Nederland in de twintigste eeuw
,Leereenheid 1
Het interbellum
Opgave 1)
a. De historicus Blom heeft ooit over Nederland in de twintigste eeuw een stuk geschreven met als
Titel: ‘consolidatie in een tijd vol schokkende gebeurtenissen’. Wat bedoeld Blom daarmee?
De geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw werd tot in de jaren zestig gekenmerkt door
schokkende, dikwijls zeer gewelddadige gebeurtenissen. Blom spreekt zelfs van een diepe
economische, politieke en geestelijke crisis. Europa verloor namelijk zijn wereldpositie: er is sprake
van dekolonisatie en binnen Europa is er veel strijd, denk bijvoorbeeld aan de Eerste en Tweede
Wereldoorlog. Ondanks het feit dat Nederland wel degelijk ‘last’ had van de gebeurtenissen in de
rest van Europa, kun je de geschiedenis van Nederland in die tijd vooral omschrijven met begrippen
als: stabiliteit, continuïteit, gematigdheid en pragmatisme. Er was immers sprake van consolidatie en
uitbouw van wat al eerder bereikt was, zoals de institutionalisering van de verzuiling.
b. Start een tijdlijn van Nederland in de twintigste eeuw.
1. Verzuiling: wij kregen op alle vlakken in de samenleving te maken met de verzuiling. Elke zuil kreeg
een eigen omroep, krant, school etc. Er is echter wel een duidelijk verschil tussen de katholieken en
de protestanten: bij de katholieken werd de denkrichting van de kerk bepaald door de paus. De
pastoor moest onder andere doorgeven dat katholieke gezinnen veel kinderen moesten krijgen. De
dominee deed dit ook, maar niet in opdracht van Rome. De socialisten hebben ten opzichte van de
christenen minder kinderen. Daarnaast moest iedereen in ‘socialistische gezinnen’ werken.
De verzuiling heeft ook het genuanceerde hokjesgeest denken tot gevolg. Stel je solliciteert op een
protestantse school en je wordt aangenomen, dan staat het vast dat je nooit meer aan de slag kunt
gaan op een katholieke school vanwege je Curriculum Vitae.
2. De economische rol van de overheid veranderd: voor de oorlog beschikte we over een
Kapitalistische economie, waarin de staat zich zo min mogelijk bemoeide met het individu. Na de
Tweede Wereldoorlog kregen we Marshallhulp van Amerika en gingen we van start met de
wederopbouw. Vanaf dit punt werd de geleide loonpolitiek ingevoerd. Langzamerhand bemoeide de
staat zich steeds meer met zijn inwoners en kregen we sociale wetten, zoals de AOW en de WAO
3. De verhoudingen tussen confessionelen veranderd: van 1918 tot 1933 en van 1937 tot 1939 waren
de regeringen volledig in handen van de confessionelen (RKSP, ARP en de CHU). Hun onderlinge
overeenstemming op politiek, economisch en sociaal gebied was echter beperkt, evenals hun
bereidheid om die tegenstellingen te overbruggen. Dit had een compromissenpolitiek tot gevolg,
waarbij de kabinetten vaak van de ene crisis in de andere vielen.
4. De positie van de sociaal-democraten: na de Tweede Wereldoorlog zien we de socialisten
verschijnen in de politiek. Dit staat voor een groot deel in verband met de ontkerkelijking.
Vanaf 1977 en 1987 zie je nauwelijks nog een liberaal in het kabinet.
,5. Streven naar onthouding: wij wilden absoluut niks te maken hebben met de Eerste Wereldoorlog.
Wat wij wel deden was handeldrijven met landen die verstrikt waren geraakt in de oorlog, zoals
Duitsland en Engeland. Duitsland was enorm belangrijk, want Rotterdam kan alleen bestaan aan de
hand van doorvoerhandel door Duitsland. Engeland was minder belangrijk, die zat tegenover ons en
had een bepaalde politieke richting die naar zichzelf toe gekeerd was – splendid isolation.
Daarnaast kochten wij nooit wapens, want anders kwam onze neutraliteit in het gedrang: we
moesten niet offensief lijken, maar defensief. Onze Hollandse Waterlinie was genoeg. Dit was
tegelijkertijd ook ons duurste project ooit. Hierdoor bleef er automatisch geen geld over voor
wapens. In eerste instantie had de Duitse legerleiding ook bepaald om Nederland niet aan te vallen
tijdens de Tweede Wereldoorlog, omdat de waterlinie te veel gedoe was. Nederland heeft de oorlog
ook nooit verloren, sterker nog wij hebben ons overgegeven (gecapituleerd).
, Opgave 2.1)
a. Formuleer een definitie van het woord verzuiling (wees hierbij historisch en volledig).
Er is geen duidelijke definitie van het woord verzuiling. Je zou het woord echter kunnen omschrijven
als een verdeling van de samenleving in groepen op basis van levensbeschouwelijke of
sociaaleconomische aspecten, waarbij de groepen in bepaalde mate van elkaar zijn afgeschermd.
Kenmerkend aan de verzuiling is de typische Randstedelijke bepaling.
b. Vul het onderstaande schema in (wees hierbij historisch en volledig).
De Nederlandse Samenleving
Zuilen Katholiek Protestanten Socialisten Liberalen
Onderwijs Katholieke school School met bijbel Openbare school Openbare school
Politieke partijen RKSP ARP SDAP VDB
KVP CHU LSP
Omroepen KRO VPRO VARA AVRO
Kranten Volkskrant Trouw Het Parool De Telegraaf
Algemeen
dagblad
c. Maak van iedere zuil een beschrijving.
Economisch: de sociaaldemocraten streefden naar het overwinnen van de klassentegenstellingen en
een centrale rol voor de staat in het economisch leven. In de katholieke kringen dacht men vooral na
over een subsidiariteitsbeginsel. Dit had als doel om niet de klassenmaatschappij te beëindigen, maar
om de samenwerking tussen werkgever en werknemer te bevorderen. De staat zou slechts taken
moeten vervullen die lagere overheden niet konden uitvoeren (decentralisatie). Antirevolutionairen
stonden op hun beurt juist weer dichter bij de liberale opvatting over staatsonthouding.