week 1: groepsidentiteit en -gedrag
leerdoelen
- noemt soorten groepen en kenmerken van groepsidentiteit
- onderscheidt individualistische, groepsgerichte en interactionele benadering van
groepen
- verklaart functie van groepen vanuit evolutionair, biologisch en cognitief perspectief
- onderzoekt groepsgedrag met behulp van veldtheorie en collective mint-theorie
- maakt onderscheid tussen vormen van groepsdynamisch onderzoek
- benoemt sociaal-emotionele en taakgerichte determinanten van groepen
sociale psychologie: bestuderen van hoe gedragingen, gevoelens en opvattingen van
mensen worden beïnvloed door hun sociale omgeving (wederzijdse sociale beïnvloed-
ing)
- groepsdynamica: wederzijdse sociale beïnvloeding in groepsverband en groepsge-
drag
- veldtheorie: gedrag is een functie van persoonskenmerken en kenmerken van de
sociale omgeving: G = f(P,S)
- collective mind theory: mensen gaan in een groep zich als collectief gedragen, als
gevolg van:
- anonimiteit
- besmetting
- suggestibiliteit
een groep: kenmerken
- regelmatige interactie
- gevoel van gezamenlijke identiteit in gevoel van een groep te zijn
- gemeenschappelijke doelen
- leden van groep zijn afhankelijk van elkaar voor het behalen van doelen
- meer kenmerken = meer sprake van een groep
soorten groepen
- indeling naar functie
- overleg
- productie
- verzorging (gezin)
- vrije tijd (vrienden)
- politiek, geloof, opvattingen
- therapie
- formele groep: leden zijn aangesteld, vaste rolverdeling
- informele groep: spontaan en zonder druk tot stand gekomen
- reële groep: nabijheid, face-to-face, direct
- virtuele groep: uitsluitend elektronische communicatie
structuur van groep: vast patroon van omgaan met elkaar, getypeerd door 5 ken-
merken:
- communicatiepatronen (verbaal)
- status en invloed
- rollen (formeel/informeel)
- normen
- affectieve relaties (binding, groepscohesie)
,verklaringen
evolutionair-biologische verklaring
- bescherming tegen bedreigingen, garantie van overleven en aanpassen aan omgev-
ing
- biologische verankering via survival of the fittest
psychologische verklaring
- behoefte om erbij te horen (angst voor sociale uitsluiting)
- behoefte aan informatie (hoe te gedragen via afkijken en bespreken)
- behoefte aan sociale steun en sociale identiteit (zelfbeeld, buffer voor negatieve
gevolgen)
culturele verklaring
- norm om te bestaan in groepen, onderdeel van cultuur
cognitieve verklaring
- om taken te verrichten en doelen te bereiken zijn meerdere mensen nodig
- overweging om bij groep te komen of blijven afhankelijk van doelen, activiteiten en
sfeer
benaderingen tot het bestaan van groepen
individualistische benadering: groepen bestaan uit individuele personen
- gedrag verklaard door opvattingen/motieven/persoonskenmerken
groepsgerichte benadering: groepen hebben eigen identiteit die gedrag van leden
beïnvloedt
interactionele benadering: gedrag van groepsleden wordt bepaald door persoon-
seigenschappen en door kenmerken van de groep
- benadering van groepsdynamica: hoe mensen een groep vormen, welke eigen-
schappen zich ontwikkelen, hoe dit leden beïnvloedt
groepsdynamisch onderzoek
- observatieonderzoek: bekijken van gedrag van groepsleden
- participerend (subjectief) of als buitenstaander (objectief)
- ongestructureerd (subjectief) of gestructureerd (objectief)
- survey-onderzoek: ondervragen van groepsleden, interview of vragenlijst
- correlatieonderzoek: samenhang tussen verschijnselen
- experimenteel onderzoek: via experimenten, consequenties meten, causaliteit
bepalen
determinanten die bepalen of mensen zich wel/niet bij een groep aansluiten/een vor-
men
sociaal-emotionele determinanten
- interpersoonlijke attractie
- fysieke aantrekking, gelijkenis van interesses/voorkeuren/opvattingen, status, vrien-
delijkheid
taakgerichte determinanten
- aantrekkelijkheid van groepsactiviteiten of -doelen of om eigen doelen te bereiken
- pros/cons en mogelijke alternatieven om doel te bereiken
, week 2: groepskenmerken en communicatie
leerdoelen
- onderscheidt specifieke groepsrollen en groepsnormen
- signaleert rolproblemen op basis van interacties en relationele verhoudingen
- verklaart groepsprocessen met behulp van expectation states-theorie en dominanti-
etheorie
- benut factoren die groepscohesie versterken
- maakt bewust gebruik van communicatie op inhoudsniveau en betrekkingsniveau
- hanteert roos van leary als communicatiemodel
institutie/constructie
- groep is een sociale constructie als groepsleden vrij zijn met elkaar een groep te
vormen
- groep is een institutie als structuur van groep vastligt
groepsnormen: aanvaarde gedragsregels die aangeven welk gedrag wel of niet hoort
- expliciet: voorgeschreven, duidelijk aangenomen
- impliciet: ongemerkt, ongeschreven en pas duidelijk bij overtreding
ontwikkeling van normen wordt bepaald door
- wat er gebeurt in de beginsituatie
- ervaringen van groepsleden in het verleden
- expliciete uitspraken over wensen
- kritieke gebeurtenissen die leiden tot vaststellen van normen
groepsrollen: gedragingen die karakteristiek zijn voor persoon in groepssituatie
- formeel of informeel
- taakgericht: bijdragen aan het bereiken van doelen
- groepsgericht: bijdragen aan het zorgen voor de sfeer in de groep
- zelfgerichte rol: gericht op eigen belang of dwarsliggen (disfunctionele rol)
teamrollen van belbin
- doeners
- bedrijfsman: praktisch, nuchter, organisator, harde werker (taakgericht)
- brononderzoek: vrolijk, enthousiast, avontuurlijk, extravert, ruimdenkend (groeps-
gericht)
- denkers
- monitor: verstandig, bedachtzaam, kritisch (taakgericht)
- plant: creatief, introvert, origineel, ideeënrijk (groepsgericht)
- willers
- vormer: gedreven, gepassioneerd, wilskrachtig, ongeduldig (taakgericht)
- voorzitter: coórdinator, delegatie (groepsgericht)
- voelers
- zorgdrager: bewaker, controleur (taakgericht)
- groepswerker: behulpzaam, harmonieus, sfeermaker (groepsgericht)
- specialist: eenling, specifiek deskundig
rolontwikkeling en rolproblemen
voorgeschreven rollen: vastgelegd, gekoppeld aan positie, vaak bij formele groepen
- roldrager: persoon die voorgeschreven rol vervult
- rolzender: overige groepsleden