Ethiek
Hoofdstuk 1: Herkennen van morele keuzes.
Sociaal werkers kunnen op verschillende manieren naar een probleem
kijken:
- Methodisch perspectief: welke methodiek is hier het beste?
- Empirisch perspectief: hoe valt de beslissing feitelijk uit? Zowel voor de
cliënt als voor de organisatorische consequentie voor de instelling.
- Ethisch perspectief: welke normen en waarden spelen in deze kwestie
een rol?
Sociaal werkers bewegen zich voortdurend in situaties waarin normen en
waarden een rol spelen, maar ook zijn ze zich bewust van de morele
dimensie in hun werk. Normatieve professionaliteit veronderstelt dat we in
staat zijn moreel relevante situaties te herkennen en ervan te leren.
Discussies over morele situaties noemen we moreel beraad, morele
oordeelsvorming of moreel forum. Het vastleggen van de uitkomsten van
die discussie, noemen we moresprudentie. Bewust worden, discussiëren
en vastleggen dragen bij aan een hogere kwaliteit van het sociaal werk.
Voor het opbouwen van moresprudentie is het noodzakelijk dat sociaal
werkers zich bewust zijn van de beroepsethische aspecten in het werk, en
daarover praten, kennis erover delen en ervan leren.
Om te onderzoeken of er wel sprake is van een moreel relevante situatie,
is het voor de sociaal werker van belang ook te weten hoe het
cliëntsysteem de situatie waarneemt, beleeft en beoordeelt. Er is sprake
van een moreel relevante situatie als er normen en waarden in het geding
zijn en de betrokkenen een zekere handelingsvrijheid hebben. Een moreel
relevante situatie op basis van de beleefde urgentie kan de vorm
aannemen van een kwestie, een probleem of een dilemma. De meest
urgente vorm van een moreel relevante situatie (een moreel dilemma)
brengt de sociaal werker nogal eens in de knel. De verleiding is groot om
hieraan te ontsnappen, hetgeen dat natuurlijk ten koste gaat van de
normatieve professionaliteit. Om zo’n situatie te herkennen, zijn er drie
veelgebruikte ontsnappingsroutes. Pas nadat een moreel relevante
situatie in kaart is gebracht, kun je overgaan tot een eerste weging.
1.1 Drie perspectieven: normatieve, cognitieve en subjectieve
aspecten in het werk.
Om de morele (normatieve) aspecten in een praktijksituatie te herkennen,
gebruiken we het driewereldenmodel van Habermas. Eerst wordt er
gekeken naar het cognitieve en subjectieve aspect. Ieder perspectief
brengt een ander deel van de werkelijkheid aan het licht. Vandaar het
begrip ‘wereld’.
, Perspectief Onderwerp Soort bewering Geldigheidsclai
(wereld) m
Cognitief Feiten Feitelijke Waarheid
bewering
Normatief Normen en Normatieve Juistheid
(sociaal) waarden bewering
Subjectief Gevoelens Expressieve Waarachtigheid
bewering
Het driewereldenmodel
1.1.1 Cognitief perspectief.
Voorbeeld: Stel dat we getuige zijn van een situatie waarin iemand in
snikken uitbarst en je moet deze situatie weergeven vanuit het perspectief
van de cognitieve wereld. Vanuit dit oogpunt heb je alleen toegang tot de
zintuiglijk waarneembare wereld: datgene wat je ziet, hoort, ruikt en op de
tast waarneemt. Je geeft dan aan dat je bijvoorbeeld een lichaam ziet dat
voorovergebogen over de tafel schokkend beweegt en dat er tranen op
tafel liggen. Je hoort een aaneengesloten geluid dat met enige regelmaat
en in lange halen van toonhoogte veranderd, soms onderbroken door het
snuiten van de neus.
Deze opsomming is vooral beschrijvend. Het ontbreekt nog aan een
oordeel of beleving van de gebeurtenis. We kunnen ons ook vergissen:
soms laten onze zintuigen ons in de steek en zien we iets niet goed.
Anderen kunnen jouw observaties corrigeren of aanvullen. Uiteindelijk
moet dit leiden tot een beschrijving van het geobserveerde waarin alle
‘getuigen’ van de gebeurtenis zich kunnen vinden. Een eenduidige
beschrijving is niet gemakkelijk en vereist soms nogal wat correctiewerk.
1.1.2 Subjectief perspectief.
Als je dezelfde gebeurtenis vanuit de subjectieve wereld benadert, opent
zich een andere werkelijkheid: de beleving van het geobserveerde. De blik
verschuift va het uiterlijk observeerbare naar het innerlijke. Het
subjectieve perspectief kun je met niemand delen, niemand heeft toegang
tot jouw innerlijk. Dit in tegenstelling tot het cognitieve perspectief.
De uitingen van jouw gevoelsleven zijn voor anderen ook niet toetsbaar of
corrigeerbaar. Volgens Russell proberen wij ons in te leven in andermans
situatie op grond van analogie: al dan niet bewust leggen wij voortdurend
verbanden tussen onze bewustzijnstoestand en de toestand van de fysieke
omgeving, inclusief ons gedrag. Bij het inleven in de ander vergelijken wij
het gedrag en de situatie van de ander met dat van onszelf. De sociaal
werker die zich probeert in te leven in de cliënt is volgens de theorie van
de analogie bezig zijn eigen geschiedenis te doorploegen, op zoek naar
vergelijkbare situaties.
1.1.3 Normatief perspectief.
Het normatieve, morele perspectief brengt niet onze individuele gevoelens
en niet de zintuiglijk waarneembare feiten aan het licht, maar onze
,waardeoordelen over de werkelijkheid. We betrekken normen en waarden
op de werkelijkheid zoals we die ervaren. Het morele perspectief kun je
delen met anderen, maar niet iedereen zal hetzelfde morele perspectief
hebben. Er bestaan verschillende morele opvattingen over hoe je
bijvoorbeeld om moet gaan met emoties. Iemand kan vinden dat mannen
niet mogen huilen en sterk moeten zijn en een ander vindt juist dat
mannen horen te huilen.
1.1.4 Driewereldenmodel in de praktijk.
Casus Abdul: In een instelling voor jongeren vinden resocialisatiegesprekken plaats
tussen ouders en de groepsleiding. Iedere jongere heeft een mentor die dit soort
gesprekken voert. Abdul is sinds kort mentor van Sophie Verhagen. Abdul is van Iraanse
afkomst. Sophie’s ouders hebben tegenover een collega van Abdul te kennen gegeven
dat zij niet meer een kleurling willen praten. Binnen de instelling geldt als regel dat de
mentor het gesprek met de ouders voert. Ook de ouders van Sophie is dit verteld. Tevens
is het belang van gesprekken met de mentor en hun dochter benadrukt.
Voor het eerste gesprek kwamen meneer en mevrouw Verhagen niet opdagen. Per brief
zijn zij door Abdul nogmaals uitgenodigd voor een gesprek. De ouders hebben via de
maatschappelijk werker van de instelling nogmaals laten weten niet met de kleurling te
willen praten. De coördinator heeft hierover gesproken met het management. Het
management is in dit geval van mening dat een blanke groepsleider de gesprekken moet
voeren. De groepsleiding is het hier niet mee eens: zij wil niet meegaan met het gedrag
van de ouders.
Casus Abdul vanuit het cognitieve perspectief.
Je kunt de feiten op een rij zetten: hebben de ouders van Sophie wel of
niet te kennen gegeven dat zij niet met een kleurling willen praten? En zo
ja, hoeveel keer? Misschien zijn er getuigen die dit kunnen bevestigen of
zijn er gesprekken opgenomen. Uiteindelijk moet uit verschillende
getuigenverklaringen één feitenrelaas worden gereconstrueerd. We doen
een beroep op de waarheid. Het is van belang dat zo concreet mogelijke
termen worden gebruikt die voor alle betrokkenen hetzelfde betekenen en
die een directe relatie hebben met de zintuigelijk waarneembare feiten
(observatietermen).
Overigens kan de feitelijke bewering anders geïnterpreteerd worden,
afhankelijk van bijvoorbeeld het sociaalwetenschappelijk perspectief. Het
gedrag van de ouders is te verklaren in termen van stimulus en respons of
met sociologische begrippen als ‘sociale ongelijkheid’ en ‘stratificatie’.
De beoordeling van de groepsleiding en het oordeel van het management
kunnen we ook beschrijven zonder er zelf als observator al een oordeel
over te vellen. Dit noemen we de beschrijvende of descriptieve ethiek. De
beschrijvende ethiek inventariseert uiteenlopende normen en waarden
van verschillende culturen.
Casus Abdul vanuit het subjectieve perspectief.
Vanuit het subjectieve perspectief vragen we ons niet af of de ouders van
Sophie Abdul wel of niet hebben afgewezen, maar hoe de betrokkenen dit
hebben beleefd. Misschien was Abdul wel verontwaardigd en boos op het
, managementteam. Als buitenstaanders kunnen we niet toetsen of dit
inderdaad het geval was. We hebben geen toegang tot het innerlijk leven
van Abdul, alleen tot de zintuiglijk waarneembare uitingen van zijn
gevoelens. Expressieve beweringen kun je niet toetsen. Je kunt ze
hoogstens onderzoeken op waarachtigheid. Meent Abdul wat hij zegt of
doet hij alsof?
Casus Abdul vanuit het morele perspectief.
Het moreel gezichtspunt maakt zichtbaar wat de betrokkenen willen; wat
zij in het leven belangrijk vinden. De ouders willen kennelijk alleen een
gesprek met een blanke groepsleider en de groepsleiding wil niet
meegaan in deze wens. Abdul kan het standpunt van de ouders moreel
accepteren of verwerpen.
Het normatieve perspectief wordt onder meer gehanteerd door de
normatieve of prescriptieve ethiek. De normatieve ethiek probeert morele
principes te vinden op grond waarvan we menselijk handelen kunnen
beoordelen.
Functieoordelen worden geveld vanuit het cognitieve perspectief,
smaakoordelen worden gedaan vanuit de subjectieve wereld en
waardeoordelen horen bij het morele perspectief.
Samenhang tussen de drie perspectieven.
Ten eerste veronderstelt het normatieve perspectief het cognitieve
perspectief: morele oordelen zijn altijd oordelen over de werkelijkheid. Je
oordeelt over iets wat zich heeft voorgedaan, over wat het geval is. Een
strafrechter komt pas met een oordeel als het ‘misdrijf’ helemaal in kaart
is gebracht.
Ten tweede veronderstelt het subjectieve perspectief zowel het
normatieve als cognitieve perspectief: het gevoelsleven veronderstelt
zowel een blik op de werkelijkheid als een moreel oordeel hierover.
Emoties hangen samen met oordelen over de werkelijkheid.
Een mogelijke correctieve van de feitelijke bewering dat de ouders van
Sophie niet met Abdul om tafel willen, heeft net alleen consequenties voor
het morele oordeel van Abdul, maar ook voor diens gevoelsleven. Zijn
eerder geconstateerde verontwaardiging kan zo als sneeuw voor de zon
verdwijnen. Maar ook een herziening van alleen het morele oordeel
verandert het emotionele landschap van Abdul.
Onderscheid tussen de drie perspectieven.
Het cognitieve perspectief betekent niets anders dan het wegschuiven van
de normatieve en subjectieve bril. In gevallen waarin mogelijk belangrijke
waarden zijn geschonden en er dus sprake is van heftige emoties, is het
voor de sociaal werker van belang om in eerste instantie de normatieve en
subjectieve bril af te zetten ten gunste van een eenduidige beschrijving
van de feiten.