Hoorcollege Invloeden op de levensloop
Ontwikkelingspsychologie 0.18 jaar (hoofdstuk 1 )
• Wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit van conceptie
(ontstaan van de kinderen) tot aan de ouderdom. Hoe groeit iemand, zowel cognitief als
lichamelijk. En welke dingen zijn je hele leven eigenlijk stabiel? (vb. moeilijke baby, moeilijke
puber?) Het is belangrijk om 3 verschillende dingen op te merken bij de verschillende
levensfases, namelijk:
- Universele principes (principes van groei op zijn breedst gezien, cognitief, fysieke etc.) die
voor iedereen op de hele wereld hetzelfde zijn. Vb. elke vrouw wordt ongesteld, of alle
mensen leren lopen. Voor alle mensen waar ook ter wereld is dit gelijk.
- Culturele invloeden in de ene cultuur wordt er bijv. een groter beroep gedaan op
praktische intelligentie i.p.v. theoretische intelligentie. Nederland is bijvoorbeeld een
kenniseconomie, hoe meer kennis je hebt, hoe hoger je aanzien vaak is. Terwijl in andere
maatschappijen, is dit juist andersom. Culturele invloed is ook op welke leeftijd je naar
school gaat, als je überhaupt naar school gaat.
- Etnische invloeden er is een verschil tussen mensen met verschillende etniciteit → voor
de ene etniciteit zijn andere ontwikkelingen sneller dan bij andere. (Bijv. meisjes met een
donkere huidkleur komen sneller in de puberteit dan meisjes met een lichtere
huidskleur.)
• Ontwikkeling is een continu proces→ je blijft je altijd ontwikkelen, dat stopt niet bij
adolescentie. Ook in je werkzame leven krijg je met allerlei dingen te maken die jou als
persoon ontwikkelen. Zelfs in de ouderdom, door bijvoorbeeld om te gaan met verlies van
dierbaren.
Reikwijdte van de ontwikkelingspsychologie. De dingen waar de ontwikkelingspsychologie
aandacht aan besteden:
1. Fysieke ontwikkeling (elke week het 1e hoofdstuk wat je moet lezen)
Brein, zintuigen, biologische componenten, wat doet het met je hersenen als je moeder drugs heeft
gebruikt tijdens de zwangerschap, of als je mishandeld bent geweest als kind, wat doet het met je als
je ouders lvb zijn, maar ook, wat is een normale lengte en gewicht voor elke leeftijd.
2. Cognitieve ontwikkeling (elke week het 2e hoofdstuk wat je moet lezen)
Hoe ontwikkelt het denken zich, mentale beelden, geheugen, intelligentie.
1
, 3. Sociale ontwikkeling (elke week het 3e hoofdstuk wat je moet lezen)
Vriendschappen, jezelf in relatie tot andere,
4. Persoonlijkheidsontwikkeling (in het boek zit deze gekoppeld aan sociale ontwikkeling)
Stabiele eigenschappen die iemand uniek maken
Of verdeling in leeftijdscategorie Indeling van leeftijden zijn sociale constructen, dit zijn
- Prenatale periode (zwanger) gecreëerde werkelijkheden. Hiermee wordt bedoeld: hoe men
- Baby- en peutertijd (0-3 jaar) het leven in deze categorieën indeelt, omdat het voor onze
- Kleutertijd (3-6 jaar) (westerse) cultuur normaal is dat je deze stappen zo doorloopt.
- Schooltijd (6-12 jaar) Er zijn verschillende indelingen, bijvoorbeeld op andere
- Adolescentie (12- 20 jaar) werelddelen ben je of kind, of volwassenen, geen adolescent.
- Jong volwassenen (20-40 jaar) Over heel de wereld zijn dus verschillende indelingen,
- Middelbare leeftijd (40-60) afhankelijk van culturele en biologische invloeden.
- Ouderdom (60 – overlijden)
Cohorten en ontwikkeling
Cohort: groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren. Iedereen die bijvoorbeeld
tussen 1997 en 2000 in Nederland zijn geboren, vormen een cohort. We maken ongeveer allemaal de
zelfde ‘grote ontwikkelingen’ mee → normatieve ontwikkelingen: gebeurtenissen die zich voor de
meeste mensen op dezelfde manier voltrekken/ plaatsvinden. Onderverdeeld in de volgende dingen:
- Biologisch Ongeveer allemaal op hetzelfde moment in de puberteit.
- Sociaal Allemaal op het zelfde moment leerplichtig en dus in contact met klasgenoten.
- Cultureel vanaf 5 jaar allemaal leerplicht, dus vanaf 4/5 jaar naar de basisschool
- Cohorteffect Zelfde grote dingen meegemaakt en misschien wel gevormd hebben. Bijv.
MH17 of de aanslagen in Parijs, wij hebben dit met z’n alle gedeeld. Een belangrijk voorbeeld
hierbij is ook sociale media, wat is de invloed van sociale media op onze ontwikkeling. Omdat
wij als eerste groep echt is opgegroeid met sociale media.
2
,Belangrijke begrippen om de ontwikkeling te begrijpen:
- Leeftijdsgeboden invloeden: Biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen
in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien. Waar ook ter
wereld maak je dit mee. Vb. tussen de 9 en 13 jaar wordt je ongesteld of kinderen gaan
lopen gemiddeld tussen 10 en 18 maanden.
- Normatieve invloeden: invloeden die leiden tot conformiteit. Wat moet je doen om erbij te
horen. Mensen vrezen voor afwijkend gedrag vb. het gebruik van sociale media, je mist
dingen als je het niet doet. Of welke kleding draag je en bij welke sub groep wil je horen.
- Niet-normatieve gebeurtenissen: Gebeurtenissen die alleen jij hebt meegemaakt. Specifieke
gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een specifiek persoon op een tijdstip dat
zulke gebeurtenissen de meeste andere mensen niet overkomen. Iets wat jou onderscheid
van anderen Vb. je vakantie die je deze zomer hebt gehad.
Ontwikkelingspsychologie als discipline
Kun je ontwikkelingen van mensen bewijzen. Kun je het zien als een wetenschap? D.m.v. systema-
tische studies hebben zij ontwikkelingspsychologie op de kaart gezet.
- Veel invloedrijke wetenschappers: Binet, Hall, Bowlby, Piaget. Zij hebben laten zien dat er
wetenschappelijke studies liggen naar de ontwikkelingen van mensen. In eerste instantie
alleen kinderen, later ook ouderen.
- Grootschalige, systematische en longitudinale onderzoeken
- Generation R Next Voorbeeld → onderzoek naar de kinderen in Rotterdam.
Continuïteit of discontinuïteit?
Continuïteit → soepele ontwikkeling met soepele overgangen. Er komt steeds iets bij, het verandert
niet vb. kind wat leert praten, of je lengte (blauwe lijn)
- Soepele overgangen
- Niet alle ontwikkelingen lopen synchroon
- Culturele verschillen
- Kwantitatief, de ontwikkeling wordt groter en meer.
Discontinuïteit → als een kind van de een op de andere dag, iets geheel nieuws kan. Kind wat ineens
kan lopen, na maanden kruipen of een kind wat een bal ineens met een hand kan gooien, i.p.v. met
twee (rode lijn)
- Harde overgangen
- Elk stadium levert kwalitatief anders gedrag op dan het gedrag in eerdere stadia.
Kritieke perioden en gevoelige periode
- Kritieke perioden in deze periode moet de ontwikkeling plaats vinden. Bijvoorbeeld dat het
kind in het eerste half jaar gehecht moet zijn. Is dit niet zo, dan heeft het kind het hele leven
lang problemen met hechten en onderhouden van relaties. Het moet in die periode goed
gaan anders kan dat problemen opleveren. Gaat over meer dingen, maar we lichten hechting
uit. Is onomkeerbaar als het niet goed is gegaan.
- Gevoelige perioden
De ideale periode om iets aan te leren → kinderen tot hun 8e jaar pakken heel makkelijk taal
op. Op de middelbare school leer je ook een taal aan, maar die voelt altijd aan als een
vreemde taal, terwijl als je een taal leert voor je 8e, die heel natuurlijk aanvoelt.
Nature & Nurture
- Nature: maturatie → je genetische voorbestemming zal altijd tot ontwikkeling komen. Vb. Er
is geen enkel kind van 8 jaar zonder haargroei, maar op hun 30e wel kaal is. Het
voorbestemde gen komt tot uiting → maturatie
3
, Theoretische perspectieven en onderzoek (hoofdstuk 2)
1.Psychodynamisch perspectief: innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een
persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft. Alle dingen die je doet
komen voort uit het onbewuste. Hieronder zijn 3 theorieën aan gehangen.
- 1. Psychodynamische theorie (Freud): Onbewuste krachten bepalen iemands
persoonlijkheid en gedrag. (De basis).
- 2. Psychoseksuele ontwikkeling (Freud): fasen die kinderen doorlopen waarin genot, of
bevrediging telkens gericht is op een ander biologische functie en deel van het lichaam.
- 3. Psychosociale ontwikkeling: (Erikson): De veranderingen in de manier waarop we
aankijken tegen onze interacties met anderen, tegen het gedrag van anderen en tegen
onszelf als leden van de maatschappij.
Psychodynamische theorie (freud)
o Id → Aangeboren driften. Gericht op voortplanting en overleving.
o Ego → De bemiddelaar. Compromis zoeker
o Superego → Je geweten. Het roepen van de orde.
Ontwikkelingsfases.
Een mens wil altijd zijn driften (seksuele driften) bevredigen
- In de eerste fases richt een kind deze bevrediging op zichzelf. Je bent als kind gericht op je
eigen behoeftes en bent nog niet gericht op andere. Als een kind speelgoed wilt, loop het er
naartoe en pakt het af.
- Later is het kind gericht op de ander (vanaf Oedipale fase), het kindje vraagt of hij het
speelgoed mag.
Normaal ontwikkelt deze bevrediging zich op een gezonde manier door conflicten (drift/bevrediging
vs. realiteit) op te lossen. Als je deze fases goed doorloopt kan je je als een gezond individu
ontwikkelen, zegt freud.
- Fixatie → blijven hangen in een van de fases. Als je in je eerste levensfase bijv. slecht
verzorgt bent, dan ben je in je orale fase. Volgens Freud blijf je dan je hele leven gefixeerd op
je mond, bijv. roken, kauwgom
4