Deze samenvatting is bevat letterlijk alle stof die je hoeft te weten voor het vak psychologie, inclusief alle problemen en alle hoorcolleges. Je hoeft verder echt geen boeken te kopen/lezen als je dit koopt.
Ik heb het tentamen al gehad en het ging heel erg goed met deze stof.
Ik doe de stu...
Samenvatting van alle problemen (1-6) aan de hand van de werkgroepuitwerkingen, en de
hoorcolleges.
Succes!
Inhoudsopgave
Probleem 1: Biopsychologie........................................................................................................................... 6
, LD 1: Wat zijn neuronen en neurotransmitters en wat is de relaties tussen neuropsychologie,
neurotransmitters en antisociaal gedrag?...........................................................................................................6
LD 2: Hoe werken hormonen en wat is de relatie tussen hormonen en antisociaal gedrag?............................10
LD 3: Wat is het zenuwstelsel en wat is de relatie tussen hartslag en huidgeleiding en antisociaal gedrag?...13
Het zenuwstelsel.......................................................................................................................................... 13
LD 4: Wat is de functie van de cerebrale cortex en de hersenstructuren?.........................................................16
De cerebrale cortex (hersenschors: buitenkant van de hersenen binnen de schedel) (cerebraal=wat met de
hersenen te maken heeft & cortex= schors: buitenlaag): de ‘denkhoed van de hersenen’. Het is de officiële
naam voor de hersenen bij elkaar als massa (=een bij elkaar horend geheel)................................................16
Kwabben van de cerebrale cortex................................................................................................................ 17
Subcorticale structuren In de vier hersenkwabben zijn daarnaast specifieke onderdelen, ook wel subcorticale
structuren, te onderscheiden. Deze nemen deel aan zelfbewustzijn, leren, emotie, beweging, communicatie,
onderdrukking van impulsen en de regulering van lichaamstoestanden. Ze worden subcorticaal (=onder de
cortex) genoemd omdat ze onder de hersenschors liggen.............................................................................18
De hersenstam is het onderste deel van de hersenen dat vitale functies regelt, zoals ademhaling en hartslag,
en dient als een verbindingsweg tussen de hersenen en het ruggenmerg.....................................................19
Bestaat uit:................................................................................................................................................ 19
Medulla (oblongata): gebied in de hersenstam dat de ademhaling en de hartslag controleert. De sensorische
en motorische zenuwbanen die de hersenen met het lichaam verbinden, kruisen elkaar in de medulla.
Medulla oblongata betekent letterlijk ‘verlengd (ruggen)merg’ (merg= zachte, binnenste delen van organen).
.................................................................................................................................................................... 19
Pons: regelt de hersenactiviteit tijdens de slaap en reguleert dromen. Zorgt ervoor dat de linker- en
rechterkant van de hersenen met elkaar verbonden zijn (pons=brug). kapot = coma ...................................19
Formatio reticularis/rerticular formation (=netwerkstructuur): de kern van de hersenstam. Een groep draden
en vezels die stimulaties door de hersenstam laten lopen (heen en terug). Is betrokken bij slapen en waken
(=staat van bewustzijn en alertheid van een persoon wanneer die wakker is). Bij ernstige ongelukken kan
iemand niet meer uit zijn coma ontwaken als er schade is aan de formatio reticularis..................................19
LD 5: Wat is de relatie tussen de orbitale, anterieure cingulate en de prefrontale cortexen en antisociaal
gedrag? Orbitale (=oogkas: oapening in de schedel waar het oog in ligt) cortex: Dit is een deel van de
hersenen dat zich bevindt aan de voorkant van de frontale kwab en is betrokken bij het verwerken van
emotionele prikkels, besluitvorming en gedrag dat gerelateerd is aan beloningen en straffen.......................19
Anterieure (=voorzijde) cingulate cortex: Dit is een gebied van de hersenen gelegen aan de binnenkant van de
frontale kwab en is betrokken bij het reguleren van emoties, aandacht, conflictmonitoring en het nemen van
beslissingen die te maken hebben met beloning en pijn....................................................................................19
Prefrontale (=voorste deel frontale kwab) cortex: Dit is het voorste deel van de frontale kwab van de
hersenen en speelt een cruciale rol bij hogere cognitieve functies zoals planning, redenering,
impulsbeheersing, sociaal gedrag en het nemen van beslissingen. Het is ook betrokken bij het verwerken van
informatie uit andere delen van de hersenen om doelgericht gedrag te reguleren..........................................19
2
, LD 6: Wat is de relatie tussen de amygdala en antisociaal gedrag?..................................................................20
LD 7: Wat is de relatie tussen grijze stof en antisociaal gedrag?......................................................................20
LD 8: Wat is de relatie tussen elektrische activiteit en antisociaal gedrag?......................................................21
Probleem 2: Sociale Invloed................................................................................................................................22
LD 1: Welke verklaringen zijn er voor sociale beïnvloeding?..............................................................................22
LD 1a: Waarom passen mensen hun gedrag aan dat van anderen? (Conformeren).........................................24
LD 1b: Waarom zijn mensen gehoorzaam aan autoriteit? (Obedience)............................................................26
LD 1c: Waarom helpen mensen anderen niet als zij zich in een hulpbehoevende situatie bevinden?
(Omstanderseffect).............................................................................................................................................27
LD 1d: Waarom gaan mensen in op (vreemde) verzoeken van anderen? (Compliance)..................................30
LD 1e: Waarom gedragen mensen zich anders in groepen? Of: hoe werken groepen samen?........................30
Probleem 3: Ontwikkelingspsychologie........................................................................................................ 32
Continuïteit en stadia.........................................................................................................................................33
Stabiliteit en verandering...................................................................................................................................33
LD 1: Hoe verloopt de hechting van een kind?...................................................................................................34
Temperament (patronen) van kinderen = hoe ze met de omgeving omgaan....................................................36
ACE en gezondheid...................................................................................................................................... 46
ACE en drugsgebruik.................................................................................................................................... 46
ACE en mentale gezondheid......................................................................................................................... 46
ACE en gedragsproblemen (vooral hier link ACE en antisociaal gedrag).........................................................46
ACE en verdere uitkomsten (vooral hier link ACE en antisociaal gedrag).......................................................47
Probleem 4: Leren........................................................................................................................................ 48
, LD 2: Wat zijn praktische toepassingen van klassiek conditioneren?................................................................53
LD 3: Hoe werkt/werken de verschillende vormen van operante conditionering?............................................55
Primaire en secundaire bekrachtigers Primaire bekrachtigers = een bekrachtiger (zoals voedsel of seks) die
een biologische waarde heeft voor het organisme. Geconditioneerde of secundaire bekrachtiger = stimulus
(zoals geld) die zijn bekrachtigende waarde krijgt door een aangeleerde associatie met een primaire
bekrachtiger (met geld kan je voedsel kopen) (ook: token economy)............................................................56
Door dit onderscheid komt een subtieler punt aan het licht: operante conditionering is geen zuivere vorm
van leren; dit type conditionering heeft een biologische basis (dus nature en nurture). Dit verklaart onze
ingebouwde voorkeur voor bepaalde beloningen, waarbij fabrikanten van junkfood met hun zoete en vette
eetwaren op inspelen.................................................................................................................................. 56
praktische toepassingen van operante conditioneren......................................................................................58
Redenen waarom straf niet effectief is......................................................................................................... 59
LD 4: Wat is het verschil tussen klassieke en operante conditionering?............................................................59
LD 5: Hoe leren mensen door imitatie van rolmodellen?...................................................................................60
Een film waar de volwassene aangemoedigd werd, de kinderen imiteerden vaak het agressieve gedrag.......62
Een film waar de volwassene gestraft werd, de kinderen imiteerden minder vaak het agressieve gedrag......62
Een film waar de volwassene niet te maken had met consequenties, de kinderen imiteerden vaak het
agressieve gedrag...............................................................................................................................................62
Probleem 5: Stoornissen.............................................................................................................................. 63
LD 1: Wat is een psychische stoornis en hoe wordt deze vastgesteld?..............................................................63
LD 2: Welke stoornissen kunnen onderscheiden worden?.................................................................................67
A) Meest relevante stoornissen.....................................................................................................................67
B) Overige stoornissen....................................................................................................................................75
Hoe zijn de relevantste genoemde stoornissen mogelijk gerelateerd aan daderschap?...................................78
LD 3: Hoe speelt empathie een rol bij delinquentie? Artikel Minet de Wied- Over empathie en disruptieve
gedragsstoornissen *disruptief = verstorend/ontregelend (verstoort hier de normale sociale interacties en
gedrag)...............................................................................................................................................................79
Probleem 6: Emoties & stress....................................................................................................................... 81
LD 1: Wat zijn emoties en welke emoties zijn er?...............................................................................................81
Responsen die worden geassocieerd met emotie.........................................................................................81
De kegel van Plutchik (tweedimensionaal) (ook wel emotiewiel van Robert Plutchik).................................84
Verschillende psychologen verschillen van mening over het aantal emoties, maar er ligt een centraal idee
achter hun verschillen:...................................................................................................................................84
- Wij hebben een beperkt aantal elementaire emoties, die zich kunnen vermengen tot een groter aantal
secundaire emoties........................................................................................................................................84
Universele expressie van emoties..................................................................................................................84
Het beheersen van emoties.......................................................................................................................... 87
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper brittvzx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,16. Je zit daarna nergens aan vast.