Samenvatting Industriële Productie
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1: De ontwikkeling van de Industriële productie
De industriële productietechniek ontstond tegen het eind van de achttiende eeuw. De
stoommachine was een van de eerste beginselen hiervan. Dit was dan ook het tijdstip
waarop men in staat was om de principes van natuurkunde, mechanica en
productietechniek toe te passen voor het ontwerpen en fabriceren van bruikbare en
rendabele werktuigen. Deze ontwikkelingen zijn het begin van de mechanische industrie.
Doordat de stoommachine zorgde voor een industriële revolutie kwamen er ook industriële
bedrijven. Ambachtelijke bedrijven gingen hierdoor weg. Een van de belangrijkste
kenmerken van de industriële revolutie is het bijeenbrengen van productiemiddelen, zoals:
arbeid, machines, gereedschap. Dit alles was in een georganiseerd verband. De spoorwegen
en stoomscheepsvaart maakte het mogelijk om producten over een groot afzetgebied te
verspreiden.
De ontwikkelingen van industriële bedrijven bracht veel sociale problemen met zich mee.
Mensen trokken massaal naar de industriële steden. Er was hier een tekort aan huizen en de
woonomstandigheden waren ook erg slecht. Er was veel armoede in deze tijd, daarnaast
waren de werkomstandigheden ook erg slecht. Vanaf het einde van de negentiende eeuw
kwam hier verbetering in door de ontwikkeling van de parlementaire democratie en van de
vakbeweging.
In de twintigste eeuw stelde de Nederlandse politici om de automatisering af te remmen,
zodat er nog wel werk overblijft.
De belangrijkste trend van tegenwoordig is miniaturisatie. Dit is de nauwkeurigheid
waarmee zeer uiteenlopende fabricage bewerkingen en materiaalbehandelingen kunnen
worden uitgevoerd. Bij auto’s is dit bijvoorbeeld erg belangrijk, hierbij maken de kleinste
sensoren al heel veel toegevoegde waarde. De nanotechnologie is ook een nieuwe uitdaging.
Nanotechnologie draait om het vormgeven en fabriceren, evenals het manipuleren, plaatsen
en meten van producten op <0,001 mm.
§1.2: Organisatie en communicatie
Doordat er industriële bedrijven in de plaats kwamen van ambachtelijke bedrijven, kwam er
ook onderscheid tussen verschillende bedrijfsfuncties. Zo wordt er bij massa productie
opeenvolgende bewerkingen opgesplitst en zijn ze bewerkingen terugkerend.
Doordat er veel meer mensen aan het werk zijn in bedrijven en er veel meer verschillende
taken zijn is er communicatie nodig.
§1.3: Product voorbeelden en productkentallen
Een totaalserie van een product geeft de orde van grootte aan van het totale aantal stuks
van een model. Deze aantallen gelden voor producten die als een commercieel succes
kunnen worden beschouwd. De productlevenscyclus is de tijdsduur dat een product met
succes kan worden verkocht.bij consumentenproducten is dit over het algemeen zeer kort,
bijvoorbeeld vliegtuigen daarentegen hebben een zeer lange cyclus. De ontwikkelingstijd van
,een product is de duur van de tekentafel tot productierijp product. De productlevensduur is
de gemiddelde levensduur van een product.
Het fabricageproces en materiaalkeuze wordt voornamelijk bepaald door de volgende
factoren:
Functie: functionele eisen zoals: sterkte, stijfheid en nauwkeurigheid.
Esthetische eisen: het gewenste uiterlijk en dus afwerking.
Kostprijs: seriegrootte en het aantal varianten is hierbij bepalend.
Levertijd: bijvoorbeeld op een spuitgietmatrijs zit een lange levertijd.
Beschikbare prod.techn.: is de techniek beschik of is het de moeite om voor te
investeren.
Leverbaarheid: het moet op de gewenste termijnen ook in de toekomst leverbaar
zijn.
Onderhoud: het product moet goed te onderhouden zijn met standaard
gereedschap.
Recycling: het product moet makkelijk zijn te demonteren en recyclen.
§1.4: Indeling van vervaardigingstechnieken
1.4.1 De hoofdgroepen
Oervormen: gieten.
Omvormen: massief omvormen en omvormen van plaat.
Scheiden en afnemen: mechanisch wel en niet verspanend, fysisch wel en niet
verspanend.
Verbinden: Lassen, solderen, lijmen, kitten, etc.
Veranderen van mat. eigenschappen: harden, ontlaten, reinigen, etc.
Opbrengen van lagen: spuiten, verzinken, galvaniseren, etc.
1.4.2 Omschrijvingen, toepassingen voorbeelden
Oervormen
Hierbij wordt materiaal zonder vaste vorm omgezet in een materiaal met een vaste
vorm. Hieronder valt gieten (vloeistof) en het samenpersen van poeder en vervolgens
sinteren (poedermetallurgie).
Omvormen
Massief omvormen (vervorming in alle richtingen) is bijvoorbeeld een dik blok
gegoten staal walsen tot een kleinere dikte en grote oppervlakte. Plaat omvormen
(vervorming loodrecht op de plaat) is bijvoorbeeld het buigen van plaat.
Scheiden en afnemen
Bij scheiden blijft het overtollig materiaal bruikbaar voor een volgend product, bij
verspanen is dit niet het geval hierbij kan het alleen opnieuw gebruikt worden door
recycling. Bij mechanisch afnemen gebeurt dit vaak door universeel gereedschap. Bij
, oervormen, omvormen en scheiden is de vorm vastgelegd in het product gebonden
gereedschap.
Verbinden
Hierbij worden onderdelen verenigd tot een star geheel met de volgende technieken:
- Pen gat verbinding
- Lasverbindingen (er wordt alleen gebruikt gemaakt van de onderdelen).
- Lijmen en solderen (er wordt een extra stof gebruikt).
- Omvormverbinding (b.v.: felsen).
- Door elastisch vervormen (krimp persverbindingen).
Veranderen van materiaaleigenschappen
De materiaaleigenschappen worden veranderd om bijvoorbeeld de gewenste
eigenschappen te verkrijgen of het product beter te kunnen bewerken.
Opbrengen van lagen
Er zijn vele manieren om lagen op een materiaal op te brengen, de 3 hoofdgroepen:
functie (duurzamer maken, verfraaien), opgebrachte materialen (organisch,
metallisch en keramisch) en toegepast processen (chemisch, elektrochemisch en
fysisch).
§1.5: Het mechanisch materiaalgedrag in de fabricage
Materiaaleigenschappen bepalen de bewerkbaarheid van een materiaal. Bepalend voor
materiaalgedrag zijn: de eigenschappen van het uitgangsmateriaal en de tijdens de
bewerking optredende veranderingen. Bij vervorming treedt bijvoorbeeld versteviging op,
wordt een materiaal te veel vervormt zal het scheuren of breken. BIj sommige processen is
het nodig om het materiaal te verwarmen om zo de weerstand tegen vervormen te
verminderen. Bij bijna alle bewerkingen ontstaat warmte door de vervorming van het
materiaal. De grenzen van de uitvoerbaarheid van een proces worden bepaald door:
Extreme mechanische of thermische belasting, leidend tot slijtage of breuk.
Ongewenste vervorming bij dunwandige producten en scheuren bij te grote lokale
vervorming.
Beperkingen door het geïnstalleerd vermogen of de toelaatbare krachten.
§1.7: Criteria voor het beoordelen van fabricagemethoden
De doelmatigheid van een fabricagemethode is te meten aan 5 factoren:
Productiekosten
Productiesnelheid
Flexibiliteit
Kwaliteit
Milieueffecten
1.7.1 Productiekosten
Kosten zijn te verdelen in eenmalige kosten (ontwerp en ontwikkeling, voorbereiding en
kosten van machines en gereedschappen) en repeterende kosten, elke serie keren de
administratiekosten en inrichtkosten terug. De materiaalkosten, kosten universele machines
en arbeidskosten zijn repeterende kosten of uitvoerende kosten. De kostprijsdaling bij
grootte aantallen heet het seriegrootte-effect.
lOMoARcPSD|3008444
1.7.2 Productiesnelheid
,Hoge snelheid gaat samen met lage repeterende kosten, de voorbereidingskosten zijn wel
weer relatief hoog.
1.7.3 Flexibiliteit
Dit is de mate waarin een fabricage- of montagelijn kan worden aangepast. Afgelopen
decennia is de vraag naar aanpassing groter geworden.
1.7.4 Kwaliteit
De producteigenschappen, de prijs, de levertijd en de service bepalen samen de kwaliteit
van een product. Dit is het resultaat van de ontwerpkwaliteit en de kwaliteit van het
productieproces. Door kwaliteitscontrole kunnen worden dit heet de uitval fractie.
1.7.5 milieueffecten
Tijdens het produceren kunnen er milieuonvriendelijke stoffen in de natuur terechtkomen.
Om dit te voorkomen kunnen er andere productietechnieken toegepast worden, dit moet
alleen wel een gelijkwaardig product opleveren. Als men dit goed inricht kan er zelfs
kostenbesparing optreden door b.v. restwarmte te gebruiken. Er zijn 4 fasen waarin een
product zich kan bevinden: ontwikkeling, fabricage, gebruik en afvoer. Het doel van
milieugerichte productie is om tijdens deze fasen zo min mogelijk milieuschade te
veroorzaken. Er wordt hier rekening gehouden met de MET factoren.
- Materialen
- Energie
- Toxiciteit
,Hoofdstuk 2: Materialen
§2.1: Inleiding
De materiaalkeuze wordt allereerst bepaald door de functionele eisen en de esthetische
aspecten. Daarnaast moet rekening gehouden met de fabricagemethode. Zoals in figuur 2.1
te zien, hangt het met elkaar samen.
Functie
Materiaal
Proces Vorm
Figuur 2.1
In figuur 2.2 is de indeling van de veel toegepaste materialen in de techniek te zien.
Figuur 2.2
Binnen de materiaalkunde worden 3 gebieden onderscheiden
Fundamentele materiaalkunde = richt zich vooral op de invloed van de chemische
samenstelling en de structuur van het materiaal, en op mechanische eigenschappen
(geleiding enzovoort)
Materiaalbereiding = houdt zich bezig met de bereiding van materialen uit
grondstoffen
Toegepaste materiaalkunde = hierin richt men zich voornamelijk op de
materiaalkeuze en materiaaltoepassing bij het ontwerp en fabricage van producten.
,Eigenschappen van metalen
- Glimmend uiterlijk
- Hoge taaiheid
- Hoog smeltpunt
- Goede geleider van warmte
- Goede geleider van elektriciteit
Ferro metalen:
- Ferrum: volledige naam symbool ijzer. (Fe)
- Ferrometalen omvat ijzer en legeringen (mengsels van metalen) waarbij het
hoofdbestandsdeel ijzer is.
- Ferro metalen zijn magnetische te maken “Ferromagnetisme”Ferromagnetisme”
Nonferro metalen:
- Metaal dat geen ijzer bevat of waarin de legering ijzer niet als hoofdbestandeel heeft
- Veel schaarser dan ferro metalen, dus veel kostbaarder
- Niet magnetisch te maken
Edelmetalen
- Metaal dat niet of weinig kan worden aangetast door oxidatie
- Worden gebruikt in sieraden
- Hoe edeler hoe minder aantasting door zuurstof
Oxidatie is een chemisch proces waarbij een stof (de reductor) elektronen afgeeft aan een
andere stof (de oxidator) waarbij het oxidatiegetal van de reductor toeneemt.
Vroeger definieerde men een oxidatie als een reactie met zuurstof. Voorbeelden zijn roesten
en verbrandingsreacties. Het proces ontleent zijn naam dan ook aan het woord oxygenium,
de Latijnse naam voor zuurstof.
§2.2: Structuren van metalen
2.2.1Eenkristallen
Wanneer een metaal vanuit vloeibare toestand afkoelt en stolt, ontstaan kristallen. Deze
kristallen kenmerken zich door een regelmatige ordening van atomen binnen het
kristalrooster.
, Figuur 2.3
Kenmerken van de 3 kristalroosters.
Kubisch ruimtelijk gecentreerd
8 hoekpunten
1 punt centraal
Voorbeelden: chroom en ijzer
Kubisch vlakken gecentreerd
8 hoekpunten
1 punt op elk vlak in kubus
Voorbeelden: aluminium, zilver, platina en goud.
Hexagonaal dichtst gestapeld
6 kant
Dichte stapeling
Voorbeelden: koolstof, magnesium, cadmium en zink
Binnen een kristal zijn materiaaleigenschappen, zoals sterkte en stijfheid,
richtingsafhankelijke; deze richtingsafhankelijke eigenschappen noemen we anistrophie.
Een kristalrooster dat tijdens het stollingsproces ontstaat, is nooit vrij van roosterfouten. Je
kan hier onderscheid maken tussen puntfouten (= het missen van een atoom), lijnfouten,
oppervlaktefouten, en volumefouten.
Lijn fouten worden meestal dislocaties genoemd. Koud versteviging = de weerstand tegen
vervorming neem toe bij verdergaande vervorming.
2.2.2 Polykristallijn materiaal
Omdat materialen in werkelijkheid bestaan uit vele kleine kristalletjes die elk anders zijn
georiënteerd, is er sprake van isotropie. Dit betekend dus dat de eigenschappen in alle
richtingen gelijk zijn.
Vaak bestaat een metaal niet uit een soort, maar bewust uit meerdere metalen. We spreken
dan van een legering. Er worden andere metalen toegevoegd om aan de eisen te voldoen.
Bijvoorbeeld om een metaal sterker te maken. De legeringselementen kunnen op de
volgende manieren worden toegevoegd:
Mengkristallen: het legeringselement neemt de plaats in van het basismetaal.
Mengsel van verschillende typen kristallen: de legering bestaat dus uit meerdere
vaste fasen.
Chemische verbinding, hierbij kan het legeringselement een metaal als niet-
metallisch element zijn.
Voorbeelden van legeringen
Brons: Het is een taai en corrosiebestendig materiaal.
Messing: Messing is een waardevol materiaal vanwege zijn hardheid en goede zelf smerende
eigenschappen.