SW aantekeningen 2.4
Diversiteit: de verschillen in waarden, attitudes, cultuur, overtuigingen, etnische
achtergrond, seksuele geaardheid, kennis, vaardigheden en levenservaring tussen de
individuen binnen een groep.
Pluriforme samenleving: multicultureel.
Implicaties voor het onderwijs:
- Aansluiten bij verschillende leerbehoeften en belevingswereld van de leerlingen.
- Leerlingen leren omgaan met culturele diversiteit.
- Rekening houden met de wijze waarop leerlingen omgaan met culturele diversiteit.
Wat moeten de scholen weten?
- Verschillende visies op culturele diversiteit.
- Schoolbeleid t.a.v. omgaan met culturele diversiteit door leerkrachten. 1
gezamenlijke houding.
- Schoolbeleid t.a.v. omgaan met culturele diversiteit.
Culturen verschillen in 5 dimensies (Hofstede en hofstede):
1. Machtsafstand: hoe gaan mensen in verschillende functies met elkaar om?
2. Individualisering: je persoonlijke groei is belangrijk, je staat meer op jezelf.
Social credit system: je verdient punten als je goede dingen doet voor de groep, je
verliest punten als je regels overtreedt. Je mag bepaalde dingen niet als je niet
genoeg punten hebt.
3. Masculiniteit: voor jezelf opkomen, beter zijn dan de ander.
Feminiteit: zorgen voor elkaar, zorgzaam.
4. Onzekerheidsvermijding: veel structuur/weinig structuur.
5. Termijn gerichtheid: op korte termijn gericht/lange termijn of toekomst.
Pinto:
- G-culturen: weinig overdachte regels. Bevelen. Elke dag frituur, veel tv aan.
- F-culturen: veel regels, overleg, respect, rekening met elkaar houden.
Vygotsky gaat er vanuit dat alles wat kinderen leren, leren ze vanuit de omgang met hun
ouders. Ouders brengen de cultuurhistorie over op de volgende generatie.
Het verleden van de ouders/grootouders/overgrootouders is bepalend voor wat het kind
later wordt.
Zintuiglijk/fysiek Verbaal Mentaal
Volledige oriënteringsbasis materieel handelen: erover handelen: erover
handelen: voelen vertellen nadenken
Leren wordt door Vygotsky gezien als een sociaal proces, dat maatschappelijk bepaald is en
inhoudelijk gekleurd wordt door cultuur-historische omstandigheden.
, In de Russische leerpsychologie worden twee algemene principes zichtbaar:
1. Het activiteits- of handelingsprincipe: gelaagdheid (materieel, verbaal, mentaal)
functiediversiteit (oriënterend, uitvoerend, controlerend)
2. Ontwikkelingsprincipe: taal
Tijdens de interactie met de omgeving worden de psychische functies gevormd:
Psychische functies (de hogere functies):
Het denken
Het geheugen
De wil
Lagere functies:
Waarnemen
Geheugen
Taal is de overbrugging tussen het materiële niveau (praktisch handelen) en het mentale
handelen (het denken).
Taal is het scharnier van de ontwikkeling.
Nadelen van e-learning:
- Basis wordt niet aangeboden
- Je verbaliseert niet
Twee ontwikkelingslijnen:
1. De biologische/natuurlijke ontwikkelingslijn (lagere functies)
2. Sociaal-culturele ontwikkelingslijn (hogere functies, taal speelt een stimulerende rol)
De leerstof die je aanreikt in het onderwijs, moet net iets te moeilijk zijn.
Zone van de naaste ontwikkeling/constructiezone.
Als het te moeilijk is, komt het kind in de P-zone: paniekzone.
Scaffolding: de leerling gaat steeds een stapje verder qua leerstof,
leerkracht begeleidt. Reikt nieuwe leerstof aan.
Galperin: volwassenen kunnen tijdens het leren stappen overslaan.
Interiorisatie: het zit in je hoofd.
TENTAMENVRAAG!
Als de zone van de naaste ontwikkeling bereikt is, wat is er dan met de oude zone gebeurd?
Dan wordt de zone van de naaste ontwikkeling de zone van de actuele ontwikkeling.
Trapsgewijs handelen – Galperin
Eerst doen, erover praten. Daarna verbaliseren. Daarna is praten niet meer nodig.