Sport, Beleid en Management – Financiën Oefensommen + Uitwerking Periode 8
Bijeenkomst 1: Opstellen begroting, BTW en afschrijvingen
Belangrijke begrippen:
Aanschafwaarde (AW) = de waarde waar het ooit voor gekocht is exclusief BTW
Boekwaarde (BW) = aanschafwaarde – afschrijvingen tot dat moment -> de waarde waarvoor het in de boeken
staat
Afschrijvingen (AF) = de waardeverminderingen in die periode van een vaste activa
Restwaarde (RW) = waarde nadat het activum is afgeschreven in de daarvoor geldende periode
Normale afschrijvingsperiodes in het bedrijfsleven:
Auto's vijf jaar met restwaarde
Grond niet
Gebouwen 30 jaar
Verbouwingen 10-15 jaar
Inventaris 5-10 jaar
Computers 2 jaar
Opgave 1
Een auto heeft een aanschafwaarde van 15.000,-. Het wordt lineair afgeschreven in 3 jaar, zonder restwaarde.
Wat is het afschrijvingspercentage? 33,33%
Opgave 2
Stel nu dat je de auto van 15.000,- afschrijft in 3 jaar met een 33,1/3% van de boekwaarde. Wat is de restwaarde
na 3 jaar?
15.000/3 = 5000 (33 1/3%) afschrijving 1e jaar -> 15.000 – 5.000 = 10.000 (Begin Boekwaarde tweede jaar)
10.000/3 = 3333,33 (33 1/3%) afschrijving 2e jaar -> 10.000 – 3333,33 = 6666,67 (Begin boekwaarde derde jaar)
6666,67/3 = 2222,22 (33 1/3%) afschrijving 3e jaar -> 6666,67 – 2222,22 = 4444,45
Restwaarde = 4444,45
Opgave 3
Gegevens staan in de volgende tabel
Ballen klein 95.000,00
A) Welke kosten zijn indirect?
Ballen groot 125.000,00
Afschrijving, huur, salaris magazijn,
220.000,00 administratie en start subsidie
Inkoop klein 48.000,00
Inkoop groot 75.000,00 B) Welke kosten zijn direct?
123.000,00 Inkoopkosten (ballen groot en klein), marketing,
Verkoop resultaat 97.000,00 vervoer verkoop.
Afschrijving 3.000,00 C) Wat is de BTW afdracht voor het bedrijf?
Huur 39.000,00 Gegeven is dat van de algemene kosten alleen
Marketing Pr 9.500,00 de huur en marketing met BTW zijn belast. De
Salaris magazijn 7.500,00 verkoop en inkoop zijn volledig belast met BTW.
Vervoer verkoop 10.000,00 Percentage BTW = 21%
Administratie 17.500,00
Start subsidie -2.500,00 Over welke artikelen moet er BTW worden
betaald?
Bedrijfskosten 83.500,00 - Ballen (betalen btw)
- Inkoop (ontvangen btw)
Bedrijfsresultaat 13.500,00 - Huur (ontvangen btw)
- marketing (ontvangen btw)
-> overal zit 21% btw op
Ballen klein: 95000 x 0.21 = 19.950
Ballen groot: 125.000 x 0.21 = 26.250
Inkoop klein: 48.000 x 0.21 = 10.080
Inkoop groot: 75.000 x 0.21 = 15.750
Huur: 39.000 x 0.21 = 8.190
Markering: 9.500 x 0.21 = 1.995
Betalen BTW = 19.950 + 26.250 = 46.200
Ontvangen BTW = 10.080 + 15.750 + 8.190 +
1.995 = 36.015.
Afdracht BTW = Betalen btw – Ontvangen btw
Afdracht BTW = 46.200 – 36.015 = 10.185
, Opgave 4
Aanschaf van roeimachines en loopbanden voor totaal 10.000,-
Inschatting is dat de apparatuur 6 jaar meegaat en daarna een restwaarde heeft van 1.000,-
a) Bereken de afschrijving per jaar wanneer er met een vast bedrag per jaar gerekend wordt
-> Lineaire afschrijving (met hetzelfde bedrag)
10.000 – 1.000 = 9.000 (begin boekwaarde jaar 1)
9. = 1500
Per jaar wordt er 1500 euro afgeschreven
b) Wat is de boekwaarde na 3 jaar en 9 maanden?
10.000 – 1500 = 8500 (na 1 jaar)
8500 – 1500 = 7000 (na 2 jaar )
7000 – 1500 = 5500 (na 3 jaar)
1500 x 0.75 = 1125 (3/4 jaar = 9 maanden)
5500 – 1125 = 4375 (na 3 jaar en 9 maanden)
Opgave 5
Gegevens
Product Aanschafwaarde Jaarafschrijving Restwaarde?
Computers 2.000,00 2 jaar Geen restwaarde
Inventaris 10.000,00 5 jaar Geen restwaarde
Bedrijfsauto 22.000,00 5 jaar 3.000,00
a) Bereken de afschrijvingen in het eerste jaar wanneer de afschrijvingen lineair worden berekend.
Computers: 2.000, jaar = 1.000 per jaar
Inventaris: 10.000, jaar = 2.000 per jaar
Bedrijfsauto: 22.000,00 – 3.000,00 = 19.000,00 -> 19.000, jaar = 3.800 per jaar
b) Bereken de boekwaarde aan het einde van het 2e jaar van alle drie de activa.
Computers -> 2.000 – 1.000 = 1000 (Einde boekwaarde jaar 1)
1.000 – 1.000 = 0 (Einde boekwaarde jaar 2)
Inventaris -> 10.000 – 2.000 = 8.000 (einde boekwaarde jaar 1)
8.000 – 2.000 = 6.000 (einde boekwaarde jaar 2)
Bedrijfsauto -> 22.000 – 3.800 = 18.200 (einde boekwaarde jaar 1)
18.200 – 3.800 = 14.400 (einde boekwaarde jaar 2)
Opgave 6
Meneer Molenaar heeft voor 120 euro aan boodschappen gedaan. Op de boodschappen zit een BTW percentage
van 9%.
a) Wat is het BTW bedrag?
(Bruto/100 + 21/9) x 100% = netto
X 21%/9% = BTW bedrag
(120/109) x 9 = 9.91
b) Wat is het Nettobedrag?
(Bruto/100 + 21/9) x 100% = netto
X 21%/9% = BTW bedrag
(120/109) x 100 = 110.09