SAMENVATTING: GEDRAGSBEÏNVLOEDING
Hoofdstuk 1: Denken in termen van nurture
1.1 Mensbeelden
Is intelligentie voor het grootste gedeelte aangeboren of aangeleerd? Is er een gen dat bepaalt of we op het
rechte pad blijven of het criminele pad verkiezen? Het antwoord dat je op deze vragen geeft, zegt iets over je
mensbeeld.
Mensbeeld Ideeën over hoe je denkt dat mensen in elkaar zitten. Dit beeld heeft
consequenties voor de mate waarin je gelooft dat gedrag beïnvloedbaar is.
VB: als je gelooft dat het menselijk IQ bij de geboorte vastligt, ben je niet snel
geneigd om aan trainingsprogramma’s deel te nemen die je IQ willen verhogen.
Er zit een verschil tussen de termen genetisch gedetermineerd en genetische predispositie:
• Genetisch gedetermineerd: genen zijn bepalend bij het tot uiting komen van eigenschappen. De
omgeving heeft hier geen/zeer beperkte mate invloed op.
• Genetische predispositie: iemand heeft “aanleg” om bijvoorbeeld depressief te worden. Dit betekent
niet dat diegene ook daadwerkelijk depressief wordt; de omgeving heeft hier invloed op.
Niet alleen je mensbeeld bepaalt gedrag, ook heeft het invloed op de vraag in hoeverre je denkt dat het
gedrag van anderen beïnvloedbaar is: als je denkt dat mensen van nature vredelievend zijn en je wordt
geconfronteerd met buurtbewoners die met elkaar op de vuist gaan, ben je waarschijnlijk meer geneigd om
die vechtpartijen toe te schrijven aan de omstandigheden (de buurtbewoners zijn normaal gesproken immers
vredelievend). Vervolgens kijk je naar de specifieke omstandigheden om te bepalen wat je daaraan kunt
veranderen, zodat de van nature vredelievende buren zich weer zo kunnen gedragen.
Het antwoord op de vraag in welke mate gedrag door genen of door opvoeding wordt bepaald, bepaalt:
• Het eigen gedrag (denk je dat het zinvol is om energie te steken in een braintraining?)
• Het geloof in de beïnvloedbaarheid van het gedrag van anderen (moet je anderen een degelijke
training geven?)
• De manier waarop het gedrag van anderen geïnterpreteerd en beoordeeld wordt.
In de wetenschap zorgt het nature-nurture debat voor verhitte discussies. Voorbeeld: wanneer iemand die
denkt dat intelligentie volledig genetisch bepaald is en hij vindt dat bepaalde bevolkingsgroepen (uit lagere
sociale klassen) systematisch lager op IQ-testen scoren, dan zal diegene het afraden om voor deze groepen
extra programma’s op te zetten op ze op cognitief vlak te versterken. Iemand die denkt dat IQ kan worden
aangeleerd, zou hier boos om kunnen worden.
Gedrag veranderen: welk gedrag is beïnvloedbaar en welke niet?
1. Lichamelijke kenmerken en prestaties. (Sport)
2. Cognitieve prestaties.
3. Persoonlijkheid.
,1.2 Lichamelijke kenmerken en prestaties
Deze zijn voor groot deel genetisch bepaald. Denk hierbij aan lichaamsbouw, heup-tailleratio, oogkleur,
haarkleur. Deze aspecten zijn lastig te beïnvloeden.
Je lichaam is echter te beïnvloeden door sport en eetgewoontes. De wisselwerking tussen aanleg,
voedselinname en energieverbruik bepaalt uiteindelijk je lichaamsgewicht. Al met al moeten sommige
mensen er meer moeite voor doen om de perfecte maten te krijgen en behouden, maar het daadwerkelijke
gewicht wordt grotendeels bepaald door gedrag. Ondanks aangeboren verschillen in de snelheid waarin het
stofwisselingsproces verloopt of verschillen in de hoeveelheid energieverbruik, bepaalt hetgeen je eet en
hoeveel je beweegt je gewicht.
Succes in sport; Nature of nurture?
- Malcolm Gladwell schreef in zijn boek “Outliers” (2008) over “Magical number of greatness =
10.000 hours”. Deliberate practice van 10.000 uur is nodig om ergens een expert in te worden.
Je moet jezelf hierbij uitdagen.
- David Epstein kwam in zijn boek “Sports gene” (2014) met een reactie op Malcolm Gladwell.
Volgens hem klopte het niet, omdat het aangeboren talent een grote factor is.
David Epstein ging kijken naar sprinters en langeafstandlopers in Oost en West-Afrika. Mensen uit Jamaica
kunnen heel goed sprinten: hoe komt dit nou? Allereerst natuurlijk door de cultuur en faciliteiten. Maar het
komt ook doordat veel Jamaicaanse mensen uit West-Afrika komen. In Oost-Afrika heb je veel uitgestrekte
vlaktes en weinig jungle: als ze daar gaan jagen kunnen ze puur op duurloop goed jagen (in de jager-
verzamelaar cultuur). Op de steppes vergrootte het je overleving als je daar goed in was.
In West-Afrika heb je meer oerwoud en bebossing. Hierbij gaat het dus om explosieve, korte kracht om te
overleven. Slow-twitch (lange afstand) versus fast-twitch (sprint) hebben ook een ander type spiervezels.
Bij lichamelijke kenmerken en prestaties is aangeboren talent dus een grote factor, én er moet veel tijd in
gestopt worden. Wat kun je dan als psycholoog nog doen?
• Psychologische factoren als motivatie en doorzettingsvermogen stimuleren.
• Door dieper in te gaan op leerprocessen valt er veel te winnen (bijvoorbeeld een optimale techniek
aanleren en de focus verhogen). Bijvoorbeeld een slaapspecialist die meegaat naar de Olympische
Spelen of het aanleren van visualisatietechnieken.
• Omgaan met spanning is heel psychologisch (“Choking under pressure”). Denk hierbij bijvoorbeeld
aan de oorzaak van thuisvoordeel bij voetbal.
1.3 Cognitieve prestaties
Wat betreft het IQ lijkt er sprake te zijn van een aangeboren potentieel. Het IQ is voor 50% tot 80%
genetisch bepaald. Maar dit wil niet zeggen dat je deze IQ-score je hele leven behoudt: je intelligentie moet
ontwikkeld worden. Ook staat voor 65% vast hoe snel je informatieverwerkingsproces is. Alsnog zijn de
hersenen trainbaar: hoe vaker je iets doet, hoe gemakkelijker het wordt. Hoewel de snelheid van
informatieverwerking wellicht met de jaren afneemt, kan dat meestal gecompenseerd worden met
toenemende ervaring. Ericson komt met een theorie over deliberate practice: hij zegt dat het verschil tussen
experts en amateurs verklaard kunnen worden door het verschil in het aantal uren bewuste oefening.
,Een trend de laatste tijd: braintraining. De gedachte hierbij is “If you don’t use it, you lose it”. De vraag is
echter of braintraining effecten ook echt de intelligentie verhoogt in plaats van steeds beter worden in een
trucje.
1.4 Persoonlijkheid
Persoonlijkheidseigenschappen staan redelijk vast (denk aan de Big Five). Uit vele studies is gebleken dat
mensen een aangeboren verschil in temperament vertonen. Denk hierbij aan verschillen in emotionaliteit,
energie, aandacht en vriendelijkheid. Temperament wordt voor 40% door genen bepaald, de overige 60%
wordt dus bepaald door “specifieke omgevingsvariabelen”, zoals contact met vrienden/leraren, ziekten en
ongelukken, het hoeveelste kind in het gezin etc.
Mensen worden dus geboren met bepaalde eigenschappen (traits). Door ervaring kunnen ze leren om
controle over deze eigenschappen uit te oefenen. Gedrag is echter afhankelijk van je ideeën daarover; als je
volhoudt “zo ben ik nou eenmaal”, zul je je niet anders opstellen/gedragen. Of als je denkt “Ik ben slecht in
wiskunde” wordt het een selffulfilling prophecy en ga je hiernaar handelen, door bijvoorbeeld ook niet meer
naar de wiskundelessen te gaan.
Je kunt niet zomaar iemands persoonlijkheid veranderen. Stel dat een persoon door zijn enthousiasme
telkens in de problemen komt, bijvoorbeeld doordat hij steeds teveel hooi op zijn vork neemt. De aanpak zal
dan niet gericht zijn op het verminderen van zijn enthousiasme, maar op het identificeren van risicovolle
situaties en het bedenken van een strategie om hier in de toekomst beter mee om te gaan. Bijvoorbeeld
“nee” leren zeggen. Het is dus af te raden om je als beïnvloeder te richten op iemands persoonlijkheid.
Als gedragsbeïnvloeder kun je je dus beter focussen op het veranderen van gedrag in concrete situaties:
- Verschillende therapieën laten zien dat bepaalde gedrags- en denkpatronen te doorbreken zijn.
- Denken in concretere gedragingen of competenties is vaak effectiever. Bijvoorbeeld
“leidinggeven”. Dit kun je doen op een manier die het beste bij je persoonlijkheid past.
- Je kunt ook focussen op coping skills/omgaan met situaties.
1.5 Impliciete theorieën (Incremental vs Entity)
Een belangrijke randvoorwaarde om gericht gedrag te veranderen is wel aan de slag gaan. Dit gebeurt alleen
als je ook het geloof hebt dat gedrag te veranderen is. Dit noem je een growth mindset tegenover een fixed
mindset:
• Growth mindset: Leo is een “incremental theorist” (incremental theory): hij gelooft in de
maakbaarheid van de mens. Hij heeft over het algemeen een “growth mindset”.
“Slimmer en beter worden kan altijd”. Dit leidt tot meer vertrouwen en motivatie om te leren. Als een
kind vaalt “dan moet ik er nog wat meer moeite in stoppen of andere strategie gebruiken”. Minder
bang om fouten te maken (als je geen fouten maakt, maak je helemaal niks.
Iemand die de incremental theory aanhangt, maakt veel relaxter een IQ-test dan iemand met een
fixed mindset: het resultaat zegt volgens diegene iets op zijn/haar score op dat moment in plaats
van dat het “voor altijd” vastlegt hoe hoog iemands IQ is. Een lage score voor iemand met een
growth mindset betekent dat hij/zij nog even moet oefenen, maar iemand met een fixed mindset
voelt zichzelf dom en blijft voorlopig uit de buurt van een IQ test.
, • Fixed mindset: Piet is een “entity theorist” (entity theory): hij gelooft niet dat mensen echt
veranderen. Hij heeft over het algemeen een “fixed mindset.
“Als ik iets (te) moeilijk vind, ben ik er niet goed in”. Falen of moeite ervaren betekent dat je niet
slim genoeg bent. Deze kinderen gaan liever terug naar de simpele opdrachten.
Mensen zijn zeer sensitief voor de soort feedback bij leersituaties: “Goed gedaan, wat ben jij slim!” versus
“Goed gedaan, wat heb jij hard gewerkt!” heeft grote gevolgen voor motivatie, vertrouwen en vervolggedrag.
Als kinderen worden geprezen met hun intelligentie, hebben ze vaak een fixed mindset. Als je zegt “Wat heb
je hard gewerkt” heb je het eerder over een growth mindset.
De ideeën over beïnvloedbaarheid van gedrag beïnvloeden:
• Je eigen gedrag.
• Het geloof in de beïnvloedbaarheid van gedrag van anderen. Zo kan een growth mindset ertoe leiden
dat je veel potentie in iemand anders ziet en hem daardoor aanneemt in je bedrijf/sportteam.
Over het algemeen is het als psycholoog functioneler als je een growth mindset hanteert, maar er schuilt
ook een gevaar in. Je kunt bijvoorbeeld niet alles overwinnen. Als iemand ergens in faalt (bijvoorbeeld om
een ziekte te overwinnen) dan ligt het natuurlijk niet aan die persoon. Je kunt dan niet zeggen dat hij/zij er
niet genoeg voor heeft gedaan. Wil je eigenschappen, gedrag, emoties en vaardigheden veranderen, dan is
het van belang om te weten in hoeverre ze beïnvloedbaar zijn. Voor een groot deel spelen genen een rol, maar
zijn het de leerervaringen die men opdoet die bepalen hoe ze uiteindelijk tot uiting komen.