Hoofdstuk 1 Moraal en ethiek
Armoede, werkloosheid, verstandelijke en fysieke beperkingen leiden ertoe dat de mogelijkheden
van mensen om hun leven vorm te geven verminderen.
In het sociaal werk spelen waarden en normen volgens Kunneman (2005) op drie niveaus. In de
eerste plaats op het niveau van wetgeving en contractuele afspraken van organisaties om bepaalde
doelen te behalen. Op het tweede niveau zijn er deskundigheidsnormen. De sociaal werker moet
beschikken over kennis, kunde en vaardigheden. Het derde niveau bestaat uit waarden en normen
die binnen de cultuur zijn verankerd, zoals het belang van persoonlijke ontwikkeling of integriteit. In
het sociaal werk gaat het dan vooral om het helpen, zorgen, steunen of begeleiden. Naast deze
waarden zijn er specifieke deugden waarover een sociaal werker moet beschikken, zoals moed,
eerlijkheid en medelijden. Deze waarden en deugden geven zin aan het werk.
1.1 Moraal
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten leven. Een
essentiële voorwaarde voor een moraal is dat je de vrijheid hebt om te kiezen en dat je dus
verantwoordelijk bent voor jouw keuze.
Morele opvattingen zijn een antwoord op de vraag hoe men zich als mens goed en verantwoordelijk
kan gedragen. Bij moraal gaat het om waarden en normen. Dat zijn opvattingen over wat waardevol
is in het leven. Ze zijn verbonden aan een levensvisie, aan idealen over hoe het leven zou moeten zijn
en wat mensen zouden moeten zijn. Moraal kan gebaseerd zijn op intuïtie, emoties of rationele
overtuigingen. Moreel gedrag kan deels verklaard worden vanuit biologische processen en vanuit de
evolutie. Er zijn verschillende redenen waarom mensen hun eigen gedrag en dat van anderen goed of
afkeuren. De Belgische filosoof Verplaetse (2008) doet onderzoek naar de verschillende
achtergronden van morele keuzes. Hij onderscheidt vier intuïtieve moralen:
Hechtingsmoraal
Deze regelt hoe we omgaan met de mensen met wie we verbonden zijn. Het gaat hierbij over
hechting en empathie. Mensen kunnen zich inleven en veel voor anderen over hebben met
wie ze een band hebben (o.a. bij ouder-kindrelatie en vriendschappen). Als iemand een
vriend helpt zonder daar zelf beter van te worden, of als hij meeleeft met het lijden van een
ander komt dit voort uit de hechtingsmoraal.
Geweldmoraal
Dit is een moreel systeem dat regelt hoe we met bedreigende situaties omgaan. De
heersende opvatting is dat mensen een conflict met woorden moeten oplossen, als er
schaarste heerst kan men geweld gebruiken om te kunnen overleven. Deze moraal speelt
een grote rol in oorlogssituaties. Als iemand de moord op een familielid wreekt door de
moordenaar om te brengen, is er sprake van een geweldmoraal.
Reinigingsmoraal
Deze regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en besmetting aan het kwaad.
Mensen verweren zich tegen vreemde stoffen. Ze willen hun omgeving ontdoen van
‘vreemde smetten’, zowel letterlijk als symbolisch. Als mensen de straat opgaan voor een
Witte Mars om de samenleving te reinigen na de moorden door Dutroux, komt dat voort uit
een reinigingsmoraal.
Samenwerkingsmoraal
Dit speelt een rol in de manier waarop mensen met elkaar samenwerken en waarop ze
omgaan met mensen die de samenwerking bedreigen. Mensen werken samen om daar beter
van te worden, het is belangrijk dat ze elkaar kunnen vertrouwen. Deze moraal speelt ook
een rol bij collectieve samenwerking: door samen te werken krijgen mensen iets voor elkaar
, wat ze zelf nooit voor elkaar zouden krijgen (wetenschappelijk onderzoek uitvoeren,
organiseren feest).
Bovengenoemde moralen zijn instinctief. Ze bepalen ons gedrag en onze opvattingen over
goed en kwaad, maar ze geven ons geen argumenten. Ethiek doet dat wel. We spreken van
ethiek als mensen op een systematische manier naar redelijke argumenten zoeken om te
onderbouwen waarom een handeling goed of fout is.
Moraal is niet statisch. Morele opvattingen kunnen variëren afhankelijk van tijd en plaats. Denk
hierbij aan de dierenrechten en de slavernij.
Micro-, meso- en macroniveau
Morele kwesties spelen op verschillende niveaus. Op microniveau gaan morele vragen over de
manier waarop je van mens tot mens met elkaar zou moeten omgaan. Morele vragen spelen een rol
in alle menselijke relaties. Mensen ontwikkelen in de loop van hun leven opvattingen over bepaalde
onderwerpen (bijv. iemand in nood moet je helpen). Op mesoniveau maken organisaties morele
keuzes, die onder meer hun neerslag vinden in de visie van de instelling. Het gaat hierbij om
opvattingen over de missie van een instelling en de manier waarop ze daaraan willen werken. Op
macroniveau kan het gaan over de manier waarop de samenleving moet worden ingericht. Dit zijn
politieke keuzes. Een voorbeeld van een moreel vraagstuk op macroniveau is de vraag of we in ons
land kiezen voor een verzorgingsstaat. In een verzorgingsstaat dragen alle burgers bij aan
voorzieningen voor mensen die werkeloos zijn of die zorg nodig hebben. Solidariteit tussen alle
burgers is hier dus een belangrijke waarde. Tegenwoordig kiezen we er steeds meer voor om een
participatiesamenleving te worden. De rol van de overheid wordt ingeperkt. Dat betekent dat
mensen die hulp nodig hebben meer op zichzelf en op hun netwerk aangewezen zijn.
Zelfredzaamheid en zorg voor de naasten worden belangrijke waarden. Waarden die hierbij een rol
spelen zijn onder meer vrijheid, gelijkheid en respect voor diversiteit, sociale rechtvaardigheid en
collectieve verantwoordelijkheid.
Ook de manier waarop de samenleving georganiseerd zou moeten worden, vormen mensen in de
loop van hun leven een eigen opvatting. Als burgers van de samenleving kunnen ze bijdragen aan
discussie en besluitvorming hierover.
De verschillende niveaus staan niet los van elkaar. Ook het sociaal werk heeft te maken met wet en
regelgeving die de morele opvattingen van de maatschappij weerspiegelen. Soms kunnen morele
opvattingen op de verschillende niveaus ook schuren.
1.1.1 Waarden en normen
Binnen de moraal maken we onderscheid tussen waarden en normen. Waarden zijn (abstracte)
begrippen die omschrijven wat mensen waardevol vinden en waarnaar zij streven. Het zijn idealen
die wezenlijk zijn voor de kwaliteit van het leven. Ze geven aan hoe mensen willen werken en wat ze
verstaand onder een goed leven. Een waarde wordt vaak omschreven in één woord. Bijv.
rechtvaardigheid, vrijheid, autonomie, gezondheid, solidariteit en betrouwbaarheid. Normen zijn
handelingsvoorschriften, die je laten zien hoe je moet handelen. Normen dienen als richtlijn voordat
iemand handelt of als maatschaaf erachter.
Een waarde kan op verschillende manieren worden vertaald in een norm. Als er meningsverschillen
ontstaan over normen, kan het nuttig zijn om ui te zoeken wat de achterliggende waarde is. Soms
blijkt die dezelfde te zien en het conflict wordt minder scherp als beide partijen die van elkaar weten.
Er ontstaat dan ruimte voor wederzijds begrip. Als mensen zich sterk op normen richten, ontstaat er
verstarring. Mensen richten zich dan op regels en vergeten waarom die regels er zijn. Normen
kunnen zich ontwikkelen en worden vaak aangepast aan veranderende contexten. In onze
multiculturele samenleving staan daarom veel normen opnieuw ter discussie. De keuze die iemand