Deze volledige samenvatting van alle opgegeven pagina's uit Drukker's 'De revolutie die in zijn eigen staart beet' voor het tentamen Themacollege ESG is superhandig ter voorbereiding van het tentamen. Alles is overzichtelijk in bulletpoints en met behulp van grafieken weergegeven, waardoor je het b...
De revolutie die in zijn eigen staart
beet, J.R. Drukker
Samenvatting van de opgegeven pagina’s van Drukker voor het tentamen Thema ESG.
Marleen Westeneng
Inhoud
2 Het ontstaan van de traditionele economische geschiedenis..............................................................2
3 De École des Annales als historische avantgarde.................................................................................5
4 De opmars van de new economic history in de Verenigde Staten.......................................................8
5 Sadder and wiser: de socratische bijdrage van de NEH.....................................................................12
6 Zwarte gaten in het neoklassieke heelal............................................................................................16
7 À la recherche de l’histoire économique perdue................................................................................22
,2 Het ontstaan van de traditionele economische geschiedenis
2.1 Economische geschiedenis bepaald door het type vraagstelling
Economische geschiedenis is het beantwoorden van vragen omtrent het menselijk verleden door
bepaalde aspecten uit dat verleden in een economisch perspectief te plaatsen.
Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond er een nieuw type geschiedschrijving waarbij
het economische aspect het enige aspect is van waaruit vragen omtrent het menselijk verleden worden
beantwoord.
Dit was geen gevolg van een specialisatieproces binnen de algemene historische
wetenschappen, maar het kwam voort uit de economische wetenschap.
2.2 De menswetenschappen in de negentiende eeuw: het positivisme domineert
In de negentiende eeuw ontwikkelden zich de menswetenschappen: economie, sociologie, psychologie
en geschiedenis.
Het positivisme was belangrijk, dat impliceerde namelijk dat de methodologie van de
menswetenschappen volledig werd ontleend aan de natuurwetenschappen.
Positivisme:
Kennis dient op ervaringsfeiten te berusten
Ervaringsfeiten zijn de bouwstenen voor een strikt logisch geconstrueerde theorie:
o een beschrijving van de samenhang van ervaringsfeiten/verschijnselen
Toetsing van aan die theorie georiënteerde voorspellingen moeten aantonen of die
samenhangen juist waren.
Geschiedenis was de enige menswetenschap waarin deze ontwikkeling niet plaatsvond.
2.3 De geschiedenis in de negentiende eeuw en de rol van het historisme
Historisme: precies het tegenovergestelde van het positivisme.
Het individuele en maatschappelijke leven in al zijn facetten is een uniek evolutieproces dat
zich in de loop der tijd ontvouwt en dus niet wetmatig is.
Het is onmogelijk voor een onderzoeker om een standpunt in te nemen dat losstaat van het
historische proces waarvan hij zelf deel uitmaakt.
Natuurwetenschappen (ook sociologie, economie en psychologie!) zijn nomothetisch: ze ontdekken
de wetten van de samenhang van natuurverschijnselen.
Geschiedwetenschap is ideografisch: het poogt op basis van kritisch bronnenonderzoek het unieke
proces dat zich in het verleden heeft voltrokken in zijn eigen geest te reconstrueren.
2.4 Positivisme en historisme zijn methodologisch onverenigbaar
De geschiedenis (historisme) en de sociologie, economie en psychologie (positivisme)
groeiden steeds verder uit elkaar.
2.5 Bij economie en sociologie zijn geen laboratoriumexperimenten mogelijk
Dus bij economie en sociologie kan een essentieel punt van de methodologie van de
natuurwetenschappen niet worden overgenomen.
Het enige dat economie en sociologie rest, is het doen van vergelijkend historisch onderzoek om
theorieën te toetsen (tot afgrijzen van historisten).
2.6 De Methodenstreit: de ‘neoklassieke’ versus de ‘historische’ school
Bovenstaand methodologische conflict kwam in de 2e helft van de 19e eeuw tot uitbarsting in de
Methodenstreit.
Economische geschiedenis werd hierdoor een zelfstandig wetenschappelijk discipline
,Klassieke school:
Empirische, descriptieve methode
2e helft 18e eeuw
Adam Smith, David Ricardo, Jean Baptiste Say
Wealth of Nations kon bevorderd worden door internationale ‘optimale allocatie’ op
onbelemmerde (inter)nationale markten.
Geld moest internationaal waardevast zijn
Invisible hand: prijsmechanisme waardoor de markt perfect wordt en er geen monopolies
komen
Neoklassieke school:
Formele, deductief geörienteerde analyse van economische verschijnselen
2e helft 19e eeuw
Alfred Marshall, William Stanley Jevons, Léon Walras
Nieuw specialisme: wiskundige economie
o Mogelijkheid om theorie nauwkeurig te onderzoeken op logische consistentie
o Pretentie van universele waarheden zoals in de natuurwetenschappen
Gevaar: normatieve uitspraken die niet meer zijn dan subjectieve
waardeoordelen kunnen onbewust een onderdeel gaan vormen van het
theoretische bouwwerk.
Daarmee vervalt de universele geldigheidsclaim
In grote mate bepaald door de klassieke school
2.7 Economisch-politieke achtergronden van de Methodenstreit
De neoklassieke school riep negatieve reacties op in minder geïndustrialiseerde landen: die gebruiken
tarifmuren om hun eigen industrie te kweken: ‘infant industry protection argument’
Engeland (geïndustrialiseerd) vs. Duitsland en Oostenrijk (nog niet zo geïndustrialiseerd)
De Duitse aanval op Engelse economen mondde uit in een methodologisch dispuut
2.8 De kern van de Methodenstreit: inductie versus deductie
Onderdeel van de Neoklassieke school: Oostenrijkse school (Carl Menger)
Elke economische theorie is historisch gebonden en is alleen geldig voor de specifieke
historische omstandigheden waarvoor de theorie is geformuleerd. ging in tegen Engelse
neoklassieke school
De economie moet een andere methode gebruiken dan de natuurwetenschappen
o Natuurwetenschappen: deductie: logische theorie op basis van niet met de empirie
strijdige hypothesen
o Economie: inductie: empirische gegevens verzamelen over de wordingsgeschiedenis
van de samenleving, en daarover een theorie formuleren. Gustav von Schmoller.
2.9 Van historische school naar traditionele economische geschiedenis
Methodenstreit schisma in de economische wetenschap
De theoretische economie (neoklassieke school) koos voor deductie
De historische school koos voor inductie
o Bleef hangen in het verzamelen van historische (empirische) gegevens in de vorm van
de fasetheorie: focus op ontwikkelingsfasen van een economisch systeem
o Liet uiteindelijk fasetheorie los en kwam na isolatie weer dichter bij mainstream
theoretische economie
Leerstoelen in de ‘economische wetenschap volgens de historische methode’ werden geleidelijk ook
buiten Duitsland ingesteld eerste academische centra voor economische geschiedenis
, 2.10 Het belang van de traditionele economische geschiedenis
De historische school en haar opvolger de traditionele economische geschiedenis hebben wel
degelijk een bijdrage geleverd aan de economische wetenschap: ze hebben enorm veel kennis
verzameld over de wijze waarop economische systemen in het verleden georganiseerd waren en
geëvolueerd zijn.
De neoklassieke school had de kennis van de traditionele economische geschiedenis nodig
voor haar analyses
In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond de econometrie:
Sterk empirisch gericht
Hypothesen worden afgeleid uit de wiskundige economische theorie en getoetst op hun
empirische houdbaarheid met kwantitatieve gegevens en statistische methoden
Vormde een aparte methode; economisch historici snapten de econometrische formules niet
New economic history:
Begon midden jaren 1950
Methodologische revolutie in de economische geschiedenis: men ging in de economische
geschiedenis methoden gebruiken die ontleend waren aan de wiskundige economie en
econometrie
Scheiding tussen economisch-historici met economische achtergrond en met
historische achtergrond
Paradoxaal karakter: kon wel verklaren waarom sommige landen rijk waren geworden maar
niet waarom andere landen arm waren gebleven
Douglas North
Jaren 1970
Oplossing bovenstaande paradox: moderne economische groei in het westen werd veroorzaakt
door technologische vooruitgang, concurrentie en vrije markten
Neoklassieke economische theorie verklaart hoe markten idealiter werken dus ze kan de
historische processen van economische ontwikkeling verklaren die het ideaal het dichtst
benaderen
o Daarom kan ze niet uitleggen waarom sommige markteconomieën niet werken
De maatschappelijke context (historische omstandigheden) bevordert of belemmert de
ontwikkeling van een markteconomie
New economic historians kwamen tot de ontdekking dat ze de traditionele economische geschiedenis
nodig hadden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marleenwesteneng. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.