Rekenen in de gezondheidszorg
Oplossen en verdunnen
Oplossen
Je moet 10 l glucoseoplossing 0,1% maken.
Hoeveel gram glucose heb je nodig?
o 0,1% 0,1 gram per 100 ml
o 10L 10000ml
o 0,1 x 100 = 10
Verdunnen
Je beschikt over waterstofperoxide 3% en je moet 0,1 dl waterstofperoxide 2% maken.
Hoeveel ml waterstofperoxide 3% heb je nodig?
o 3/2 = 1,5
o 0,1 dl x 100 = 10 ml
o 10/1,5 = 6,666
Met hoeveel ml water moet je dit verdunnen?
o Je hebt 6,6666 ml waterstofperoxide 3%
o Je moet 10 ml
o Dus met 10-6,666 = 3,3 ml water
Zuurstoftoediening (2 vragen)
Aantal liter zuurstof = druk (in bar) x inhoud cilinder
Tijd berekenen door:
‘De firma die bij mevrouw Elferink de zuurstofcilinders aan huis bezorgt brengt telkens drie
cilinders van 10 liter. De cilinders zijn vol, er staat 200 bar op. Mevrouw Elferink gebruikt 1,5
liter zuurstof per minuut. ‘
Hoe lang kan mevrouw Elferink met deze cilinders toe?
o 10 x 200 = 2000 liter
o 2000 x 3 = 6000 liter in totaal
o 1,5 x 60 = 90 liter per uur
o 6000/ 90 = 66,66666667 uur
o 0,66666667 x 60 = 40 min
o 66 uur en 40 min.
Vochtbalans (2 vragen)
De vochtbalans is het verschil tussen de hoeveelheid vocht die iemand opneemt en de
hoeveelheid vocht die iemand uitscheidt.
De vochtbalans wordt altijd om 0.00 uur opgemaakt over de afgelopen 24 uur.
Positieve vochtbalans = er is meer vocht opgenomen dan uitgescheiden
Negatieve vochtbalans = meer vocht is uitgescheiden dan opgenomen.
De berekening van een vochtbalans gaat in ml.
Vochtbalans = opgenomen vocht – uitgescheiden vocht
Spuitpomp: 2.0 = 2 x 24 = 48 ml
1 ml = 20 druppels
Drain = uitscheiding
Tabel: (opgenomen + per os + per sonde) – (urine + retentie + drain)