Het gaat om de zelfstudievragen van hoofdstuk 1 en 2 van Geschiedenis van opvoeding en onderwijs, bij het boek Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. De vragen zijn erg uitgebreid beantwoord en bieden een goede samenvatting.
1. Hoe verhouden Renaissance en Humanisme zich tot elkaar?
Renaissance is een brede culturele vernieuwingsbeweging die zich opnieuw oriënteerde op
de klassieke oudheid. De geschriften werden vertaald, waardoor de kennis over de
klassieke oudheid erg toenam. Het humanisme was een intellectuele stroming binnen de
Renaissance, die zich kenmerkt door een hoge waardering van de mens en zijn
mogelijkheden. Het gaat hier om het vermogen van de mens om de wereld om zich heen te
kennen en om het vermogen tot zedelijk handelen.
2. Waartoe diende de studie van de oudheid voor Erasmus uiteindelijk?
Lezing van de klassieke auteurs leidde vooral tot een ontwikkeling van het zedelijk gevoel.
Erasmus was er beslist van overtuigd dat het verval van zeden, de misstanden in de kerk, zo goed
als achterlijkheid en dogmatisme het gevolg waren van een gebrek aan cultuur. Voor hem was
klassieke vorming dan ook de kern van alle echte opvoeding.
3. Waarom bespotte Erasmus de ‘taalmeesters’?
Taalmeesters waren zelfingenomen waanwijs en gewelddadig tegen de kinderen en maakten
veelvuldig gebruik van lijfstraffen.
4. Waarom was een mens zonder intellectuele vorming volgens Erasmus erger dan een
dier?
Een dier wordt tenminste nog geleid door zijn instinct, maar een mens die niet doordrenkt is met
de beste kennis is tomeloos en gevaarlijker dan welk dier dan ook.
5. Waarin verschillen de pedagogische opvattingen van Erasmus en Montaigne van
elkaar?
Erasmus was gebrand op intellectuele vorming en bestudering van de klassieke oudheid. Voor
Montaigne was de intellectuele vorming een stuk minder belangrijk: voor hem kwam het aan op
zelfstandig leren oordelen.
6. In welke opzichten bouwde de Reformatie/Hervorming voort op het Humanisme en
in welke opzichten juist niet?
De verhouding tussen het Humanisme en de Hervorming is complex: persoonlijke
geloofsbeleving was in de ogen van de hervormers belangrijker dan humanistische
geleerdheid. Visie op de mens was onder de meeste protestanten minder optimistisch dan
in het Humanisme. Volgens de calvinisten was de mens uit zichzelf tot niets in staat en was
hij volledig afhankelijk van de Goddelijke genade. De mens was dus zondig en de ziel was
belast met erfzonde: dit betekende de noodzaak van opvoeden tot godzaligheid (deugd,
vroomheid) om de ziel te redden. Voor alle hervormers gold het belang van de bron der
Openbaring zelf. Zonder tussenkomst van de kerkelijke autoriteit moest de gelovige zelf
kennis kunnen nemen van de geopenbaarde waarheid en dus zelf de bijbel kunnen lezen.
Dit streven sloot aan bij de humanistische ontdekking van de oorspronkelijke tekst
7. Hoe verhoudt Marnix’ pedagogiek zich tot het burgerlijk karakter van de Republiek
(zie ook par. 4.2)?
Naast de intellectuele vorming kregen vroomheid en lichamelijke oefening veel aandacht.
Opvallend is zijn kindgerichtheid: hij wilde aansluiten bij het bevattingsvermogen van zijn
adellijke pupillen en bij hun eigen ondervinding. Daarom speelde de moedertaal een veel grotere
, rol dan bij Erasmus. Wel strenge godsdienstige opvoeding. Soberheid, matigheid en
bescheidenheid waren onmisbare deugden, de latere ingrediënten van de burgerlijke moraal.
8. Waarom kan men de onderwijsleer van Comenius empiristisch noemen?
Hij was gericht op de realiteit van het alledaagse leven. Hij achtte kennis van de wereld om zich
heen, zaakkennis, voor kinderen van primair belang.
9. Waarom moest de onderwijzer volgens Comenius handelen als de zon?
De zon houdt zich niet bezig met een enkel voorwerp, maar voorziet alles en iedereen van
warmte, licht (en kennis). Toch krijgt iedereen zijn of haar deel.
10. Waarom moest volgens Comenius iedereen worden onderwezen, ook meisjes en
zwakbegaafden?
Omdat hij het belangrijk vond dat alle kinderen onderwezen werden. Ook voor zwakbegaafden
was er nog hoop en er was volgens hem geen goede reden om meisjes niet te onderwijzen.
11. Waarom was de kindertijd volgens Comenius zo belangrijk?
In de kindertijd moest men gevormd worden tot een humaan persoon.
12. Waarom kan men de didactiek van Comenius typeren als ‘natuurlijk’?
Omdat hij bij zijn pedagogiek een beroep deed op de natuur. Hij wilde rekening houden met de
kinderlijke aard. Je moest het kind niet overladen, maar de stof en hoeveelheid aanpassen op het
niveau en de aard van het kind.
13. Waarom rekent men Locke tot de verlichte pedagogen?
Tabula rasa: mens was onbeschreven blad dat door de waarneming en ervaring zou worden
gevuld. Door deze empirische notie was hij ervan overtuigd dat de mens vooral door ervaring,
dus ook door opvoeding wordt gevormd. Sterk geloof in opvoedbaarheid.
14. Wat is er empiristisch aan het idee van de geest als onbeschreven blad?
De mens wordt door de ervaringen/waarnemingen gevormd.
15. Welk opvoedingsdoel stond Locke voor ogen?
Een beschaafd man bezat deugd, verstand, welgemanierdheid en kennis, waarbij het eerste
belangrijker was dan het laatste. Grondslag van deugd was een helder godsbesef. Eerlijkheid en
betrouwbaarheid stelde hij boven kennis.
16. Wat betekent ‘natuurlijk’ in Locke’s pedagogiek?
Opvoeding volgens een natuurlijke methode wil bij Locke verschillende dingen zeggen.
Allereerst betekent dat een tamelijk ongedwongen stijl van met kinderen omgaan: sober, maar
zonder hardheid, strenge straf of angstinboezeming. Dwang was niet nodig en slaan hielp niet.
Kinderen moesten gewend raken aan een natuurlijke levenswijze in de zin dat ze veel in de
buitenlucht vertoefden en niet te warme of knellende kleding moesten dragen. De voeding moest
eenvoudig zijn, ongekruid. Alcohol paste niet bij kinderen, evenmin als een te zacht bed. Deze
natuurlijke leefwijze volgde het klassieke ideaal van een gezonde geest in een gezond lichaam.
Natuurlijk betekende voor Locke ook het kind behandelen als kind en als individu. Geloof in
opvoedbaarheid nam niet weg dat er individuele verschillen in aanleg, karakter en temperament
bestonden.
17. In welk opzicht vormt het piëtisme een kritiek op het Humanisme en op het
pedagogisch realisme van Comenius?
Het Humanisme en het pedagogisch realisme van Comenius waren beiden tamelijk positief over
de mens, de mens was tot het goede geneigd. Ze hielden te veel rekening met de kinderlijke
natuur en lieten kinderen redelijk vrij, terwijl het piëtisme juist wilde dat de kinderen beschermd
werden tegen de aardse verleidingen. Men was volgens het piëtisme namelijk geneigd tot het
verkeerde, ten gevolge van de erfzonde.
18. Vergelijk de opvoedingsidealen van Francke met die van de Nadere Reformatie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Wytske98. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.