Behandeling: Interventies
binnen de orthopedagogiek
COLLEGE 1: INLEIDING EN GESCHIEDENIS
Hoofdstuk 1 en 2
GEDRAG
In essentie is gedrag: alles wat een persoon zegt of doet.
- Technisch gezien is gedrag: elke spier-, klier-, of elektrische activiteit van een
organisme.
- Het kan een observeerbare en meetbare activiteit van een organisme zijn.
Er is een onderscheid tussen gedrag en een product van gedrag
- Het halen van een 10 op een toets is geen gedrag, maar een product van gedrag.
- Het gedrag dat een 10 oplevert, is effectief studeren.
Er is een onderscheid tussen overt en covert gedrag.
- Covert gedrag: speelt zich af in de binnenwereld.
o Gedachten, fantasie en voorstellingsvermogen
o Kunnen niet door anderen worden waargenomen
o Niet goed observeerbaar
o Meetbaar door:
Hersenscans
Kijken naar gevolgen
Moodtracker bij houden
- Overt gedrag: is aan de buitenkant te zien
o Woede-uitbarsting of schreeuwen
o Kan anders waargenomen en vastgelegd worden door een persoon dan door
degene die het gedrag uitvoert
- Zowel overt als covert gedragingen kunnen worden beïnvloed door
gedragsmodificatietechnieken, hoewel ze zich doorgaans richten op overt gedrag.
o Dit komt omdat het laatste over het algemeen belangrijk is voor het individu en
voor de samenleving als geheel.
o Ook is het makkelijker om overt gedrag nauwkeuriger te meten dan covert
gedrag.
Private self-talk en imagining zijn coverte gedragingen en worden soms ook cognitieve
gedragingen genoemd.
- Private self-talk: het denken in woorden
Kenmerken van gedrag die kunnen worden gemeten, worden dimensies van gedrag
genoemd.
1. Duration: de lengte in tijd dat het gedrag duurt
2. Rate: het aantal keren dat het voorkomt in een bepaalde periode
3. Intensity (of force): de fysieke inspanning of energie die betrokken is bij het
vertonen van het gedrag.
SAMENVATTENDE LABELS
Hoewel men geleerd heeft om te praten over gedrag op verschillende manieren, gebeurt dat
vaak in algemene termen.
- ‘Eerlijk’, ‘onafhankelijk’, ‘egoïstisch’ en ‘zenuwachtig’ zijn samenvattende labels voor
menselijke handelingen
o Maar ze verwijzen niet naar specifieke gedragingen.
- Voor gedragsmodificatiespecialisten zijn termen zoals ‘intelligentie’, ‘houding’ en
‘creativiteit’ ook samenvattende labels voor gedrag.
, - Gedragsmodificatiespecialisten praten over deze concepten in gedragsmatige termen
of, met andere woorden, in een behavioral language.
Voordelen van het gebruik van samenvattende labels zijn:
- Nuttig om snel algemene informatie te verstrekken over hoe een individu zich zou
kunnen gedragen
- De labels kunnen aangeven dat een bepaald behandelprogramma nuttig zal zijn.
Nadelen van samenvattende labels:
- Ze kunnen leiden tot pseudo-verklaringen (onjuiste verklaringen) van gedrag. Dit
worden ook wel cirkelredeneringen genoemd
- Labels kunnen op negatieve wijze van invloed zijn op de manier waarop een individu
wordt behandeld.
Vanwege de voor- en nadelen is het belangrijk om alle soorten problemen te definiëren in
termen van gedragsdeficiëntie of gedragsoverschotten, want
- Men wil de problemen vermijden die eerder zijn besproken bij het gebruik van
algemene samenvattende labels
- Ongeacht de labels die aan een individu worden toegekend, is het gedrag dat zorgen
baart en het gedrag dat moet worden behandeld om het problemen te verlichten.
- Specifieke procedures zijn beschikbaar die kunnen worden gebruikt om gedrag te
verbeteren op scholen, op de werkplek, in thuissituaties en worden collectief
aangeduid als gedragsmodificatie.
Gedragsdeficiënties: te weinig gedrag van een bepaald type
Gedragsoverschotten: te veel gedrag van een bepaald type
GEDRAGSMODIFICATIE
Gedragsmodificatie: de systematische toepassing van leerprincipes en -technieken om de
overt en covert gedragingen van individuen te beoordelen en te verbeteren om hun
dagelijkse functioneren te verbeteren.
- Doel: welzijn van mensen te verbeteren
- Kan in elke fase van het leven gezien worden
o Kindertijd: zindelijkheid stimuleren door beloningsschema’s
o Interventies inzetten voor angst of paniek. Belangrijk om de gedachten in
kaart te brengen en te kijken wat ingezet kan worden om het te verbeteren,
zoals cognitieve therapie.
Gedragsmodificator verwijst naar drie soorten individuen:
- Toegepaste gedragsanalisten
- Cognitieve gedragstherapeuten en gedragstherapeuten
- Anderen die betrokken zijn bij het aanpassen van gedrag.
Zeven hoofdkenmerken van gedragsmodificatie
1. Problemen worden gedefinieerd in termen van gedrag dat op de een of andere
manier kan worden gemeten, en verandering in de gedragsmaat van het probleem
worden gebruikt als de beste indicator van de mate waarin het probleem wordt
geholpen.
o Bv: hoe vaak een kind boos wordt, ipv ‘boosheid’
2. De behandeling procedures en technieken zijn manieren om de huidige omgeving
van een individu te verbeteren.
o Iemands omgeving wordt aangepast om mensen beter te laten gedijen
o Stimuli: de fysieke variabelen die iemands omgeving vormen. Meer specifiek
zijn stimuli de mensen, objecten of gebeurtenissen die momenteel aanwezig
zijn in iemands directe omgeving en die invloed kunnen hebben op het
gedrag.
Object: koptelefoon voor vermindering van prikkels
Gebeurtenis: een kind in een stille ruimte laten zitten tijdens een taak
3. De methoden en rationale kunnen nauwkeurig worden beschreven, wat belangrijk is
voor replicatie.
, o Bv: de ingezette methode of geprotocolleerde behandeling
o Na afsloop kan nagedacht worden over wat precies geholpen heeft
o Rationale: is de onderbouwing ervoor.
Vb: conditioneren
4. De technieken van gedragsmodificatie worden vaak toegepast door individuen in het
dagelijks leven
o De nauwkeurige beschrijving van gedragsmodificatietechnieken maakt het
mogelijk voor individuen, zoals ouders en leraren, om
gedragsmodificatietechnieken toe te passen om individuen in alledaagse
situaties te helpen.
o Het is iets anders dan medicatie
Medicatie is een interventie voor ADHD, maar geen
gedragsmodificatie
5. De technieken zijn gebaseerd op basis- en toegepast onderzoek in de
leerwetenschap
o Zoals de verschillende vormen van conditioneren
6. Gedragsmodificatie benadrukt het wetenschappelijk aantonen dat een bepaalde
interventie of behandeling verantwoordelijk was voor een bepaalde
gedragsverandering.
o Oorzaak-gevolg relatie moet helder worden gemaakt
o Vaak voor- en nameting voor vergelijking
o Soms wordt verbetering veroorzaakt door iets anders dan de interventie
7. Het hecht veel waarde aan verantwoordelijkheid voor iedereen die betrokkenen is bij
gedragsmodificatieprogramma’s .
o Zoals de client, medewerkers en ouders
BEHAVIORAL ASSESSMENT
Om te bepalen welk gedrag moet worden aangepakt, maken gedragsmodificatoren gebruik
van procedures die collectief behavioral assessment worden genoemd.
- Doelgedragingen: gedragingen die moeten worden aangepakt in een
gedragsmodificatieprogramma
Behavioral assessment: het verzamelen en analyseren van informatie en gegevens om
- Doelgedragingen te identificeren
- Mogelijk oorzaken van het gedrag te identificeren
- De selectie van een geschikte gedragsbehandeling te begeleiden
- De effectiviteit van de behandeling te evalueren
GESCHIEDENIS VAN GEDRAGSMODIFICATIE
Rond 1900: Klassieke of Pavloviaanse - Fysioloog Pavlov
Pavlov conditionering: reflexen die - Deed experimenten met honden
automatische reacties op - Klassiek conditioneren: het oproepen van responsen door
voorgaande stimuli veroorzaken stimuli aan andere stimuli te koppelen
- Voorloper van behaviorisme
- In 1920 demonstreerden Watson de klassieke conditionering
van een angstrespons bij een 11 maanden oude baby.
- Gedurende de volgende 30 jaar toonden een aantal
experimenten aan dat angsten en andere emoties konden
worden beïnvloed door klassieke conditionering
1938: Operante conditionering: gedrag - Operante conditioneren: het wijzigen van gedrag door de
Skinner wordt gemodificeerd door de consequenties ervan.
gevolgen, zoals door straffen en - Straffen: gedrag onderdrukken
belonen - Belonen: gedrag aanmoedigen
- Veel ethische aspecten
- Niet ieder kind is even gevoelig voor straffen en belonen
- Vormen van operante conditionering:
, o Positief bekrachtigen: het aanbieden van een positieve
prikkel (stikker)
o Negatief bekrachtigen: het wegnemen van een negatieve
prikkel (geen huiswerk)
o Positief straffen: aanbieden of toedienen van een negatieve
prikkel (strafwerk)
o Negatief straffen: afwezigheid of ophouden van positieve
prikkel (niet buitenspelen)
- ‘50/ ’60 publiceerden behavioral practitioners papers die
toepassingen van principes van operante conditionering
demonstreerden om mensen op verschillende manieren te
helpen. Deze toepassingen kregen de naam
gedragsmodificatie
1963: Toegepaste gedragsanalyse, ook - ABA: de wetenschap waarop gedragsmodificatie is gebaseerd.
Baer, Wolf wel Applied Behavior Analysis Het verwijst naar de studie van de wetenschappelijke wetten die
& Risley (ABA): het gedrag van mensen en dieren omvatten.
- Het draait om
o Het veranderen van concreet waarneembaar gedrag
o Nadruk op operante conditionering door middel van straffen
en belonen.
o Duidelijk verband te zien tussen interventie en verbetering
in gedrag
Doordat iemand positief bekrachtigd wordt wanneer hij
‘u’ zegt, wordt verwacht dat de interventie (het belonen)
impact heef top het gedrag.
- ABA:
o Wordt ook toegepast bij kinderen met autisme, maar dit is
wel controversieel
o Vrij uitgebreid en een kind wordt hierbij heel intensief
gevolgd
- Het gedrag wordt af- of aangeleerd door straffen en belonen
o Vraag is in hoeverre het ethisch is om dat gedrag te
veranderen.
o Als een kind met ASS oogcontact spannend vindt, moet het
dan aangeleerd worden omdat dat ‘hoort’ binnen de
maatschappij of juist niet?
o Zelfde geldt voor repeterende gedragingen. Het kan zorgen
voor veel extra spanning en kan het kind dus schaden,
mede omdat ze hierdoor een eigen manier van coping
missen.
‘60/ ‘70/ ’80: Cognitieve gedragstherapie - Ellis geloofde dat irrationele gedachten de veroorzaker zijn van
Ellis & Beck lastige emoties
o Gedrag zou niet zomaar ontstaan, mogelijk is sprake van
onderliggende gedachten of gevoelens
o Zijn benadering van therapie was om mensen te helpen
hun irrationele overtuigingen te identificeren en te
vervangen door meer rationele zelfverklaringen.
- Beck ging ervan uit dat disfunctioneel denken een depressie en
andere problemen kon veroorzaken, en hij ontwikkelde ene
therapeutische procedure die vergelijkbaar was met die van Ellis
o Hij verwees naar strategieën voor het herkennen van
inadequaat denken en het vervangen ervan door adequaat
denken als cognitieve therapie.
o Hij contrasteerde cognitieve therapie met gedragstherapie