Mogelijke vragen drempeltoets voorlichtingskunde
Alle mogelijke vragen voor de drempeltoets zijn van te voren in te zien door studenten. De
docent trekt voor het toetsmoment een steekproef van 12 vragen uit al deze vragen. Je
moet 8 van deze vragen goed hebben voor een voldoende.
Je krijgt geen cijfer voor de drempeltoets. Alleen een woordbeoordeling: voldoende of
onvoldoende
Alle vragen zijn in 1 zin of 2 zinnen te beantwoorden.
Introductie
Wat is het belangrijkste verschil tussen universele preventie en selectieve preventie?
Universele preventie richt zich op de totale bevolking of grote groepen, richt zich op mensen
die geen speciaal verhoogd risico hebben, doel: bij alle mensen de gezondheid te verbeteren
en de kans op ziekte te verminderen. Selectieve preventie: gericht op bevolkingsgroepen
met een verhoogd risico, doel: de gezondheid van de specifieke risicogroepen te beperken.
Wat is het belangrijkste verschil tussen geïndiceerde preventie en zorg-gerelateerde
preventie?
Geïndiceerde preventie: richt zich op individuen die nog geen gediagnostiseerde ziekte
hebben, maar wel beginnende klachten of symptomen, doel: ontstaan van de ziekte of
verdere gezondheidsschade te voorkomen. Zorg-gerelateerde preventie: is gericht op
individuen met een ziekte, doel: ziektelast reduceren en complicaties of co morbiditeit te
voorkomen.
Naast voorlichting worden in het boek twee andere methoden genoemd om
gezondheidsgedrag te veranderen. Welke zijn dat?
Voorzieningen: gezond gedrag makkelijker maken, zoals: waterzuivering, riolering,
fitnessprogramma’s op het werk, gezonde keuzes kantines, consultatiebureau en regionale
centra voor borstkanker screening. Regelgeving, controle en sancties: gezond gedrag
afdwingen, zoals Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, arbeidsomstandigheden,
verplichting gordels tijdens het rijden, rookverbod.
Noem een belangrijk verschil tussen het ‘bevorderen van gezond gedrag door middel van
wetgeving’ en het ‘bevorderen van gezond gedrag door middel van voorlichting’.
Bij een voorlichting wordt er geprobeerd mensen te motiveren tot, trainen in, en te helpen
bij gezond gedrag. Voorlichting is gebaseerd op een min of meer vrijwillige
gedragsverandering. Met wetgeving wordt geprobeerd gezond gedrag af te dwingen.
, Geef twee voorbeelden, die genoemd worden in het boek, van ‘voorzieningen’ die
aangeboden om het gezondheidsgedrag van mensen te bevorderen.
Voorzieningen: gezond gedrag makkelijker maken, zoals: waterzuivering, riolering,
fitnessprogramma’s op het werk, gezonde keuzes kantines, consultatiebureau en regionale
centra voor borstkanker screening.
Tegenwoordig heeft voorlichting niet alleen de functie om informatie over te dragen. Geef
twee andere mogelijke functies van voorlichting.
Gezondheidsvoorlichting kan bestaan uit vaardighedentraining, zelftest, rollenspel,
motiverende gespreksvoering, e-coaching, ondersteuning bij therapietrouw.
Wat wordt er bedoeld met de term ‘agendasetting’ (als mogelijk doel van je
voorlichtingsactiviteit)?
Bij deze theorie moet er rekening gehouden worden met drie verschillende agenda’s. Die
van de media, het publiek en de politiek. Deze agenda’s hebben allemaal invloed op elkaar.
Daarnaast spelen ook de persoonlijke ervaringen en de interpersoonlijke communicatie een
rol in de theorie. Deze factoren worden namelijk gezien als alternatieve informatiebron
naast de media. Tot slot heeft ook de werkelijkheid invloed op de agendasetting theorie.
Vroeger werd gedacht dat alleen de media invloed had op de massa, maar de massa heeft
ook eigen gedachten en kan ook zelf opzoek naar de werkelijkheid.
Tegenwoordig richt voorlichting zich niet alleen op de groep mensen die risicogedrag
vertonen maar ook op groepen/instanties daaromheen. Geef drie voorbeelden van deze
groepen/instanties.
Interpersoonlijk niveau: ouders, vrienden, docenten, hulpverleners.
Organisatieniveau: directeuren van scholen, managers in bedrijven.
Lokaal niveau: opinieleiders in wijken en dorpen, redacteuren lokale kranten.
Samenlevingsniveau: landelijke politici, ambtenaren, besturen van vakbonden of
werkgeversorganisaties.
Wat vertellen de uitkomsten van het lijnenexperiment van Asch over mensen?
Naast kennis spelen ook andere factoren een rol zoals groepsdruk, emoties en gewoontes.
Noem een aantal mogelijke negatieve neveneffecten van het geven van voorlichting?
Neveneffecten: gevoelens van schuld en angst, stigmatisering, vergroten van
gezondheidsverschillen.
Een ethisch bezwaar tegen het geven van voorlichting is dat je mensen manipuleert.
Waarom vinden we voorlichting meestal toch acceptabel, ondanks dit bezwaar?
Door gezondheidsvoorlichting kan men een beter geïnformeerde autonome keuze maken.
Gezondheidsvoorlichting zou in principe moeten proberen mensen hun eigen
verantwoordelijkheid te laten nemen en ze te motiveren en in staat te stellen tot gezondere