Overeenkomstenrecht – Beknopte samenvatting
Rechtshandelingen
a. Eenzijdige rechtshandeling: het rechtsgevolg treedt in door de wilsverklaring van een persoon.
a) Ongerichte rechtshandeling: hiervoor is enkel een wilsverklaring van een persoon voldoende
om rechtsgevolg te hebben, bv. het maken van een testament en de verwerping/aanvaarding
van een erfenis;
b) Gerichte rechtshandeling: vereist een geadresseerde om rechtsgevolg te hebben. Zij zijn
eenzijdig, omdat die ander er niet mee behoeft in te stemmen maar uitsluitend als
geadresseerde van de verklaring fungeert, bv. het doen van een aanbod, opzegging of
vernietiging van een koopovereenkomst.
In de art. 3:32, lid 2 en 34, lid 2 BW worden consequenties (nietig/vernietigbaar) verbonden
aan dit onderscheid tussen gerichte en ongerichte rechtshandelingen.
b. Meerzijdige rechtshandelingen: hiervoor zijn twee of meer personen nodig, bv. het aangaan van
een huwelijk.
a) Overeenkomsten (de verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomst): een meerzijdige
rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een
verbintenis aangaan.
b) Andere meerzijdige rechtshandelingen: denk aan besluiten van een vergadering van
aandeelhouders.
Beginselen van contractenrecht en de uitzonderingen daarop:
Contractsvrijheid: het staat partijen vrij een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de
inhoud die zij wensen, en op het moment dat zij wensen.
Uitzondering: onderhandelingsfase.
Consensualisme, art. 3:37 BW (vormvrijheid): tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen in
iedere vorm geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen.
Uitzondering: wet eist een geschrift voor de koop van woningen.
Pacta sunt servanda, art. 6:248 BW (verbindende kracht): een overeenkomst heeft de door partijen
overeengekomen rechtsgevolgen.
Uitzondering: een overeenkomst verbindt niet in zoverre zij nietig is of vernietigd wordt en
een contractuele regel zal niet van toepassing zijn voor zover dit in de gegeven
omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, art.
6:248, lid 2 BW.
Verklaring, art. 3:37 BW:
Vormvrij, lid 1, behoudens enkele uitzonderingen; kunnen ook stilzwijgend worden afgelegd.
Ontvangsttheorie, lid 3: een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking
te hebben, die persoon hebben bereikt. De verklaring die de wederpartij niet/niet tijd bereikt,
verkrijgt nooit werking. De verklaring krijgt dan ook pas op het moment van bereiken haar
werking.
Risicocorrectie: het niet-bereiken van de verklaring komt voor risico van de geadresseerde,
indien dit het gevolg is van a) zijn eigen handeling, b) de handeling van personen voor wie hij
aansprakelijk is of c) andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat
hij het nadeel draagt.
Wil, art. 3:33 BW: het ontbreken van de wil brengt in beginsel nietigheid van de rechtshandeling
met zich mee. Oorzaken van discrepantie tussen wil en verklaring:
a. Oneigenlijke dwaling: partijen dwaalden omtrent de inhoud van de door hen uitgewisselde
verklaringen (verspreking/verschrijving, verklaring onjuist overgebracht door
communicatiemiddel of bode, inhoud door partijen verschillend opgevat als gevolg van
dubbelzinnig woordgebruik (misverstand), verklaring richt zich tot een verkeerde persoon
(afdwaling)).
b. Geestelijke stoornis, art. 3:34 BW: indien discrepantie tussen wil en verklaring is veroorzaakt
door een geestelijke stoornis, dan is de (gerichte) rechtshandeling vernietigbaar. Onder
geestelijke stoornis vallen zij die geestesziek zijn en zij die handelen in dronkenschap,
, narcose, hypnose verstrooidheid en hevige opwinding. Indien de verklaring afkomstig is van
een geestelijk gestoorde die handelingsbekwaam is, moet bewezen worden:
1) Dat er ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling inderdaad een geestelijke
stoornis aanwezig was; en
2) Dat er sprake is van een verband tussen stoornis en verklaring, dit is het geval als:
a) De stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette;
of
b) De verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. Indien de gestoorde aantoont
dat de rechtshandeling voor hem nadelig was, wordt de verklaring vermoed onder
invloed van de stoornis te zijn gedaan. Objectieve maatstaf: wat zou een gemiddeld
persoon ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling hebben voorzien en
gedaan?
Wilsvertrouwensleer, art. 3:35 BW: in het geval sprake is van discrepantie tussen wil en
verklaring, maar de wederpartij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat de verklaring
welgemeend was, dan komt de rechtshandeling toch tot stand (werkt niet van rechtswege).
Een succesvol beroep op art. 3:35 BW vereist dat degene die er een beroep op doet te goeder
trouw is, art. 3:11 BW. Goede trouw veronderstelt dat men naar de ware bedoelingen van de
ander onderzoek doet, indien en voor zover daarvoor in de gegeven omstandigheden
aanleiding bestaat. Voldoet de fidens niet aan zijn onderzoeksplicht, dan is hij niet te goeder
trouw en kan hij derhalve de bescherming van art. 3:35 BW niet inroepen.
Totstandkoming overeenkomst:
1. Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, art. 6:213, lid 1 BW, en komt tot stand door
een aanbod en de aanvaarding daarvan, art. 6:217-225 BW.
2. Aanbod: een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst, dat alle essentiële elementen van die
overeenkomst bevat, en op grond waarvan de wederpartij met een enkel ‘ja’ de overeenkomst tot
stand doet komen. Voor de vereiste bepaalbaarheid zijn soort en hoeveelheid essentiële elementen.
De prijs is geen essentieel element.
Onderscheid met een uitnodiging om in onderhandeling te treden of een uitnodiging tot het
doen van een aanbod. Aan dergelijke uitnodigingen zijn geen rechtsgevolgen verbonden.
HR 10 april 1981, NJ 1981, 532 (Hofland-Hennis): Volgens de HR is een advertentie waarin een
individueel bepaalde zaak (huis) voor een bepaalde prijs te koop staat, slechts een uitnodiging tot
onderhandeling oftewel een uitnodiging tot het doen van een aanbod. Er zijn namelijk meerdere
factoren belangrijk bij zo’n grote koopovereenkomst als een huiskoop, niet alleen de prijs en
eventuele verdere voorwaarden van de koop, maar ook de persoon van de gegadigde.
Onderhandelingen op dit gebied, kunnen erg belangrijk zijn bij het overeenkomen van een
koopovereenkomst.
Onderscheid met een openbaar aanbod. Indien het aanbod is gericht tot het publiek in het
algemeen, zijn de bewoordingen van dat aanbod niet doorslaggevend, maar wordt de inhoud
bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer. Zo wordt algemeen aangenomen dat een
openbaar aanbod van zaken geschiedt onder de voorwaarde ‘zolang de voorraad strekt’, ook
als het aanbod die voorwaarde niet met zoveel woorden noemt.
o Intrekking aanbod: de aanbieder kan het aanbod intrekken als de intrekking de persoon tot wie
het aanbod is gericht eerder dan of gelijktijdig met het ingetrokken aanbod bereikt, art. 3:37,
lid 5 BW. In dat geval is er nooit een aanbod geweest.
o Herroeping van het aanbod, art. 6:219, lid 1 BW: het aanbod heeft de ander bereikt, maar de
ander heeft het aanbod nog niet aanvaard/de aanvaarding nog niet verzonden.
Onherroepelijk aanbod: de aanbieder heeft geen bevoegdheid om het aanbod te herroepen.
Onherroepelijkheid kan voortvloeien uit de termijnstelling die in het aanbod is opgenomen.
o Verval aanbod: door het verstrijken van de termijn opgenomen in het aanbod. Is er geen
termijn opgenomen, dan geldt de regeling van art. 6:221 BW:
Een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard;
Een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt
aanvaard (afhankelijk van de concrete omstandigheden);
, Een aanbod vervalt wanneer het aanbod wordt verworpen. Wil degene die het aanbod
heeft verworpen, het alsnog aanvaarden, dan geldt dat als een nieuw aanbod.
Het aanbod vervalt niet door de dood, het verlies van handelingsbekwaamheid of de
onderbewindstelling.
3. Aanvaarding:
1) Kan in beginsel in iedere vorm geschieden, art. 3:37, lid 1 BW;
2) Moet worden gericht tot de aanbieder;
3) Moet inhoudelijk overeenstemmen met het aanbod (anders is sprake van een verwerping van
het aanbod en geldt het als een nieuw aanbod, art. 6:226 BW);
4) Met het nog geldige, tot de wederpartij gerichte aanbod (geen vervallen, nietig of herroepen
aanbod).
o Indien de aanvaarding de aanbieder niet/niet tijdig bereikt ten gevolge van een omstandigheid
die voor risico van de aanbieder komt, wordt de aanvaarding geacht hem toch te hebben
bereikt, art. 3:37, lid 3 en 6:224 BW.
o Niet-tijdige aanvaarding: er komt in beginsel geen overeenkomst tot stand, tenzij:
De aanbieder laat weten dat hij de te late aanvaarding toch als geldig laat gelden, art. 6:223
BW;
De aanbieder begrijpt/behoort te begrijpen dat de te late aanvaarding niet voor de wederpartij
duidelijk was of de te late aanvaarding door een omstandigheid van buitenaf is ontstaan
(staking postbedrijf), art. 6:223 BW.
o Een aanbod om niet, zoals schenking (art. 6:253), kwijtschelding (art. 6:160 BW) en de
omzetting van een natuurlijke verbintenis om niet (art. 6:5 BW) geldt als aanvaard, wanneer
het niet onverwijld is afgewezen.
De rompovereenkomst
1. De bepaalbaarheidseis, art. 6:227 BW: de punten waarover partijen het eens zijn, moeten ten
minste de essentialia van de overeenkomst omvatten; met behulp van wet, gewoonte en
redelijkheid en billijkheid moeten de leemten die de overeenkomst vertoont, kunnen worden
aangevuld.
2. Het is nodig dat partijen elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden zo
mogen begrijpen, dat zij aan het tot dan toe bereikte onderhandelingsresultaat inderdaad reeds
gebonden zullen zijn. Wanneer een partij behoort te begrijpen dat overeenstemming over een
bepaald punt voor de ander van essentieel belang is, kan geen sprake zijn van een
rompovereenkomst, zolang partijen het over dat punt niet eens zijn geworden.
De onderhandelingsfase
HR 15 november 1957, ECLI:NL:HR:1957:AG2023, NJ 1958, 67 (Baris-Riezenkamp): uit dit
arrest kunnen twee stellingen worden afgeleid: 1) partijen die in onderhandeling treden, komen tot
elkaar te staan in een bijzondere door de redelijkheid en billijkheid beheerste verhouding, 2) deze
verhouding brengt met zich dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de
gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. Tijdens de onderhandelingen hebben partijen
tegengestelde belangen en partijen zijn zich daarvan ook bewust. Hoewel de onderhandelingsfase
wordt beheerst door het eigenbelang van ieder der partijen, volgt uit het Baris-Riezenkamp-arrest
dat partijen hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de
wederpartij.
Ten aanzien van het afbreken van onderhandelingen en de vraag of voor partijen hieruit een plicht
tot schadevergoeding voortvloeit, zijn door de HR maatstaven ontwikkeld in de arresten Plas-
Valburg, VSH-Shell en CBB-JPO Projecten.
Onderhandelende partijen, zoals X en Y, zijn verplicht hun gedrag mede door elkaars
gerechtvaardigde belangen te laten bepalen. Ieder van hen is vrij de onderhandelingen af te
breken, tenzij dit o.g.v. het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen
van een overeenkomst of i.v.m. andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die
de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de
gerechtvaardigde belangen van deze partij.