PPH Theorie samenvatting
Week 1 – Kennisclips
Waar werken orthopedagogen?
Jeugdhulp
Onderwijs
Langdurige zorg
GGZ 18+
Overig (ouderenzorg onder andere)
Zowel in loondienst, als zelfstandig ondernemingen
Orthopedagoog is daar aan het werk waar er stagnatie is in de opvoedsituatie waardoor de
ontwikkeling van het kind of kwaliteit van leven wordt bedreigd; het subject van een orthopedagoog is
de Problematische Opvoedsituatie (Ter Horst)
Orthopedagogen in elk werkveld geven hun orthopedagogisch handelen vorm volgens 3
kernconcepten;
Dialogisch
- Praktijken van hulpverlening vindt altijd plaats in een dialoog (je moet met verschillende
takken rondom het kind praten om een volledig beeld van het kind te krijgen)
Systeemgericht
- Niet elk richten op het individu, maar hoe hangen de problemen samen met alle systemen
rondom. Als orthopedagoog ben je dan ook een systeem
Veranderingsgericht
- Het geven van een diagnose is niet voldoende er moet ook verandering plaatsvinden in het
leven van het kind
Reflecteren is het vermogen om gestructureerd terug te blikken teneinde conclusie te trekken voor
toekomstig handelen
Belangrijk om zelf een oordeel te kunnen vellen (ook aan literatuur)
- Normatieve professionaliteit; reflectie op je eigen professioneel handelen
Reflecteren om vooronderstellingen bewust te maken, academische vorming ontstaan,
professionele houding
Reflecteren op het moment dat je verwachting niet uitkomt, als je keuze moet maken, als je
het eigen handelen wilt onderzoeken
Evalueren richt zich op de taak; de taak staat centraal en het eindresultaat (product) wordt beoordeeld
evenals het proces dat hiertoe leidt
Reflecteren richt zich op de persoon en gedrag; de persoon met zijn handelen, denken en voelen staat
centraal. Deze worden niet beoordeeld, maar onderzocht
Hoe reflecteer je?
1. Beschrijf de situatie en jouw gedrag
2. Beschrijf je gedachten (welk doel had je?)
3. Beschrijf je gevoelens (wat voelde je bij je gedrag?)
4. Doel gehaald? Zo ja, wat ging goed? Zo nee, wat kan beter?
5. Wat betekent dit voor je toekomst?
,Week 2 – Kennisclips
Pedagogische invalshoeken kijken naar
Tekorten
- Pedagogisch tekort of stoornisperspectief
Stoornis in opvoedbaarheid kind
Kind kenmerk “moeilijk opvoedbaar kind”
Biologisch of psychisch defect
Psychopathologische invalshoek
Behoeftes/vraag
- Pedagogisch vraagstellingsperspectief
Een vraagstelling is het leggen van een hoofdaccent om specifiek op te voeden
(bepaalde typen kinderen hebben bepaalde typen leefklimaten nodig)
3 soorten; angst (bevrijding), aandachttekort (structuur), gedragsproblemen (affectie)
1. Klimaat (ruimte); leefklimaat inrichten
2. Situaties (dagelijkse gebeurtenissen)
3. Relaties (houding opvoeder in de relatie)
Omgevings-deficit
- Pedagogisch omgevingsperspectief
Wat gaat er mis in de opvoedomgeving? (vooral in ambulante omgeving)
Gericht op empowerment; versterken positieve krachten in context, teneinde zelf
oplossingen te ontwikkelen
Pedagogische vaardigheidstekorten van ouders (opvoedcursussen)
1. Veiligheid en structuur bieden
2. Monitoren en toezicht houden
3. Signaleren en versterken van positief gedrag
Geringe effecten, omdat er trucjes worden aangeleerd, maar die worden niet aangepast
naar het individu (fit tussen kenmerken persoon en opvoeding van het kind met
kenmerken)
FFT/IPT, MST, STADSSCHOLEN020
Afwijking van de norm
- Pedagogische normeringsperspectief (heropvoeden)
Ambulant; bijvoorbeeld taakstraffen
Residentieel; Jeugdzorg (plus) of JJI
Positieve beïnvloeding van peer culture
Systeemtheoretische benaderingen, maakt onderscheid tussen (gezins-)systeembenadering en de
systeembenadering (sociaalecologisch)
Belang van het systeembenadering is kijken naar belang tussen alle interacties binnen het systeem, niet
naar individuen of losse componenten als geheel
Basisprincipes systeembenadering
Circulariteit
- Iets wordt veroorzaakt dat leidt tot het oorzaken van het volgende en zo een cyclus
Coalities
- Er zijn subsystemen te onderscheiden, maar hierin zijn grenzen en hiërarchieën
Kluwen & los zand
- Glijdend evenwicht tussen autonomie en verbondenheid
- Los zand (teveel autonomie)
Grote distantie, weinig uitwisseling van gevoelens, weinig emotioneel contact, grote
onafhankelijkheid
- Teveel verbondenheid (kluwen)
Grote verwevenheid, grote afhankelijke, emotionele over-betrokkenheid, nauwelijks
invloed van de buitenwereld
Sociaalecologische benaderingen
, 1. Het sociaalecologische systeemmodel Bronfenbrenner
- Elk individu is onderdeel van een microsysteem; geheel van wederkerige relaties van het
kind met zijn directe omgeving in een bepaalde setting (gezin, school, club, vrienden)
- Mesosysteem; beïnvloeding van de verschillende microsystemen onderling. Verandering
in het ene systeem heeft invloed op een ander systeem
- Exosysteem; maken deel uit van andere maatschappelijke systemen waar kind geen deel
van uitmaakt, maar wel van invloed zijn op ontwikkeling via micro- en mesosystemen
(werk ouders, buurt, SES, etniciteit)
- Macrosysteem; overkoepelende institutionele en culturele patronen waarop micro-meso-
exosystemen zijn gebaseerd (rechtssysteem, politiek, normen/waarden)
2. Interactiemodellen
Het transactioneel ontwikkelingsmodel
- Circulaire causaliteit
Het (meervoudig) risicomodel
- Risicofactoren; identificatie op basis van empirisch onderzoek. Statistisch grotere kans op
probleem (verhoogd risico). Breng je in kaart met een balansmodel
- Protectieve factoren; neutraliserend, verminderend van risico. Staan in verband met
risicofactoren, maar zijn niet per se elkaars tegenpolen