Wat is faillissement?
Wanneer en hoe wordt je failliet verklaard?
De schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt bij rechterlijk
vonnis in staat van faillissement verklaard, art. 1 lid 1 Fw. Zowel een onderneming als een natuurlijk
persoon kan failliet gaan.
De schuldenaar moet dus verkeren in ‘de toestand van te hebben opgehouden te betalen’. Hiervoor
moet zijn voldaan aan drie voorwaarden:
1. De schuldenaar heeft meerdere schuldeisers (pluraliteitsvereiste);
2. Er is minstens één opeisbare vordering en;
3. De schuldenaar is opgehouden met betalen.
De faillietverklaring wordt uitgesproken:
Op eigen aangifte (art. 1 lid 1 Fw);
Op verzoek van een of meer schuldeisers (art. 1 lid 1 Fw);
Op vordering van het OM om redenen van openbaar belang (art. 1 lid 2 Fw).
Er volgt een vonnis van faillietverklaring (+ publicatie in Staatscourant). Daarna het fixatiebeginsel
(art. 23 Fw): de ‘pauze-knop’ wordt ingedrukt. Dit betekent dat de inhoud van de boedel, de positie
van de schuldeisers en de bevoegdheden van de failliet op pauze worden gezet. Hierbij wordt niet
alleen de bewegingsvrijheid van de schuldenaar beperkt, maar ook die van de schuldeisers. De
schuldeisers (niet-separatisten) zijn vanaf dat moment afhankelijk van de curator. Zij kunnen niet
meer individueel handelen voor voldoening van vorderingen. Zij kunnen enkel vorderingen indienen
ter verificatie.
Pluraliteitsvereiste (1)
De schuldenaar moet meer dan een schuldeiser hebben, aangezien faillissement de verdeling van het
vermogen van de schuldenaar onder de gezamenlijke schuldeisers door middel van algemene
executie beoogt.
Vorderingen van derden, die de verzoeker van een faillissement opgeeft ter invulling van het
pluraliteitsvereiste, worden steunvorderingen genoemd. Deze steunvorderingen hoeven niet
opeisbaar te zijn, de omvang hoeft niet vast te staan en hoeft geen betrekking te hebben op betaling
van een geldsom. Voldoende is dat het gaat om een vordering die ter verificatie kan worden
ingediend zodat de schuldeiser kan meedelen in de opbrengst van de vereffening.
Toekomstige vorderingen kunnen niet dienen als steunvorderingen.
Opgehouden met betalen (2)
Er moet nog nader worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft
opgehouden te betalen. De rechter heeft bij deze voorwaarde (‘opgehouden te betalen’) een grote
beoordelingsvrijheid.
De rechter moet zijn oordeel dat sprake is van die toestand motiveren. Het feit dat een schuld niet
wordt betaald betekent niet noodzakelijk dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft
opgehouden te betalen (schuldenaar heeft bijvoorbeeld bezwaar tegen een vordering).
1
, Summierlijk blijken
Voor de verklaring is vereist dat summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die
aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Als een
schuldeiser het verzoek doet, moet bovendien summierlijk van zijn vorderingsrecht blijken, art. 6 lid
3 Fw.
‘Summierlijk blijken’ betekent dat de toestand en de vordering na een kort, eenvoudig onderzoek
moet blijken. Dit is ter verlichting van de bewijslast van de aanvragende schuldeiser.
Als deze zaken niet blijken uit summier onderzoek, dient het verzoek te worden afgewezen. Dat
slechts summier onderzoek is vereist, betekent niet dat het vonnis van faillietverklaring niet
behoorlijk gemotiveerd dient te worden. De motiveringsplicht wordt slechts enigszins beïnvloed door
het summiere karakter van de procedure.
De rol van curator en rechter-commissaris
De rechtbank stelt een curator aan (benoemt een curator), art. 14 lid 1 Fw, die is belast met het
beheer en de vereffening van het vermogen van de schuldenaar. De curator maakt dat het vermogen
te gelde en verdeelt de opbrengst onder de schuldeisers.
De kerntaak staat in art. 68 lid 1 Fw: de curator is belast met het beheer en de vereffening van de
failliete boedel. Hiertoe beheert en verkoopt de curator de activa, de opbrengst deelt hij vervolgens
in de wettelijke rangorde uit aan de schuldeisers.
Taken curator:
Inschatting van de boedel
Beheer boedel
Verdeling boedel
De rechtbank benoemt een van de leden van de rechtbank tot rechter-commissaris in het
faillissement, art. 14 lid 1 Fw. De rechter-commissaris heeft een aantal taken:
Toezicht houden op de curator, art. 64 Fw, door middel van machtigingen, goedkeuringen en
eventueel bevelen;
Gehoord worden door de rechtbank voordat deze beslist over kwesties betreffende het
beheer of de vereffening van de boedel, art. 65 Fw;
Hij hoort getuigen of deskundigen, art. 66 Fw;
Hij bepaalt termijnen o.a. voor indienen van vorderingen en houden van vergaderingen;
Hij neemt diverse rechtscheppende beslissingen, bijvoorbeeld m.b.t. het inkomen van de
gefailleerde dat buiten het faillissement blijft (art. 21 Fw).
Een belangrijke taak is de eerste taak, de toezichthoudende taak. De rechter-commissaris houdt
uitsluitend toezicht, gaat na of de curator zich houdt binnen de grenzen van de wet, of hij handelt in
het belang van de boedel, of hij zijn taak behoorlijk vervult.
Schuldeisers, gefailleerde en schuldeisercommissies kunnen bij de rechter-commissaris bezwaar
maken tegen elke handeling van de curator of een bevel aan de curator uitlokken, art. 69 lid 1 Fw.
2