Inhoudsopgave
RECHTSKARAKTER ...................................................................................................................................... 2
HET SYSTEEM VAN DE BTW ......................................................................................................................... 4
ONDERNEMERSCHAP.................................................................................................................................. 6
LEVERINGEN EN DIENSTEN .......................................................................................................................... 9
INTERNATIONALE TRANSACTIES ................................................................................................................ 12
PLAATS VAN LEVERING (ART. 3 JO. ART. 5 WET OB): ONDERNEMER – ONDERNEMER .......................................................... 12
PLAATS VAN LEVERING (ART. 3 JO. ART. 5A WET OB): ONDERNEMER – PARTICULIER........................................................... 13
PLAATS VAN DIENST (ART. 4 JO. ART. 6 WET OB) ......................................................................................................... 14
MAATSTAF VAN HEFFING.......................................................................................................................... 16
VERSCHULDIGDHEID (ART. 13 WET OB) ..................................................................................................................... 17
FACTUURSTELSEL EN ONINBARE VORDERINGEN ............................................................................................................. 18
VRIJSTELLINGEN ....................................................................................................................................... 19
ONROERENDE ZAKEN ............................................................................................................................... 21
HERZIENING AFTREK OP ONROEREND GOED .................................................................................................................. 24
VERHUUR .............................................................................................................................................................. 26
OVERDRACHTSBELASTING ......................................................................................................................................... 27
AFTREK VAN VOORBELASTING .................................................................................................................. 28
INVOER EN UITVOER................................................................................................................................. 29
INVOER ................................................................................................................................................................. 29
UITVOER ............................................................................................................................................................... 32
BIJZONDERE REGELINGEN ......................................................................................................................... 33
ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN ........................................................................................................ 34
,Rechtskarakter
Omzetbelasting is een indirecte belasting – een heffing op de omzet die ondernemers realiseren. De
particulier betaalt deze belasting. Voor de consument speelt het beginsel van de minste pijn
belasting die je betaalt zonder dat je er last van hebt. Het innen van de belasting is uitbesteed. De
overheid heft de btw namelijk bij de ondernemer, de belastingplichtige. Omdat de belasting wordt
geheven bij de ondernemer en niet bij de belastingplichtige, is de omzetbelasting een indirecte
belasting. Het is een belasting op verbruik (verbruiksbelasting), maar die aankoopt bij de besteding.
Het is een belasting op verbruik (algemene indirecte verbruiksbelasting), maar die aanknoopt bij de
bestedingen. Algemeen wil zeggen omdat deze belasting alle goederen betreft. Specifieke belastingen
is bijvoorbeeld accijns.
Je kunt op de omzetbelasting ook een andere stempel drukken: productiebelasting en
verkeersbelasting. Verkeersbelasting: handeling in het rechtsverkeer leidt tot heffing. Voorbeeld:
overdrachtsbelasting het kopen van een huis.
Wat is het doel?
Het doel is om uiteindelijk consumptie door particulieren te belasten (de BTW).
Voordelen van btw:
• Grote opbrengst voor de overheid
• Makkelijk te innen
• Weinig verstorend (omdat de btw neutraal is). Neutraal houdt in dat de btw niet drukt op de
ondernemer.
• Controle achteraf
Geschiedenis
Vroeger hadden we een cumulatief btw-stelsel. Dit hield in dat elke schakel in de bedrijfskolom een
beetje btw moest berekenen. Dit gaf de neiging om de bedrijfskolom zo veel mogelijk te integreren
(dus zo klein mogelijk te houden), want hoe minder stapjes in de bedrijfskolom, hoe minder btw er
geheven werd. Een cumulatief btw-stelsel was dus eigenlijk niet zo neutraal.
Het nieuwe stelsel omvat de aftrek van voorbelasting. Dit houdt in dat je btw op inkopen aftrekbaar
zijn van de verschuldigde btw. Als je meer terug te vragen hebt dan af te dragen, betaalt de fiscus je
terug door middel van een teruggaaf.
Richtlijn Omzetbelasting
Dit is het fundament op de Wet Omzetbelasting, gericht aan de lidstaten. De lidstaten zijn verplicht
deze in een nationale wet om te zetten (Wet OB), waardoor er harmonisatie ontstaat binnen de EU.
Naast de Wet OB hebben we ook een Uitvoeringsbesluit, een Uitvoeringsbeschikking en een Besluit
Uitsluiting Aftrek.
We hebben ook een Verordening, deze werkt de Richtlijn wat nader uit. Wat als de Verordening en
Richtlijn elkaar tegenspreken? Dan is de Richtlijn leidend.
De Richtlijn is gericht aan de lidstaten, de Verordening werkt rechtstreeks. Deze laatste hoeft dus niet
omgezet te worden in nationaal recht.
Het kan voorkomen dat de Richtlijn en de Wet OB niet overeenkomen. In de Wet OB kan bijvoorbeeld
een andere formulering staan, maar het heeft wel exact dezelfde betekenis als de overeenkomstige
bepaling in de Richtlijn toch conform de Richtlijn: “kameleon-effect”. Dan neemt de nationale wet
als het ware de gedaante aan van de Richtlijn.
2
,Ook mogelijk is dat een bepaling uit de Richtlijn niet goed is omgezet in nationale wetgeving. Een
belastingplichtige kan zich dan beroepen op de Richtlijn als hij ziet dat daarin iets gunstigers staat. De
bepaling uit de Richtlijn moet voor een beroep op deze wel specifiek genoeg zijn.
De belastinginspecteur kan zich echter alleen beroepen op de nationale wet en niet op de Richtlijn.
Als het gerechtshof of de Hoge Raad een bepaalde rechtsvraag niet met een eenduidig antwoord kan
beantwoorden, wordt er een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie EU. Als het Hof daar
dan een oordeel over heeft gegeven, komt de vraag terug op het nationale niveau. Het gerechtshof of
de Hoge Raad geeft dan haar uiteindelijke oordeel.
3
,Het systeem van de btw
In 1921 was er een Duitser en die heeft de omzetbelasting beschreven, met het principe aftrek van de
voorbelasting. Elke ondernemer berekent BTW door aan de afnemer, maar mag bij de inkoop de BTW
aftrekken. BTW = belasting over de toegevoegde waarde. Het doel: de belasting neutraal houden. Het
is niet de bedoeling dat de ondernemer de belasting betaalt, de BTW mag dus geen last of kostenpost
zijn.
Neutraliteitsbeginsel
Neutraliteitsbeginsel = Fiscale neutraliteit of het fiscale neutraliteitsbeginsel is het principe dat
vergelijkbare goederen en diensten op dezelfde manier moeten worden belast.
Fiscale neutraliteit is van toepassing op zowel inkomstenbelasting als omzetbelasting. Het
neutraliteitsbeginsel bij omzetbelasting voorkomt dat soortgelijke diensten, die dus met elkaar
concurreren, uit het oogpunt van de btw verschillend worden behandeld. Met andere woorden: het
principe zorgt ervoor dat het toegepaste btw-tarief niet de reden kan zijn om een bepaald product
boven een ander product te verkiezen.
Het begrip ‘neutraliteit’ kan vanuit meerdere gezichtshoeken bekeken worden. Meestal wordt een
onderscheid gemaakt tussen interne en externe neutraliteit. Met interne (economische) neutraliteit
wordt bedoeld dat binnen een land op soortgelijke goederen de belastingdruk altijd hetzelfde moet
zijn ongeacht de lengte van de productie- en distributieketen. Hierdoor is er dus geen
concurrentieverstoring. Externe neutraliteit ziet op de effecten van de belasting bij
grensoverschrijdende goederentransacties. Bij invoer van goederen wordt er geheven over de prijs,
over de invoerwaarde, volgens het binnenlands tarief. Bij uitvoer moeten de goederen ‘belastingvrij’
worden gemaakt, maar mag de teruggaaf niet meer bedragen dan de binnenlands geheven belasting.
Zie ook art. 1 Wet OB: ter zake van levering van goederen en diensten.
Misbruik van recht
Het Hof van Justitie heeft in de zaak HALIFAX bepaald dat sprake is van misbruik van recht met
betrekking tot de heffing van btw indien aan twee cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
• De handelingen leiden ertoe dat in strijd met het doel van de Btw-richtlijn een
belastingvoordeel wordt toegerekend;
• Het voornaamste oogmerk van de constructie is om een belastingvoordeel te verkrijgen.
Het systeem:
A verkoopt spullen aan B voor € 100. Hierover wordt 20% btw geheven € 120. B krijgt dus een
factuur van € 120. Als A € 120 ontvangt, is er € 100 voor hem. De rest is voor de fiscus. A gaat op een
bepaald moment aangifte doen en dan gaat er dus € 20 naar de fiscus. A heeft verder niets aan de btw.
B verkoopt het bewerkte product voor € 200 aan C, met € 40 btw. C zal aan B € 240 overmaken. De
positie van B ziet er als volgt uit: B heeft € 20 betaald aan A, dit is hij kwijt. Deze € 20 kan hij terugvragen
bij de fiscus. Dit is de aftrek van inkoop btw. Dit brengt B weer in de nulpositie. B moet ook afdragen.
4
,B heeft namelijk € 40 ontvangen van C, deze € 40 gaan naar de fiscus. Per saldo komt er dus € 20 bij
de fiscus terecht.
D koopt een product bij de winkel C. Dit is een bedrag van € 300 + € 60 btw = € 360. C heeft € 40
betaald aan B, en heeft € 60 binnengekregen via D. C zal per saldo € 20 afdragen.
A heeft € 20 afgedragen
B heeft € 20 afgedragen
C heeft € 20 afgedragen
Dit is bij elkaar € 60. Dit is ook precies het bedrag aan btw dat de consument heeft betaald.
Btw-verlegging art. 12 lid 2 Wet OB
Btw kan ook worden verlegd. Een bekende verlegging is in de bouwsector. Een onderaannemer mag
geen btw factureren aan de hoofdaannemer.
De btw wordt niet geheven bij de leverancier, maar bij de afnemer.
A B C D
A levert aan B voor € 100. A krijgt € 120 binnen (inclusief btw) en draagt dus € 20 af aan de fiscus.
B rekent € 200 aan C. Hij vraagt geen btw aan C. De btw over deze prestatie is wel nog steeds
verschuldigd. C moet nu die € 40 aan btw afdragen.
C heeft nog steeds aftrek van voorbelasting. C mag meteen, op diezelfde aangifte, die € 40 weer
aftrekken.
C rekent € 360 aan de consument. C krijgt dus € 60 btw van de consument.
In de aangifte van C zit nu: - 40 + 40 + 60 = 60
De systematiek van de Wet OB
1. Belastbaar feit: art. 1 Wet OB
a. Leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel in Nederland door
ondernemers
b. Intracommunautaire verwervingen
c. –
d. Invoer van goederen (door een ieder, voor sub d geldt niet het vereiste van een
ondernemer)
2. Ondernemer: art. 7 Wet OB
3. Levering/ dienst: art. 3 en art. 4 Wet OB
4. Plaats: art. 5 Wet OB (grensoverschrijdende goederen) en art. 6 Wet OB (grensoverschrijdende
diensten)
5. Maatstaf van heffing: art. 8 Wet OB
6. Vrijstellingen: art. 11 Wet OB
Schema aanpak Btw-vraagstuk
• Wie? Is er een ondernemer?
• Wat? Verricht de ondernemer een levering of een dienst?
• Waar? Waar is deze levering of dienst belast?
• Waarover? Wat is de vergoeding?
• Tarief? Is er een vrijstelling van toepassing?
• Aftrek van voorbelasting?
5
,Ondernemerschap
In de Wet OB staat het begrip ‘ondernemer’ en in de Btw-richtlijn ‘belastingplichtige’. Beide begrippen
betekenen hetzelfde kameleon-effect.
‘Ondernemer’ is een breed begrip art. 7 Wet OB:
• Lid 1: ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent
• Lid 2 sub a: ieder die een beroep zelfstandig uitoefent
Bij beroep kun je denken aan een tennisser, maar ook aan een notaris.
• Lid 2 sub b: ieder die zelfstandig een lichamelijke zaak exploiteert om er duurzaam opbrengst
uit te verkrijgen
Deze laatste noemen we ook wel de ‘quasi-ondernemer’. Voor de inkomstenbelasting is
iemand die een pand verhuurt nog niet gelijk ondernemer. Voor de btw is hij dat wel.
Winststreven is voor het zijn van ondernemer irrelevant. Vereist is slechts streven naar opbrengst.
Ondernemerschap is ook uitgewerkt in de Btw-richtlijn, namelijk in art. 9 en 10 Btw-richtlijn. Art. 9
Btw-richtlijn verwoordt ‘ondernemerschap’ als volgt: ieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig
een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit.
In art. 10 Btw-richtlijn staan het onderdeel ‘zelfstandig’ uitgewerkt. Uit dit artikel volgt met name
wanneer je niet zelfstandig bent. Je bent niet zelfstandig wanneer:
• Je in loondienst bent;
• Je een arbeidsovereenkomst hebt met je werkgever;
• Je een andere juridische band hebt waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat.
FUCHS
Iemand die zonnepanelen op zijn dak zet en tegen betaling elektriciteit levert, voor zover hij dat zelf
niet gebruikt, wordt aangemerkt als ondernemer. Meneer Fuchs exploiteerde dus zijn zonnepanelen.
Hij kon de btw over deze zonnepanelen terugkrijgen.
Overheid
CARPANETO PIAZENTINO
Als een overheid iets doet binnen het specifieke publiekrechtelijke regime van de overheid, dan is zij
geen ondernemer voor de btw, tenzij er concurrentie van enige betekenis ontstaat. Dus als je naar de
gemeente gaat voor een paspoort, zal daar nooit btw opzitten, want de overheid is de enige die de
paspoorten mag uitgeven.
Wanneer de overheid onder dezelfde voorwaarden gaat opereren als private partijen (op de markt),
is zij wel ondernemer. Het ophalen van huisvuil is een taak die is opgedragen aan de overheid, maar
de overheid kan dan ook overgaan tot het ophalen van bedrijfsafval. Het ophalen van bedrijfsafval is
geen publieke taak, dus dan treden zij in concurrentie met anderen. Voor het ophalen van bedrijfsafval
is de overheid dan wel btw-ondernemer.
Wanneer de overheid handelt binnen het specifieke publiekrechtelijke regime van de overheid, kan zij
toch nog als btw-ondernemer worden aangemerkt wanneer zij in concurrentie treedt met anderen
van enige betekenis.
De overheid is altijd ondernemer voor de prestaties die zijn genoemd in Bijlage I van de Btw-richtlijn.
Wanneer de overheid een dochtervennootschap heeft (in de vorm van een NV of BV), is deze ook een
ondernemer: NAGYSZÉNÁS-arrest.
6
, GEMEENTE BORSELE
De gemeente Borsele maakt voor het vervoer van leerlingen gebruik van diensten van
vervoersondernemingen. Een derde van de ouders van leerlingen die hiervan gebruikmaken heeft een
bijdrage betaald. Het overige werd uit algemene middelen van de gemeente betaald. De gemeente
stelt dat zij zich met betrekking tot dit vervoer onderworpen is aan de betaling van btw en de geheven
btw van de vervoerders dus ook kan aftrekken. De inspecteur stelt dat de gemeente geen prestatie
onder bezwarende titel verricht en er derhalve geen sprake is van een economische activiteit.
Hof van Justitie
Het enkel verrichten van een dienst onder bezwarende titel is niet genoeg, er moet worden gekeken
naar alle omstandigheden waaronder deze dienst wordt verricht. Omdat de vergoeding van de ouders
dusdanig klein is (3% van de totale kosten) moet dit eerder als een heffing worden gezien. Een dusdanig
groot verschil zorgt ervoor dat er geen reëel verband bestaat tussen het betaalde bedrag en de
verrichte dienst. Er is dus geen sprake van een economische activiteit. Derhalve is het
overheidslichaam, de gemeente, niet btw-plichtig en mag de betaalde btw dus ook niet in aftrek
worden genomen.
Holding
Stel je hebt een holding met drie deelnemingen. Wanneer deze holding alleen passief de deelnemingen
houdt, is de holding geen ondernemer voor de btw POLYSAR.
Er bestaan ook holdings die een management fee berekenen aan hun deelnemingen. Zo’n holding is
wel een ondernemer.
Wanneer de holding een management fee + btw berekent aan haar deelnemingen en deze
deelnemingen aanstuurt, dan krijg deze holding ook aftrek van voorbelasting.
Wanneer je als holding een deel van je deelnemingen managet en het andere deel passief houdt, krijg
je alleen btw-aftrek voor de actief (d.w.z. tegen vergoeding) aangestuurde dochters pre pro rata
LARENTIA & MINERVA
Fiscale eenheid
Met een fiscale eenheid heb je niet meer verschillende belastingplichtigen, maar slechts één
belastingplichtige voor de btw.
Drie eisen, art. 7 lid 4 Wet OB:
• Financiële verwevenheid | Je bent financieel verweven wanneer je meer dan 50% van de
aandelen bezit.
• Economische verwevenheid | Dezelfde klantenkring/hetzelfde economische doel of de ene
vennootschap presteert in hoofdzaak aan de andere vennootschap.
• Bestuurlijke (organisatorische) verwevenheid | Beide bv’s hebben hetzelfde bestuur of het ene
bestuur is ondergeschikt aan het andere bestuur.
Als je voldoet aan bovenstaande voorwaarden, word je als één ondernemer aangemerkt.
Uit het arrest COMMISSIE TEGEN NEDERLAND volgt dat je als niet-ondernemer ook in de fiscale
eenheid kan zitten.
7