Cultuurpsychologie, hoofdstuk 1
Cultuur als mentale programmering
Ieder individu draagt patronen in zich van denken, voelen en potentieel handelen die in de loop van
haar of zijn leven zijn aangeleerd. Zodra bepaalde patronen van denken, voelen en handelen zich
binnen iemands persoonlijkheid hebben vastgezet, moeten deze eerst afgeleerd worden voor zij of
hij iets anders kan leren. Naar analogie met de manier waarop computers worden geprogrammeerd,
worden in dit boek dergelijke patronen van denken, voelen en handelen ‘’mentale programma’s’’
genoemd.
Iemands gedrag wordt maar deels bepaald door haar of zijn mentale programmering: de mens
beschikt over een fundamenteel vermogen om daarvan af te wijken en te reageren op manieren die
nieuw, creatief, destructief of onverwacht zijn.
De bronnen van deze mentale programmering bevinden zich in de sociale omgeving waarin we zijn
opgegroeid en onze levenservaring hebben opgedaan.
Mentale programma’s variëren even sterk als de milieus waarin zij zijn ontstaan.
Een gebruikelijke term voor dergelijke mentale programma’s is cultuur. Mij de meeste westerse talen
betekend ‘’cultuur’’ in de eerste plaats ‘’beschaving’’, en dan speciaal de vruchten van die
beschaving, zoals onderwijs, kunst en literatuur. Dit is ‘’cultuur in engere zin’’; we zullen het ‘’cultuur
1’’ noemen.
Maar cultuur als mentale programmering is een veel breder begrip, dat aansluit bij het gebruik van
het woord ‘’cultuur’’ door sociologen en vooral ook antropologen: dit is ‘’cultuur 2’’, de betekenis die
verder in het boek wordt gebruikt.
Sociale of culturele antropologie is de wetenschap die menselijke samenlevingen bestudeert,
meestal traditionele of ‘’primitieve’’. In de sociale antropologie is ‘’cultuur’’ een trefwoord voor alle
patronen van denken, voelen en handelen waarvan in het voorgaande sprake was. ‘’Cultuur 2’’
omvat niet alleen activiteiten die geacht worden de geestelijke verfijning te bevorderen, maar ook
gewone en alledaagse zaken zoals groenten, eten, het al dan niet tonen van gevoelens etc.
Cultuur is aangeleerd en niet aangeboren. Cultuur wordt overgedragen via onze sociale omgeving en
niet via onze genen.
De menselijke natuur is wat alle menselijke wezens met elkaar gemeen hebben: het universele
niveau in onze mentale programmering.
De persoonlijkheid van een individu is zijn of haar eigen stuk mentale programmering dat niet
gedeeld wordt met enig ander mens. De persoonlijkheid wordt gevormd door eigenschappen die
gedeeltelijk zijn aangeboren binnen de unieke reeks genen van het individu en die gedeeltelijk zijn
aangeleerd. ‘’Aangeleerd’’ betekent: gevormd door zowel de invloed van collectieve programmering
(cultuur) als door unieke persoonlijke ervaringen.
Symbolen, helden, rituelen en waarden
Culturele verschillen manifesteren zich op verschillende manieren. Van de vele termen die worden
gebruikt om cultuuruitingen te beschrijven, bestrijken de volgende vier het brede cultuurbegrip vrij
volledig: symbolen, helden, rituelen en waarden.
Symbolen zijn woorden, gebaren, afbeeldingen of voorwerpen met een betekenis die alleen
begrepen wordt foor hen die deelhebben aan de cultuur. De woorden uit een taal of een jargon
,horen tot deze categorie, maar ook kleding, haardracht, vlaggen en statussymbolen. Nieuwe
symbolen ontstaan gemakkelijk en oude verdwijnen.
Helden zijn personen, dood of levend, echt of fictief, met ei9genschappen die in een cultuur hoog in
aanzien staan, en die daarom fungeren als gedragsmodellen.
Rituelen zijn collectieve activiteiten die technisch gesproken overbodig zijn om het gewenste doel te
bereiken, maar die binnen een cultuur als sociaal essentieel worden beschouwd; zij worden dus
verricht omwille van zichzelf.
De gespreksstijl (discourse) – dat is de manier waarop men in de dagelijkse omgang en bij het
uitdragen van overtuigingen de taal gebruikt – hoort dus ook bij de rituele.
In de ui afbeelding zijn symbolen, helden en rituelen samengevat onder de naam ‘’praktijken’’. Als
zodanig zijn ze zichtbaar voor een externe waarnemer, maar hun culturele betekenis is onzichtbaar
en hangt ervan af hoe deze praktijken door de leden van de gemeenschap worden geïnterpreteerd.
De kern van cultuur wordt volgende de ui gevormd door waarden. Een waarde is een collectieve
neiging om een bepaalde gang van zaken te verkiezen boven
andere. Waarden zijn gevoelens met een pijlrichting: een plus- en
minpool.
Cultuur plant zichzelf voort
In deze cyclus (zie blz. 22) schuilen sterke stabiliserende krachten –
biologen spreken van homeostase. Ouders imiteren de opvoeding
die zij zelf ontvingen, of zij willen of niet.
Waarden en de morele kring
Wie bedoelden we met ‘’onze groep’’? Deze vraag is voor iedere
groep van cruciaal belang. Als vanaf onze vroegste jeugd leren we wie er tot onze groep behoort en
wie niet, en wat dat betekent. Mensen trekken een morele ring rond degene die ze tot hun groep
rekenen, en allee leden van de morele kring hebben volledige rechten en plichten.
Onze mentale programmering is toegesneden op een leven is een morele kring. We zijn trots op de
prestaties van onze kinderen en blij wanneer ons favoriete sportteam wint.
De morele kring beïnvloedt niet alleen onze symbolen, helden en rituele, maar ook onze waarden.
Binnen een samenleving kan er onenigheid bestaan over welke groepsleden goed, en welke slecht
zijn. Die kwestie wordt uitgevochten in de politieke arena. In politiek pluralistische samenlevingen
beschermen rechtse partijen meestal de sterken en de linkse partijen de zwakkeren.
Grenzen van de morele kring: religie en filosofie
Filosofie, spiritualiteit en religie zijn manieren om goed van kwaad te onderscheiden. Religieuze
sektes trekken hun morele kring desondanks meestal rond leden van de eigen gemeenschap. Morele
rechten en plichten, en beloningen in het hiernamaals, zijn alleen bestemd voor de gelovigen. Een
wezenlijk kenmerk van alle vormen van religie is dat ze een belangrijke rol spelen bij de
totstandkoming en afbakening van morele kringen.
Volken en religies kunnen met elkaar in conflict komen als ze beide proberen in hetzelfde land een
morele kring af te bakenen die de gehele maatschappij omvat. De intensiteit van deze conflicten
geeft aan hoe belangrijk het is tot een morele kring te behoren.
, Voorbij ras en familie
Biologisch gezien, zijn er binnen onze soort rassen te onderscheiden op basis van genetische en
uiterlijke kenmerken. Maar genetische verschillen vormen niet de voornaamste basis voor
groepsgrenzen. Miljoenen migranten leven in andere werelddelen dan hun voorouders.
Vrijwel iedere symbolische kwestie kan leiden tot gevoelens van saamhorigheid of ruzie: van een
ouderwetse familievete tot territoriale conflicten, van gekwetste trots na een krenking of de
interpretatie van de betekenis van een boek.
Tegenwoordig voelen mensen zich verwant met leden van hun symbolische groep. Genetische
factorenzijn daarin lang niet altijd belangrijk.
Wij en zij
Sociale wetenschappers gebruiken de termen ingroup en outgroup: ‘’wij-groep’’ en ‘’zij-groep’’. De
wij-groep verwijst naar wie we intuïtief als de onzen beschouwen; buitenstaanders rekenen we tot
de ‘’zij-groep’’.
In sommige samenlevingen is de definitie van de wij-groep redelijk flexibel, maar hij is altijd voelbaar
aanwezig. We zetten onze eigen familie af tegen de schoonfamilie, en ons eigen team tegen dat van
de tegenstander, mensen die er net zo uitzien als wij tegen dat van de tegenstander, mensen die er
net zo uitzien als wij tegen een ander ras.
Ook sekse speelt een rol in wij/zij-verhoudingen. In de geschiedenis van de menselijke soort heeft het
overschrijden van groepsgrenzen iets heel anders betekend voor vrouwen dan voor mannen.
Vrouwen traden vaak als jonge volwassenen toe tot andere groepen en gedroegen zich daarna als
loyale leden van de nieuwe groep. Mannen kwamen nieuwe groepen binnen om ze te overheersen
of te bevechten.
In wij/zij-experimenten gebruikt met naast vragenlijsten ook wel fysiologische metingen om angst
vast te stellen. Onze lichamen vertellen soms dingen die in ons denken taboe zijn.
Mensen zijn ‘’wij-of-zij’’-wezens. In onze vroegste jeugd kunnen we leren ieder willekeurig persoon
of gezicht als ‘’wij’’ te identificeren, maar al na een paar maanden in die herkenning gefixeerd. Later
is ons leven in het moeilijk onze intuïtieve wij/zij-responsen op raciale kenmerken nog te veranderen.
Ideologieën als groepskenmerk
Een groot deel van onze sociale activiteit bestaat uit het expliciet onderhouden van symbolische
groepsbanden. De meeste mensen zijn het merendeel van de tijd bezig zich te profileren als goede
leden van de groepen waartoe ze behoren. Dat laten ze zien in hun kleding, hun beweging, hun
manier van spreken, hun bezittingen, hun baan. Ze besteden tijd aan groepsversterkende rituelen als
praten, lachen, spelen, aanraken, zingen, stoeien, eten en drinken. Als deze activiteiten zijn gericht
op bekrachtiging van de morele kring, maar op een bewust niveau zullen maar weinig van ons hun
dagelijkse leven op die manier bekijken.
De meeste mensen zien dan ook verschillen waar een antropoloog of een bioloog overeenkomsten
signaleert. Deze verschillen zijn belangrijk, omdat we voortdurend definiëren en herdefiniëren wie
tot welke groep behoort en welke rol zij of hij daarin speelt. Groepsvorming en wisselen van groep
behoren tot de belangrijkste activiteiten in ons leven.