Grieken, Romeinen, Vroegchristelijke Kunst, Byzantijnse kunst, Karolingische kunst, Romaanse Kunst,
Gotiek, Renaissance, Maniërisme, Barok, Rococo, Neoclassicisme
Tekenen Kunst Op Niveau
Klassieke oudheid 800 v. Chr. – 400 n. Chr. p. 2
Grieken p. 2
Romeinen p. 4
Vroegchristelijke kunst 50-500 p. 6
Middeleeuwen 405-1453 p. 8
Byzantijnse kunst 500-1453 p. 8
Karolingische kunst 800-900 p. 10
Romaanse kunst 900-1150 p. 11
Gotiek 1100-1400 p. 13
Renaissance, barok, neoclassicisme p. 15
Renaissance 1400-1530 p. 15
Maniërisme 1530-1600 p. 17
Barok 1600-1720 p. 18
Rococo 1720-1750 p. 20
Neoclassicisme 1760-1840 p. 21
1
,Grieken, Romeinen, Vroegchristelijke Kunst, Byzantijnse kunst, Karolingische kunst, Romaanse Kunst,
Gotiek, Renaissance, Maniërisme, Barok, Rococo, Neoclassicisme
Klassieke oudheid 800 v. Chr. – 400 n. Chr. → Algemene Inleiding
Griekse cultuur:
- Democratie
- Wetenschappelijke vooruitgang (sterrenkunde, wiskunde)
- Polytheïsme (goden vereren in grote tempels)
- Filosofen (Socrates, Plato, Aristoteles)
De Griekse cultuur en taal werden verspreid door de veroveringen van Alexander De Grote
Grieken
Inleiding:
- Nadruk op schoonheid en harmonie
- Ideale verhoudingen en streven naar perfectie
- Bestuderen lichaam en juiste maatverhoudingen (anatomie)
- Openluchttheaters (halfrond en tegen heuvels aangebouwd)
- Tempels, badhuizen, raadszalen, markthallen, sportscholen, zuilenhallen voor
rechtspraak en toespraken en concertzalen
Architectuur:
Kenmerken Griekse tempel →
- Eenvoud en harmonie
- Zwaar en massief – steen en marmer sinds 600 v. Chr.
- Vaste maatverhoudingen → overeenkomst menselijk lichaam
- Aanbrengen van correcties (gezichtsbedrog), denk aan de buitenste zuilen
- Kapiteel → Dorische stijl (vorm van een kussen (kussenkapiteel))
Ionische stijl (twee gekrulde voluten (krulkapiteel))
Korintische stijl (samengestelde bladvormen (bladerkapiteel))
- Tempels staan symbool voor religiositeit, rijkdom en macht
Schilderkunst en toegepaste vormgeving:
Vaasschilderingen:
- Griekse mythologie (verhalen over goden) en heldensagen
- Geometrische/Archaïse stijl: hoekige mens- en dierfiguren
- (latere) Attische stijl: realistischere en dynamischere mens- en dierfiguren
- Glazuur: maakt de vaas waterdicht en geeft kleur (zwartbakkend > glazuurlaag
wegkrassen > ondergrond (afbeelding) wordt weer zichtbaar > figuren blijven zwart =
zwartfigurige keramiek
- Griekse schilderkunst staat in dienst van het dagelijks leven of de godsdienst
2
, Grieken, Romeinen, Vroegchristelijke Kunst, Byzantijnse kunst, Karolingische kunst, Romaanse Kunst,
Gotiek, Renaissance, Maniërisme, Barok, Rococo, Neoclassicisme
Beeldhouwkunst:
- Gewone mannen- en vrouwenfiguren
- goden en helden uit Griekse mythologie
- Archaïsche periode: Gestileerde (vereenvoudigde)
frontaal (recht van voren)
statische (onbeweeglijke) zijaanzicht > stramme houding
starende ogen en archaïsche glimlach
vrouw: koré – Man: kouros (dient als grafmonument)
- Klassieke periode:
anatomie nauwkeurig
ideale verhoudingen
contrapost (gestrekt been en losjes gebogen been)
- Hellenistische periode:
theatraal (overdreven en dramatisch)
gedetailleerd (spieren en botten > anatomie)
marmer en brons
goden uitgebeeld als onsterfelijk en perfect
3