dingen doordringt. Het individuele zelf of de ziel, bekend als ātman, wordt gezien als identiek aan
Brahman in de filosofie van de Upaniṣads. Deze Upaniṣads, filosofische geschriften die deel uitmaken van
de sruti, verkennen diepgaande concepten zoals de eenheid van ātman en Brahman.
In de loop der tijd ontstonden er verschillende spirituele paden en praktijken binnen het Hindoeïsme.
Yoga, een systeem van fysieke, mentale en spirituele oefeningen, werd ontwikkeld om eenheid met het
goddelijke te bereiken. Verschillende vormen van yoga ontstonden, zoals jñāna yoga (het pad van
kennis), Bhakti yoga (het pad van toewijding), en Kundalinī yoga (het opwekken van latente spirituele
energie).
Bhakti, of toewijding aan een persoonlijke god, werd een prominente vorm van religieuze expressie.
Deze toewijding werd vaak gericht op goden zoals Viṣnu, de beschermer, en Śiva, de vernietiger en
transformer. De Bhagavad Gita, een heilig geschrift binnen de Mahābhārata, legt belangrijke leringen
van Bhakti en andere yogische paden uit via een dialoog tussen prins Arjuna en de god Kṛṣna, een avatar
van Viṣnu.