Samenvatting inleiding recht:
De 4 functies van het recht:
1. Normatieve functie, ook wel gedragsregels (normen). Zijn niet alleen ethische normen
(behoren niet alleen tot de moraal) , je hebt ook rechtsnormen (moord, diefstal etc.).
2. Geschil oplossende functie, i.p.v. het recht in eigen handen nemen (eigenrichting) hebben
wij een rechterlijke organisatie die oordeelt over de straf, de wijze en m.b.v. welke
procedure.
3. Additionele functie (aanvullende), het biedt een rechtsregel als partijen vergeten zijn opeen
bepaald punt afspraken te maken. Als er wel afspraken zijn gemaakt, gaan die afspraken voor
de wettelijke toepassing.
4. Instrumentele functie, bijvoorbeeld de verkeersrecht, het heeft niks te maken met
normbesef. Zijn geen andere regels over te kunnen maken.
De 4 rechtsbronnen:
1. De wet
2. Het verdrag
3. De jurisprudentie
4. De gewoonte
Van privaatrecht (ook wel civielrecht of burgerlijk recht) heb je 3 deelgebieden:
1. Het personen- en familierecht,
regelt zaken als de geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap, echtscheiding, adoptie,
ondercuratelestelling en de regeling van vermogen tussen echtgenoten. Boek 1 BW
2. Vermogensrecht,
alle geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan juridische gevolgen
verbonden zijn. (vaas omstoten, bal door ruit, botsing waardoor auto’s total loss raken.) Ook
aanschaf van machinepark en kantoorinventaris behoren hierbij. Boek 3,5,6 BW
3. Ondernemingsrecht,
regelt alles wat ondernemingen en bedrijven betreft. Je hebt hiervoor ook nog de
handelsnaamwet , handelsregisterwet en de faillissementswet. Het word als privaatrecht
gerekend omdat het ondernemingsrecht een zelfstandige ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Boek 2 BW
4. Burgerlijk procesrecht,
regels die staan op het voeren van juridische procedures op het terrein van het privaatrecht
van toepassing zijn.
Procederen = naar de rechter gaan om een geschil te laten beslechten.
Het burgerlijk wetboek dateert uit 1838 en is in de loop der jaren vernieuwd.
boek 1: personen & familierecht (1970)
boek 2: rechtspersonen (1976)
boek 3: vermogensrecht in het algemeen (1992)
boek 4: erfrecht (2003)
boek 5: zakelijke rechten (1992)
boek 6: algemeen gedeelte verbintenisrecht (1992)
boek 7: bijzondere overeenkomsten (verspreid over de jaren)
,boek 8: verkeersmiddelen en vervoer (1991)
boek 10: internationaal privaatrecht (2012)
Vermogensrecht kan je ook vinden in andere wetten, zoals: Wet op naburige rechten, de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Colportagewet (beschermt consument tegen
agressieve verkoopmethoden zoals huis-aan-huis of telefonisch)
Strafrecht kenmerk is dat de staat door middel van het openbaar ministerie actief optreed om
sancties te eisen bij overtreding van de normen. Staat bezit een monopoliepositie, alleen het OM kan
tot vervolging van strafbare feiten overgaan. Wetboek van strafrecht & wetboek van strafvordering
Strafrecht en privaatrecht kunnen met elkaar verbonden zijn : persoon A verleent geen voorrang
waardoor de auto van persoon B total loss wordt gereden. Persoon A moet schadevergoeding
betalen aan persoon B (vermogensrecht). Persoon A moet ook wegens een onrechtmatige daad,
namelijk het niet verlenen van voorrang (strafrechtelijk delict), een boete betalen aan de staat.
Staatsrecht: regelt de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven en de invloed
die burgers daarop kunnen uitoefenen. De 1 e en 2e kamer, regering, verkiezingen en totstandkoming
van de wetten komen hier aan de orde. De grondwet is hier een belangrijke wet basisregels van
ons staatsbestel staan erin opgesomd ook staan er organieke wetten in. Grondwet & Organieke
wetten
Organieke wetten = wetten die tot stand komen door een dergelijke opdracht. Voorbeelden: Wet op
de Raad van State, de Kieswet en de Wet op rechterlijke organisatie.
Algemene wet bestuursrecht (1-1-1994): wordt ook wel aanbouwwetgeving genoemd, de wet wordt
in delen ingevoerd en uitgewerkt. Awb is belangrijke kernwet voor bestuursrecht, je moet het Awb
toepassen als je wil procederen op het terrein van bestuursrecht.
Bestuursrecht: betrekking tot de mogelijkheden die de overheid heeft om regulerend op te treden
ten aanzien van de maatschappij. Algemene wet bestuursrecht
Als de overheid zich meer terugtrekt spreken van privatisering en deregulering.
Bij strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht hebben de overheid & de staat een belangrijke plaats
deze 3 zijn dus onder te verdelen in publiekrecht.
Wetgevers heb je op centraal en decentraal niveau. Op centraal niveau is de nationale wetgever
(enerzijds regering / anderzijds staten generaal) deze wetten vormen tezamen de regelgeving uit Den
Haag (het binnenhof) , kondigt regels af op alle rechtsgebieden voor het hele land. Decentrale
wetgevers tref je aan op provinciaal en gemeentelijk niveau, de uitgevaardigde regels uit de
provincies en gemeenten noem je verordening i.p.v. wet.
Je hebt ook nog andere instanties die wetten mogen uitvaardigen, voorbeeld: de Sociaal -
Economische raad (SER) en waterschappen, deze regels dragen vaak de naam ‘keuren’.
Rangorde wetgevende organen:
1. Hogere regels boven lagere regels, wet in formele zin gaat boven een provinciale verordening
2. Bijzondere regels boven algemene regels, ook wel benoemde of bijzondere overeenkomsten.
3. Jongere regels boven oudere regels, de meest recente wet wordt toegepast.
Wet in formele zin: deze is tot stand gekomen door regering en Staten-Generaal gezamenlijk.
Wet in materiële zin: wetten die betrekking hebben op iedereen & van lagere wetgever afkomt.
,- Wet in formele zin EN wet in materiële zin = door regering/ Staten-Generaal uitgevaardigd en
heeft betrekking op iedereen.
- WEL wet in formele zin GEEN wet in materiële zin= wetten van centrale wetgever die zich richt
op een bepaalde personen / concreet gemaakte onderwerpen.
- GEEN wet in formele zin WEL wet in materiële zin= wetten van decentrale wetgevers die zich
richten tot iedereen.
- GEEN wet in formele zin GEEN wet in materiële zin= besluit is niet afkomstig uit centrale
wetgevers en richt zich niet op iedereen. Voorbeeld is verstreken vergunning aan de eigenaar
van een stuk grond om daarop een huis te bouwen.
In verdragen treffen we ook rechtsregels aan , verdrag is een afspraak / overeenkomst gesloten door
2 of meer staten. Een verdrag tussen 2 landen heet een bilateraal verdrag, een verdrag tussen meer
dan 2 staten noemen we een multilateraal verdrag. Door toenemende internationalisering van
samenleving en markt moeten landen zo goed mogelijk samenwerken. Verdragsbepaling kan een wet
van de nationale wetgever terzijde schuiven, bijvoorbeeld vanuit de EU.
Jurisprudentie: rechtspraak, recht wordt gesproken door een enkele rechter of door een rechterlijke
college. Vonnis = uitspraak van rechtbank. Arrest= uitspraak van gerechtshof & Hoge raad.
Voorwaarde van vonnis en arrest is dat de procedure door dagvaarding is gestart. Op andere
terreinen worden beslissingen van rechters / rechtscolleges uitspraken genoemd.
Uitleg rechtsregel wordt ook door rechters gedaan, dit word dan bron van recht en behoort tot de
rechtsbron jurisprudentie.
Hoe komt de rechter / rechtscollege aan uitleg van vage woorden/ zinsneden in een wettekst:
1. De grammaticale interpretatiemethode , de betekenis die het heeft in alledaagse spraakgebruik.
2. De wetshistorische interpretatiemethode, beroept zich op een passage uit de parlementaire
geschiedenis van de desbetreffende wet. Als wetten worden gemaakt worden de handelingen in
letterlijke bewoordingen op papier gezet en dit kunnen de rechters dus raadplegen voor een woord /
zinsnede.
3. De anticiperende interpretatiemethode, gebaseerd op toekomstig recht, als er een wetsvoorstel
gedaan is bij de 1e en 2e kamer waarvan bijna zeker is dat deze een wet zal worden mag de rechter
zich hierop beroepen.
4. De rechtsvergelijkende interpretatiemethode, verwijst een onduidelijke zin / woord door naar
een buitenlands rechtsstelsel waarin de betreffende materie ook is vastgelegd.
5. De systematische interpretatiemethode, wetsartikelen maken onderdeel uit van een groter
geheel bijvoorbeeld een wet. Bij deze legt de rechter dus het woord uit aan de hand van de regeling
waarvan die bepaling onderdeel uitmaakt.
6. De teleologische interpretatiemethode, de rechter doet een beroep op de bedoeling die de
wetgever met de regeling heeft gehad.
7. Overige interpretatiemethoden, het verwijzen naar eerdere uitspraken bij hun uitleg, dit noem je
ook wel precedenteninterpretatie genoemd. De 2de is dat redelijkheid en billijkheid een steeds
belangrijkere plaats hebben ingenomen, hierop beroepen rechters zich ook regelmatig, dit noem je
interpretatie naar redelijkheid en billijkheid.
Redeneerwijze: bepaalde manier van denken om tot een bepaalde uitspraak te komen, de 2
bekendste manieren van redeneren zijn a-contrarioredenering (als de rechter uitgaat dat een
bepaalde rechtsregel niet van toepassing is, omdat die voor bepaalde gevallen is die uitdrukkelijk
genoemd zijn in de regel.) en de redenering naar analogie (stelt de rechter zich op het standpunt
veel lijkt op een kwestie waarin de wet wel voorziet).
, Gewoonte(recht) kan ook als bron van recht fungeren, er zitten 2 voorwaarden aan vast:
1. Vaste gedragslijn, binnen de groep in kwestie handelt men overeenkomstig de gegroeide
opvatting.
2. Rechtsplicht, zij achten zich moreel verplicht de regel te volgen
Onderscheidingen binnen het recht:
Materieel en formeel recht, materieel recht heeft betrekking op geboden en verboden (wat
wel en niet mag), welke rechten en plichten men heeft. Het is dus inhoudelijk. Formeel recht
ook het procesrecht genoemd, geeft aan waar en hoe men moet procederen, welke
termijnen er in acht moeten worden genomen, welke rechten men daarbij heeft etc.
Dwingend en aanvullend recht, dwingend recht (moeten) is het recht waarvan burgers niet
mogen afwijken. Aanvullend recht (kunnen) is het recht waar je altijd van mag afwijken, de
voorwaarde is wel dat beide partijen met deze afwijking akkoord gaan. Deze wet vult aan wat
partijen niet hebben afgesproken, hebben partijen er wel afspraken over gemaakt gaan die
afspraken boven de wet.
Objectief en subjectief recht, objectief recht is het geldende recht. Het is het geheel van
regels dat uit alle eerdergenoemde rechtsbronnen voortvloeit. Subjectief recht is een recht
dat een individu in concreto bezit omdat het objectieve recht dit met veel woorden zegt.
Subjectieve rechten komen toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen.
Nietigheid = ongeldigheid
Openbare orde= bepaling waarvan de inhoud te maken heeft met belangrijke waarden die algemeen
worden gedeeld in de samenleving. (normatieve functie van het recht)
Rechtspersoon= een ondernemingsvorm die zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deelneemt,
bijvoorbeeld NV en BV (naamloze en besloten vennootschap).
Rechtssubjecten= natuurlijke personen en rechtspersonen, omdat zij beiden dragers kunnen zijn van
rechten en plichten.
Objectiefrecht wordt onderverdeeld in privaatrecht, dat geldt voor burgers onderling (burgerlijk
recht, burgerlijk procesrecht en het ondernemingsrecht) en publiekrecht , dat geldt voor overheid
als zodanig en burger (staatsrecht, bestuursrecht en het strafrecht).
De overheid kan ook als burger optreden, overeenkomst tussen burger en gemeente valt onder
privaatrecht
de overheid als zodanig bijvoorbeeld met het verstrekken van een vergunning.
Ook hebben het internationaal en Europees recht, daartoe behoren verdragen als Verdrag van de
Europese Unie en het Europees Sociaal Handvest.