Filosofie
HC 1 Standaardbeeld en empirisme
Descriptieve benadering = houdt zich bezig met wat er feitelijk is gebeurd, hoe theorieën zijn ontstaan
en geëvolueerd → Beschrijft wat er feitelijk is gebeurd in de wetenschap.
- Bijv. hoe theorie Q uit theorie P is voortgekomen (Evolutietheorie)
Voorbeeldvragen descriptieve benadering:
● Hoe is de evolutietheorie van Darwin ontstaan?
● Welke stappen zijn er genomen om de theorie van de relativiteit te ontwikkelen?
Normatieve benadering = richt zich op wat een goede theorie is, hoe wetenschappelijke kennis
gerechtvaardigd kan worden en hoe echte kennis te onderscheiden is van pseudokennis. Het bepaalt ook
wat een adequate wetenschappelijke verklaring is. → Geeft regels en normen voor wat goede
wetenschap zou moeten zijn
- Bijv. hoe wetenschappers experimenten zouden moeten uitvoeren om betrouwbare resultaten
te krijgen.
Voorbeeldvragen normatieve benadering:
● Wat maakt een theorie goed?
● Hoe kunnen we weten dat een wetenschappelijke uitspraak betrouwbaar is?
● Hoe kunnen we echte kennis onderscheiden van onbetrouwbare of valse kennis?
Common sense visie = wetenschap is een logische en systematische manier om kennis te verkrijgen,
gebaseerd op observaties en experimenten, en vrij van persoonlijke of maatschappelijke vooroordelen.
Voorwaarden common sense visie:
● Logische en feitelijke basis: Wetenschap moet gebaseerd zijn op logische afleidingen uit
waarnemingen en experimenten.
● Repliceerbaarheid: Resultaten moeten herhaalbaar zijn door andere wetenschappers.
● Falsifieerbaarheid: Theorieën moeten weerlegd kunnen worden door nieuwe waarnemingen of
experimenten.
● Vrij van normen en waarden: Wetenschap moet objectief en onbevooroordeeld zijn.
● Onafhankelijk van externe invloeden: Wetenschappelijk onderzoek moet vrij zijn van politieke
of commerciële belangen.
● Neutraal en onafhankelijk: Wetenschappers moeten objectief zijn in hun onderzoek en
interpretatie van resultaten.
● Maatschappelijk waardenvrij: Wetenschappelijke bevindingen mogen niet beïnvloed worden
door ethische of sociale waarden.
1
,Gedragswetenschappers descriptief en normatief bekeken:
- Descriptief: onderzoekt hoe wetenschappers zich daadwerkelijk gedragen
- Normatief: bepaalt hoe wetenschappers zich zouden moeten gedragen.
Robert Merton beschreef in zijn werk "The normative structure of science" vier normen van ethos van
wetenschap, bekend als de CUDOS normen:
● Communism (gemeenschappelijk bezit van kennis)
● Universalism (universele toepasbaarheid)
● Disinterestedness (onpartijdigheid)
● Organized Skepticism (georganiseerd scepticisme).
Kritiek John Ziman op CUDOA normen → ze zijn niet toepasbaar op industriële en overheidslaboratoria.
Maar, de CUDOS normen kunnen ook normatief worden opgevat → ze beschrijven hoe wetenschap zou
moeten zijn, zelfs als het niet altijd zo is.
5 principes VSNU gedragscode:
1. Eerlijkheid en zorgvuldigheid
2. Betrouwbaarheid
3. Controleerbaarheid
4. Onpartijdigheid
5. Verantwoordelijkheid
→ Uitwerking in 61 normen goede onderzoekspraktijken
Empirisme = benadrukt dat kennis gebaseerd is op waarnemingen en experimenten.
De inductieve methode speelt hierin een centrale rol, waarbij van specifieke waarnemingen naar
algemene wetten wordt gewerkt.
- Bijvoorbeeld, als veel raven zwart zijn waargenomen, wordt de algemene conclusie getrokken
dat alle raven zwart zijn.
Logisch positivisme is een filosofische stroming die als basis diende voor de moderne
wetenschapsfilosofie
● Gevormd door een groep geleerden die geloofden dat ze de wereld konden verbeteren door het
gebruik van wetenschap en logica
● Zij verwierpen speculatieve en abstracte ideeën en theorieën, en legden de nadruk op
empirische gegevens en logische analyse.
● Variant van empirisme → kennis moet gebaseerd zijn op waarnemingen en ervaring
2
,Verificatie-criterium van betekenis = Volgens dit criterium heeft een uitspraak alleen betekenis als we
kunnen specificeren onder welke omstandigheden deze uitspraak waar is → betekent dat een zin
betekenisvol is als er empirische bewijsstukken kunnen worden gevonden om de uitspraak te bevestigen.
Inductie en deductie methode
● Deductie = Gaat van algemene uitspraken naar specifieke conclusies. Als de premissen waar zijn,
is de conclusie logisch noodzakelijk ook waar. (Bijvoorbeeld: Alle mensen zijn sterfelijk; Socrates
is een mens; dus Socrates is sterfelijk.)
○ Algemeen → specifiek
● Inductie = Gaat van specifieke waarnemingen naar algemene conclusies. De conclusie is
waarschijnlijk, maar niet gegarandeerd waar. (Bijvoorbeeld: Deze zwaan is wit; die zwaan is wit;
dus alle zwanen zijn wit.)
○ Specifiek → algemeen
Empirische cyclus = beschrijft hoe theorieën gevormd, getoetst en aangepast worden op basis van
waarnemingen en experimenten.
Deze cyclus begint met theorievorming, gevolgd door deductie van hypothesen,
empirische toetsing en uiteindelijk aanpassing van de theorieën op basis van de
resultaten.
HC 2 Popper (Falsificationisme)
Positivisme = de opvatting dat we alleen echte kennis kunnen verkrijgen door wat we direct kunnen
waarnemen met onze zintuigen, zoals zien, horen, voelen, enzovoort.
● Dit betekent dat alleen dingen die we kunnen meten en observeren, zoals in de wetenschap, als
echte kennis worden beschouwd.
○ Ideeën of beweringen die niet gebaseerd zijn op directe waarneming, worden gezien als
speculatief of fantasierijk.
● Verwantschap met naturalisme, maar niet identiek
Logisch Positivisme: Positivisme gecombineerd met inzichten uit de logica:
- Inductie gebruiken om waarnemingen theorie
- Predikaatlogica als strenge grammatica
Falsificationisme = ontwikkeld door Karl Popper, is een normatieve theorie binnen de
wetenschapsfilosofie die voorstelt hoe wetenschap idealiter zou moeten werken.
3
, 3 aanleidingen om deze theorie voor te stellen:
1. Op zoek gaan naar bevestiging is verkeerd
● bevestigingsvooroordeel leidt tot het overzien van tegenbewijzen
● Wetenschappers moeten zich richten op weerleggen van hun hypotheses
○ Als een theorie bestand is tegen pogingen om deze te weerleggen, is deze
sterker.
■ Dit proces, falsificatie, is cruciaal voor de wetenschappelijke
vooruitgang.
2. Theoriegeladenheid van de waarneming
● waarnemingen zijn niet objectief → ze worden altijd beïnvloed door de bestaande
theorieën en verwachtingen van de wetenschapper
3. Vertrekt vanuit deductie. Logisch geldig
● Wetenschap moet gebruik maken van deductieve logica om voorspellingen te doen die
weerlegd kunnen worden, wat helpt bij het testen van de geldigheid van theorieën.
Poppers methodologie = Wetenschappelijke kennis groeit door een proces van conjectures (hypothesen)
en refutations (weerleggingen).
- Wetenschappers moeten actief proberen hun theorieën te weerleggen om dichter bij de
waarheid te komen
Poppers idee van trial and error in de wetenschap beschrijft hoe wetenschappelijke kennis groeit door
een proces van het voorstellen van nieuwe hypothesen (trial) en het rigoureus testen en elimineren van
fouten (error).
Trial → niet gerechtvaardigd, omdat het een sprong in het onbekende is.
● Nieuwe theorien of hypotheses worden voorgesteld zonder zekerheid dat ze correct zijn → er is
geen garantie dat die nieuwe hypothese juist is
● ‘Jump’ → nieuwe risicovolle hypothesen voorstellen, zonder zekerheid dat ze juist zijn
Na de jump, wordt de hypothese onderworpen aan strenge tests en observaties om te zien of die stand
houdt
Error → wel gerechtvaardigd, omdat het gebaseerd is op empirische tests en logische evaluatie. Door
fouten te elimineren, komen wetenschappers dichter bij de waarheid en ontwikkelen ze steeds sterkere
en meer betrouwbare theorieën.
Tussenpositie empirisme en dogmatisch rationalisme
● Empirisme = Waarneming is basis van kennis
○ Voorbeeld: We weten dat water kookt bij 100 graden Celsius omdat we dit kunnen
waarnemen en meten.
● Dogmatische rationalisme = kennis is gebaseerd op onbetwijfelbare axioma's of dogma's. Dit zijn
basiswaarheden die zonder bewijs als waar worden aangenomen.
4