Ik heb met deze samenvatting in 1x het vak gehaald. De stof uit het boek wordt in een lopend verhaal verteld. Er worden ook een aantal arresten in behandeld.
Hoofdstuk 1 – inleiding
Plaats van het strafrecht
Het strafrecht regelt wie straf kan krijgen en waarvoor. Als een burger een strafbaar feit
pleegt moet hij verantwoording afleggen aan de overheid, die hem namens de samenleving
een straf kan opleggen. De enige die een verdachte van een strafbaar feit voor de rechter
kan brengen is een officier van justitie. Eigenrichting (het recht in eigen hand nemen) is
verboden. Binnen het strafrecht is er een mogelijkheid voor slachtoffers van strafbare feiten
om als ‘benadeelde partij’ schadevergoeding te verzoeken aan de strafrechter.
Doelen van straffen
Het opleggen van een straf dient voornamelijk twee doelen: vergelding en preventie. Het
vergeldingsaspect kan zorgen voor een morele genoegdoening. Het opleggen van straf zou
ertoe moeten leiden dat minder mensen strafbare feiten plegen. Men onderscheidt twee
soorten preventie: speciale en generale preventie. Speciale preventie moet dus voorkomen,
of aanmoedigen, dat de gestrafte wederom in de fout gaat. Het opleggen van
voorwaardelijke straffen leunt zwaar op dit principe. De leer van de generale preventie heeft
als uitgangspunt dat ook anderen dan de gestrafte lering trekken uit het feit dat er voor het
plegen van een strafbaar feit straf opgelegd kan worden.
Materieel strafrecht, formeel strafrecht en sanctierecht
Materieel strafrecht gaat over de vraag wat een strafbaar feit is. Het materiele strafrecht
bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft.
Het formele strafrecht wordt ook wel het strafprocesrecht of de strafvordering genoemd. Dit
deel van het strafrecht bepaalt welke regels moeten worden gevolgd als een norm van het
materiële strafrecht (vermoedelijk) is overtreden. Het sanctierecht heeft betrekking op de
voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd.
Dit moet niet verward worden met wetten in formele en materiele zin.
Commuun en bijzonder strafrecht
Het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen, duidt men vaak aan als het commune
strafrecht. Strafbepalingen die in andere wetten staan worden bijzondere strafwetten
genoemd en vormen samen het bijzondere strafrecht.
De invloed van internationaal en supranationaal recht
Als gevolg van verdragen kan Nederland verplicht zijn om bepaald gedrag strafbaar te stellen
of bepaalde bevoegdheden in het leven te roepen. We hebben het hier over internationaal
recht, met recht dat tussen staten geldt. Regels die supranationaal rechtelijk van aard zijn,
zijn regels die een internationale organisatie oplegt waar de lidstaten bij die organisatie zich
aan moeten houden.
Hoofdstuk 2 – inleiding materieel strafrecht
Plaats en structuur van strafbepalingen
Het materiele strafrecht bepaalt welk gedrag strafbaar is. Dat wordt aangegeven door de
wet. De strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een delictsomschrijving, een
kwalificatie-aanduiding en een strafbedreiging. De delictsomschrijving geeft aan welke
ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft willen stellen. De kwalificatie-aanduiding
maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden benoemd. De
,strafbedreiging bepaald welke soort straf mag worden opgelegd en wat het maximum
daarbij is. Soms is de delictsomschrijving beperkt tot een enkel woord waarin tevens de
kwalificatie besloten ligt.
In de bijzondere wetten zijn de strafbepalingen vaak volgens een ander stramien
opgebouwd. De delictsomschrijving en de strafbedreiging zijn in veel bijzondere wetten ‘uit
elkaar getrokken’, waarbij de delictsomschrijving soms niet op de klassieke manier
geformuleerd is als een gedraging maar als een verbod.
De opbouw van het strafbare feit in vier componenten
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. Iemand kan pas worden
gestraft als aan de vier cumulatieve voorwaarden is voldaan:
1. Menselijke gedraging: de gedraging moet verricht zijn door een mens. Dit kan zowel
een natuurlijkpersoon als een rechtspersoon zijn. Voor het hebben van bepaalde
gedachten kan niemand gestraft worden. Soms kan ook het nalaten om actief op te
treden een strafbare gedraging opleveren. De menselijke gedraging zal uiteindelijk
tot uitdrukking moeten komen in de tenlastelegging.
2. Wettelijke delictsomschrijving: gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet
terug te vinden zijn (legaliteitsbeginsel). Niet alle strafbare gedragingen zijn precies
terug te vinden in de wet. In iedere individuele strafzaak zal de rechter de
bewezenverklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch moeten
benoemen. Dit proces heet ‘kwalificatie’.
3. Wederrechtelijk: in strijd met het recht. Als iemand niet handelt in strijd met het
recht, als zijn gedraging niet verkeerd is, dient er geen straf te volgen.
4. Schuld: van schuld of verwijtbaarheid is sprake als men van iemand in redelijkheid
kon vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Voor de verwijtbaarheid geldt
dat deze verondersteld wordt aanwezig te zijn door het vervullen van de
delictsomschrijving. Men gaat ervan uit dat de verwijtbaarheid aanwezig is, tenzij er
een indicatie bestaat voor het tegendeel.
Legaliteit en interpretatie
Strafbepalingen moeten altijd in het geschreven recht terug te vinden zijn. Dit noemt men
het legaliteitsbeginsel. Het doel van artikel 1 lid 1 Sr is om de rechtszekerheid te
bewerkstelligen. De rechtszekerheid eist o.a. dat omschrijvingen van wettelijke
strafbepalingen voldoende helder zijn. Uit de tekst van een delictsomschrijving moet
duidelijk blijken wat precies verboden is, zodat burgers hun gedrag daarop kunnen
afstemmen. Ondanks de eis van duidelijkheid ontkomt men bij een delictsomschrijving toch
niet aan een zekere vaagheid. Het is immers voor de wetgever onmogelijk om in detail elke
strafbare gedraging in de wet te omschrijven.
Voor het interpreteren van wetstermen bestaat een aantal methoden. De belangrijkste zijn:
• Wetshistorische interpretatie: hierbij wordt gekeken naar de
totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in kwestie.
• Grammaticale interpretatie: hierbij wordt de inhoud van de wet bepaald aan de hand
van de taalkundige betekenis van woorden in de desbetreffende bepaling.
• Systematische interpretatie: hierbij wordt de wet uitgelegd aan de hand van de
systematiek van de wet.
, • Teleologische interpretatie: bij het bepalen van de inhoud van een wetsterm wordt
gekeken naar het doel van de wet(gever).
Vaak wordt een combinatie van interpretatiemethoden toegepast.
Bestanddelen en elementen
Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid worden de elementen genoemd. De onderdelen van
de delictsomschrijving noemt men de bestanddelen. Bestanddelen vindt men in de wettekst,
terwijl elementen de niet in de wet opgenomen voorwaarden voor strafbaarheid zijn.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel: een moeilijk geval
De wetgever heeft in een beperkt aantal gevallen delictsomschrijvingen het woord
‘wederrechtelijk’ als bestanddeel opgenomen. Bij alle delicten waarbij wederrechtelijkheid in
de delictsomschrijving voorkomt, is de wederrechtelijkheid geen element maar een
bestanddeel. Als de wederrechtelijkheid ontbreekt, is het delict niet gepleegd.
Soorten delicten
Strafbare feiten zijn onder te verdelen in misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn vaak
ernstigere feiten dan overtredingen. Misdrijven staan opgesomd in boek 2 Sr en
overtredingen in boek 3 Sr.
Het onderscheid tussen formele en materiele delicten heeft betrekking op de manier waarop
een delict in de wet is omschreven. Formele delicten staan in de wet omschreven als een
handeling, een specifiek omschreven activiteit. Het verrichten van deze handeling is
strafbaar gesteld. Bij materiele delicten heeft de wetgever het veroorzaken van een gevolg
strafbaar gesteld. Het is bij materiele delicten niet van belang welke handeling heeft geleid
tot het strafbare gevolg. Voldoende is dat het strafbare gevolg is ingetreden.
In de meeste delictsomschrijvingen wordt een doen strafbaar gesteld. Deze delicten worden
commissiedelicten genoemd. Het is echter denkbaar dat een feit niet wordt gepleegd door
een handelen, maar door een nalaten. We spreken dan van een omissiedelict. Van een
oneigenlijk omissiedelict is sprake als het delict in de wet staat geformuleerd als een
commissiedelict, terwijl het wordt gepleegd door een nalaten, denk hierbij aan het niet
geven van eten aan een kindje waardoor het kindje overlijdt.
Er bestaan delictsomschrijvingen die voortbouwen op andere delictsomschrijvingen. Zij
vormen variaties op een thema. Is daarvan sprake, dan hebben we te maken met een
zogenaamde ‘bijzondere strafbepaling’. Vaak heeft de delictsomschrijving in een bijzondere
strafbepaling een extra bestanddeel. Dat extra bestanddeel werkt meestal strafverzwarend.
In dat geval is er sprake van een gekwalificeerd delict. Het extra bestanddeel kan ook
strafverlichtend werken. Dan spreken we van een geprivilegieerd delict.
Causaliteit
Causaliteit is de leer van oorzaak en gevolg. Als de relatie tussen twee gebeurtenissen te
beschrijven is als oorzaak en gevolg, dan zegt men dat er tussen die gebeurtenissen een
causaal of oorzakelijk verband bestaat. Het oorzakelijk verband tussen twee gebeurtenissen
wordt wel of niet aangenomen. In de loop van de jaren zijn er verschillende causaliteit
theorieën voorbij gekomen:
• Conditio sine qua non: was het gevolg ook ingetreden zonder de gedraging?
• Causa proxima: wat is de dichtstbijzijnde oorzaak voor het gevolg? →
Slagkwikpijparrest
, • Redelijke voorzienbaarheid: in hoeverre was het gevolg redelijkerwijs voorzienbaar
op het moment van die handeling? → Etalageruit arrest
• Redelijke toerrekening: specifieke omstandigheden van het geval bepalen
toerekening → Letale longemboliearrest: verdachte maakte een verkeersongeluk
waarbij een automobilist zwaar lichamelijk letsel oploopt. Dit slachtoffer overlijdt 12
dagen later, niet aan de directe gevolgen van het letsel, maar door medische
verwikkelingen.
Hoofdstuk 3 – opzet en schuld
Opzet
Opzettelijk handelen betekent: willens en wetens handelen. De dader die opzettelijk
handelt, weet waar hij mee bezig is en hij wil het ook doen. Opzet kent verschillende graden:
• Opzet met bedoeling: er is sprake van willens en wetens handelen.
• Voorwaardelijk opzet: daders zijn zo zeer gericht op hun primaire doel, dat zij de kans
voor lief nemen dat door hun gedraging ook een ander gevolg zal intreden.
• Opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn: de dader heeft een bepaal doel voor ogen
waarbij de kans dat het gevolg intreedt 100% is.
Het maakt niet uit met welke vorm van opzet er is gehandeld.
De wijze waarop het opzet in de wet is omschreven
In de meeste delicten waarin opzet een bestanddeel is, staat het woord opzettelijk in de
delictsomschrijving. Soms heeft de wetgever gebruik gemaakt van de formulering ‘wetende
dat’, ‘wist’ of ‘oogmerk’. Bij andere delicten ligt het opzet besloten in de wettelijke
terminologie. Men noemt dit wel een ‘ingeblikt’ opzet.
Opzet en geobjectiveerde delictsbestanddelen
Bij opzetdelicten kan men zich afvragen op welke delictsbestanddelen het opzet allemaal
betrekking heeft. Als hoofdregel geldt dat alle delictsbestanddelen die volgen na het woord
‘opzettelijk’ hieronder worden bestreken. Er bestaan echter ook delictsbestanddelen
waarop, ook als zij tekstueel pas volgen na het opzetbestanddeel, het opzet van de dader
niet gericht hoeft te zijn. Deze worden geobjectiveerde delictsbestanddelen genoemd.
Door het gevolg gekwalificeerde delicten
Het is bij opzetdelicten van groot belang te bepalen waar het opzet van de pleger van een
strafbaar feit precies op was gericht. De intentie van de dader kan van grote invloed zijn voor
het antwoord op de vraag welk strafbaar feit er precies is gepleegd.
Een veel gemaakte fout is de veronderstelling dat met het bewijs van opzet iets gezegd
wordt over de verwijtbaarheid. Dat is echter niet het geval. Het is mogelijk dat een dader
opzettelijk handelt terwijl dit niet verwijtbaar is. Een andere veel gemaakte fout is dat er bij
het beargumenteren van het bestaan van voorwaardelijk opzet termen worden gebruikt als:
‘de dader had moeten weten dat’. Bij het bewijs van opzet gaat het erom dat de dader iets
daadwerkelijk heeft geweten.
Culpa (schuld)
• Schuld als element = verwijtbaarheid: van verwijtbaarheid is sprake als van de dader
in redelijkheid kon worden gevergd dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Als
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lolab6. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,09. Je zit daarna nergens aan vast.