Inhoudsopgave
ONDERNEMINGEN...................................................................................................................................... 2
PERSONENVENNOOTSCHAPPEN.................................................................................................................................... 3
RECHTSPERSONEN ..................................................................................................................................................... 5
OPRICHTING VAN EEN ONDERNEMING........................................................................................................ 8
BV EN NV IN OPRICHTING (I.O.).................................................................................................................................. 10
BELANGENVERSTRENGELING .................................................................................................................... 13
POSITIE VAN DE AANDEELHOUDER ........................................................................................................... 14
STRUCTUURREGELING .............................................................................................................................. 15
POSITIE MINDERHEIDSAANDEELHOUDER .................................................................................................. 18
POSITIE MEERDERHEIDSAANDEELHOUDER ................................................................................................ 21
AANDELEN ............................................................................................................................................... 22
INTERNE STRUCTUUR VAN BV/NV ............................................................................................................................... 25
HERSTRUCTURERING ................................................................................................................................ 26
VERGROTING VAN HET AANDELENKAPITAAL .................................................................................................................. 26
STATUTENWIJZIGING................................................................................................................................................ 26
OMZETTING ........................................................................................................................................................... 27
FUSIE .................................................................................................................................................................... 27
ONTBINDING.......................................................................................................................................................... 28
VERTEGENWOORDIGING .......................................................................................................................... 30
RECHTSPERSONEN ................................................................................................................................................... 30
OVERIGE RECHTSPERSONEN ...................................................................................................................................... 33
PERSONENVENNOOTSCHAPPEN.................................................................................................................................. 34
BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID .......................................................................................................... 36
INTERNE AANSPRAKELIJKHEID .................................................................................................................................... 36
EXTERNE AANSPRAKELIJKHEID .................................................................................................................................... 37
DECHARGE............................................................................................................................................................. 38
AFGELEIDE SCHADE.................................................................................................................................................. 42
BESLUIT.................................................................................................................................................... 44
BESLUITVORMING ................................................................................................................................................... 44
PROBLEMEN BIJ BESLUITVORMING .............................................................................................................................. 45
CONCERN ................................................................................................................................................. 49
ZEGGENSCHAPSVERHOUDING .................................................................................................................................... 49
AANSPRAKELIJKHEID ................................................................................................................................................ 50
BALANS .................................................................................................................................................... 51
NAAMLOZE VENNOOTSCHAP ..................................................................................................................................... 51
BESLOTEN VENNOOTSCHAP ....................................................................................................................................... 52
1
,Ondernemingen
Een onderneming is een geheel van rechten, verplichtingen en aanspraken. Een onderneming kan
bestaan uit onroerend goed. Een onderneming wordt verschillend gedefinieerd. Economen zeggen dat
een onderneming een organisatie van arbeid en kapitaal is gericht op het behalen van winst.
Volgens de Kamer van Koophandel bestaat een onderneming uit drie elementen:
1. Levering van goederen of diensten
2. Meer dan symbolische vergoeding. Het gaat niet om vrijwilligerswerk.
3. Deelname aan het economische verkeer regelmatig. Een enkele verkoop via Marktplaats
maakt je geen ondernemer.
Ondernemingen worden in stand gehouden door ondernemers. De NV en BV worden vaak als
onderneming aangeduid, maar zijn in feite de ondernemers.
Eenmanszaak
Een onderneming kan op verschillende organisatorische wijzen worden aangestuurd, bijvoorbeeld een
eenmanszaak. Dit is, juridisch gezien, de minst gecompliceerde ondernemingsvorm. Er zijn geen eisen
gesteld aan de formaliteiten. Wanneer je begint aan je werkzaamheden, start je onderneming. Een
eenmanszaak wordt uitgeoefend door een natuurlijk persoon. Er is niets over in de wet geregeld.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen zaaks- en privévermogen. Voor een eenmanszaak is het
privévermogen gelijk aan het ondernemingsvermogen. Art. 3:276 BW: “Tenzij de wet of een
overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar
verhalen.”
Een eenmanszaak is niet hetzelfde als een zzp’er. Bij een eenmanszaak kunnen mensen op
arbeidsovereenkomst werkzaam zijn.
Als je kijkt naar andere ondernemingsvormen kan er een onderscheid worden gemaakt tussen
personenvennootschappen en rechtspersonen.
• Personenvennootschappen
o Maatschap | Een maatschap is traditioneel een organisatie voor beroepsbeoefenaren.
Dit zijn mensen die zich bezighouden met een beroep dat de maatschappij vooruit
helpt, denk aan accountants, advocaten en artsen.
o VOF | Timmerlieden en loodgieters zijn gericht op winst. Dit zijn dus bedrijfsmatige
actieven en horen traditioneel thuis in de vennootschap onder firma.
o CV
In de loop der eeuwen is het onderscheid tussen beroepsbeoefenaren en bedrijfsmatig
actieven verflauwd.
• Rechtspersonen
Een rechtspersoon is een fictie van het recht. Omdat een rechtspersoon niet bestaat en men
toch duidelijk wilde maken dat het wel iets was, hebben met name de Duitse rechtsfilosofen
de gedachte van de orgaantheorie ontwikkeld.
Als je je organisatie laat uitvoeren door een rechtspersoon, beperk je per definitie je eigen
aansprakelijkheid.
Rechtspersonen zijn dus rechtssubject: zelfstandig drager van rechten en plichten.
2
,Personenvennootschappen zijn geen rechtspersonen en dus geen zelfstandig drager van rechten en
plichten, hoewel zij toch een zekere rechtssubjectiviteit hebben ontvangen in de loop der eeuwen. Zo
kunnen een maatschap, een VOF en een CV wel gedagvaard worden of zelf een dagvaarding doen
aangaan. Voor het procesrecht is er dus wel een zekere zelfstandigheid.
Rechtspersonen worden onderverdeeld in rechtspersonen naar privaatrecht en naar publiekrecht.
Rechtspersonen naar privaatrecht worden behandeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Rechtspersonen naar publiekrecht zijn bijvoorbeeld gemeenten, provincies en de Staat. Daarnaast
bestaan er ook rechtspersonen naar kerkelijk recht.
Uit boek 2 van het Burgerlijk Wetboek volgt wanneer je een rechtspersoon bent. Rechtspersoonlijkheid
kan alleen ontstaan vanuit de wet, niet vanuit rechtspraak gesloten stelsel van rechtspersonen.
Personenvennootschappen zijn niet terug te vinden in Boek 2 van het Burger Wetboek.
Personenvennootschappen
Een personenvennootschap heeft afgescheiden vermogen: privévermogen (vennoten) en
ondernemingsvermogen. De privéschuldeisers kunnen zich niet verhalen op het
ondernemingsvermogen.
Een zaakschuldeiser kan zowel aanspraak maken op het privévermogen en het
ondernemingsvermogen.
Maatschap
De maatschap is opgenomen in Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek. Een maatschap is een
overeenkomst. Een maatschap oprichten is vormvrij. Als maten spreek je af om iets in gemeenschap
te brengen. Dit doe je om het daaruit ontstaande voordeel met elkaar te delen. Anders dan bij een bv
of nv, kun je in een maatschap ook arbeid inbrengen. Ook kun je vermogenswaarden inbrengen, zoals
geld en goederen. Als je inbrengt in die gemeenschap, de maatschap, dan creëer je een afgescheiden
vermogen (afgescheiden van het privévermogen). Dit vermogen is daardoor niet bereikbaar voor
privécrediteuren van de maten. Alleen zaakscrediteuren kunnen zich op dat afgescheiden vermogen
verhalen.
Je kunt op drie manieren iets inbrengen in de maatschap:
1. Eigendom | Voorbeeld: je brengt als maat een auto in: iedere maat wordt eigenaar van die
auto.
2. Economische eigendom | De economische waarde en het gebruik van die auto wordt
ingebracht in de gemeenschap. Wat je dan ziet gebeuren in die gemeenschap, is dat die
waarde van die economische eigendom wordt geactiveerd en daarop wordt afgeschreven.
3. Genot | De maat die de auto inbrengt blijft juridisch en economisch eigenaar, alleen het genot
van die auto is in de maatschap gekomen.
Het verschil tussen inbreng in genot en inbreng in economische eigendom is dat, in geval van inbreng
in genot, het risico bij de maat blijft die de auto inbrengt. Wanneer de auto total loss is, is dit in het
geval van economische eigendom een probleem van de maatschap.
De maatschap komt voor in twee vormen:
1. Stille maatschap | Er wordt vaak de vraag gesteld of een stille maatschap ook een afgescheiden
vermogen heeft. Dit is een irrelevante vraag, want omdat de maatschap stil is, is de schuldeiser
niet bekend met de maatschap, en zal hierdoor ook geen claim doen op dit vermogen.
2. Openbare maatschap
3
, Wanneer de maatschap een nieuw koffiezetapparaat wil, moet in beginsel de gehele maatschap naar
de winkel om dat apparaat te kopen. Dit is niet wenselijk vertegenwoordiging (art. 3:60 BW). Er
wordt één maat of een derde aangewezen die de aankoop gaat doen. De basis voor de bevoegdheid
van de vertegenwoordiging, is een volmacht. Een volmacht kan vormvrij worden gegeven (mondeling
is dus ook toegestaan).
Hoofdregel bij vertegenwoordiging: is de volmacht overschreden door de vertegenwoordiger, dan is
de vertegenwoordigde niet gebonden. De belangrijkste uitzondering hierop staat in art. 3:61 lid 2 BW
relevante schijn van bevoegdheid. Deze regel zegt, ook als de vertegenwoordiger geen
(toereikende) volmacht heeft, is er toch binding van de vertegenwoordigde aan de derde, als die derde
mocht aannemen dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid er was. Deze schijn moet wel zijn
opgewekt door de vertegenwoordigde.
DIERENARTSPRAKTIJKEN
Als je voldoet aan de kenmerken van een maatschap, ben je een maatschap, ook al heb je dat niet
uitdrukkelijk gecontracteerd.
Voorbeeld
Dhr. Van der Spek drijft een groentewinkel in de vorm van een eenmanszaak. Als zijn zoon Henk van
school komt, gaat hij bij zijn vader in de winkel werken. Vader en zoon willen een openbare maatschap
oprichten, waarbij zij afspreken dat Henk voorlopig niet deelt in de winst en in overeenstemming met
de instructies van zijn vader zal werken.
• Vraag: Welke juridische fouten maken Van der Spek en Henk?
I. Het drijven van een groentewinkel is geen beroep en kan dus niet gedreven worden
in de vorm van een openbare maatschap.
II. De arbeid wordt niet verricht op voet van gelijkheid tussen de beide vennoten.
III. Een beding waarbij een vennoot niet deelt in de winst is nietig op grond van art. 7A:
1672 lid 1 BW.
Vennootschap onder firma
De definitie van de vennootschap onder firma staat in art. 16 Wetboek van Koophandel. Hieruit volgt
dat een vof een maatschap is, maar met twee bijzondere kenmerken: altijd bedrijfsmatig actief en
altijd onder gemeenschappelijke naam aangegaan een stille vof kan dus niet bestaan.
Voor de vof geldt de zogeheten ‘species genus-regel’. Dat wil zeggen dat wanneer iets hetzelfde is als
iets anders, maar met extra kenmerken, dan is dat een bijzondere verschijningsvorm (species) van
hetgeen de algemene structuur is (genus). De maatschap is hier de genus, en de vof de species. De
vraag is waar de species-regel afwijkt van de genus-regel. Het verschil is met name terug te vinden in
art. 17 Wetboek van Koophandel. Hieruit volgt dat elke vennoot uit de vof algemeen
vertegenwoordigingsbevoegd is. Bij de vof heb je dus geen volmacht nodig. Er is ook een verschil
opgenomen in art. 18 Wetboek van Koophandel. Hierin staat dat elke vennoot hoofdelijk aansprakelijk
is.
Je moet dus altijd bij een vof in je vennootschapsovereenkomst bepalen dat niet iedereen bevoegd is
te vertegenwoordigen. Deze overeenkomst moet vervolgens worden ingeschreven in het
handelsregister. Doe je dit niet, dan geldt art. 29 Wetboek van Koophandel. Dus als deze beperking
van vertegenwoordigingsbevoegdheid niet staat ingeschreven in het handelsregister, kun je deze
beperking ook nooit inroepen tegen derden.
4