Samenvatting algemene anatomie
Grondstoffen, hulpstoffen en werkstoffen, werkzame stoffen en
werkstofcomplexen:
Plantaardige grondstoffen: dit zijn stoffen die afkomstig zijn uit bloemen,
bomen, planten of vruchten. De oliën, vetten en wassen die daar uitkomen,
worden vaak gebruikt als drager van werkstoffen. Plantaardige vetten
kunnen doordringen tot de levende huidlagen. Dit komt doordat deze
stoffen vetzuurverbindingen zijn, die lijken op lipiden (vetten) op het
huidoppervlak. Door deze eigenschap worden de vetten en werkstoffen
goed opgenomen door de huid, ze kunnen vaak goed water opnemen, zijn
huidvriendelijk en hebben een verzachtende werking.
Door deze kenmerken zijn ze ook geschikt voor het uitvoeren van
massages, grondstoffen die vaak worden gebruikt zijn; druivenpitolie en
jojobaolie.
Plantaardige grondstoffen bevatten veel vitamines, mineralen en enzymen,
maar ook veel onverzadigde vetzuren en vetalcholen. Ze oxideren snel en
kunnen zo ranzig worden. Dit betekent dat de stof een scherpe geur krijgt.
Oxideren is een chemische reactief waarbij een stof reageert op zuurstof.
Een ranzige olie kan huidirritaties veroorzaken.
Wassen: wassen werken stimulerend en beschermend op de huid, ze
werken als stabilisator in een emulsie, ze zorgen ervoor dat de emulsie
stabiel en stevig is. Ook zorgt een was ervoor dat crème goed smeerbaar
blijft.
Dierlijke grondstoffen: dierlijke oliën, vetten en wassen bevatten meer
verzadigde vetzuren dan plantaardige stoffen, ze lijken ook op lipiden op
het huidoppervlak. Deze vetten worden daarom ook goed opgenomen door
de huid.
Voorbeelden van dierlijke grondstoffen die in de cosmetica verwerkt worden
zijn bijenwas en lanoline. Deze stoffen vind je terug in producten voor huid
en haar verzorging, gezichtsmaskers en verschillende soorten crèmes.
Zuiveren bijenwas is rijk aan vitamine A, dit bevordert het huidherstel en
wondgenezing. Daarnaast vormt het een natuurlijke barrière en beschermt
het de huid. Vooral bij de rijpere huid waar het vetgehalte en elasticiteit
afneemt kan bijenwas goed beschermen.
Lanoline wordt goed opgenomen door de hoornlaag en kan veel water
vasthouden. Door deze eigenschap vind je lanoline vaak terug in crèmes.
Minerale grondstoffen: dit zijn grondstoffen ontstaan in de natuur door
aardrijkskundige processen. Ze komen vaak uit de aardbodem of van
gesteenten, veel minerale vetten en oliën komen uit de aardolie-industrie,
bijvoorbeeld vaseline en paraffine. Deze stoffen worden eerst gezuiverd,
voordat ze in de cosmetica worden verwerkt.
Mineralen vetten en oliën zijn lichaamsvreemd, dit betekent dat ze niet
lijken op lipiden op de huid. Ze zijn waterafstotend (hydrofoob) en dekken
de huid af. Ze worden dus niet opgenomen door de huid. Ze kunnen vuil
oplossen en worden daardoor vaak toegevoegd aan reinigende producten.
Je vindt ze vaak ook terug in lippenbalsems en beschermende producten.
, Synthetische grondstoffen: dit zijn grondstoffen die kunstmatig gemaakt
worden door de mens. Er zijn meerdere redenen waarom synthetische
grondstoffen worden geproduceerd:
Natuurlijke producten hebben niet altijd dezelfde kwaliteit. Dit komt omdat
de omstandigheden waardoor ze ontstaan niet constant zijn. Er kan
bijvoorbeeld weinig regen vallen waardoor de planten minder groeien, de
olie is dan van mindere kwaliteit.
Het kost extra middelen om natuurlijke producten te maken, denk aan de
grond die je nodig hebt en de arbeid die het kost.
Een voorbeeld van een synthetisch product is siliconeolie.
Hulpstoffen
aan bijna alle cosmetische producten worden geur en kleurstoffen
toegevoegd. Daarnaast worden conserveringsmiddelen en emulgatoren
toegevoegd aan cosmetische producten. Deze toevoeging noem je
hulpstoffen of additieven.
Geurstoffen: het is belangrijk dat er een kleine hoeveelheid geurstoffen aan
een product word toegevoegd. Geurstoffen kunnen ontleden (uit elkaar
vallen), hierdoor veranderd de samenstelling. Hierdoor kunnen irritaties
ontstaan.
Er zijn twee soorten geurstoffen; natuurlijke en synthetische. De meeste
geurstoffen in cosmetica zijn meestal synthetisch, dit zijn vooral aldehyde.
Aldehyde zijn complexe koolwaterstofverbindingen.
Kleurstoffen: er zijn twee soorten kleurstoffen; kleurstoffen die oplosbaar
zijn in water en kleurstoffen die niet oplosbaar zijn. Kleurstoffen die niet
oplosbaar zijn noem je pigmenten. Make up bevat pigmenten. Shampoo’s
en zeep bevatten kleurstoffen die oplosbaar zijn.
Net als de andere cosmetische stoffen kun je kleurstoffen ook
onderverdelen in die groepen:
natuurlijke kleurstoffen: voorbeelden van natuurlijke kleurstoffen zijn
bietenrood en calendula. Voorbeelden van minerale natuurkleurstoffen zijn
metaal en metaaloxiden. De meest gebruikte pigmenten zijn ijzeroxide en
titaanoxide.
Syntetische kleurstoffen; met synthetische kleurstoffen kun je meer met
kleur variëren, daarnaast is de kleurbestendigheid beter en heeft licht er
minder invloed op. Het maken van synthetische kleurstoffen is goedkoper
dan het verkrijgen van natuurlijke kleurstoffen. Voorbeelden van
synthetische kleurstoffen zijn tartrazine (geel) en patentblauw.
Chemische kleurstoffen-
, Conserveringsmiddelen: om het bederven van producten tegen te gaan
worden conserveringsmiddelen gebruikt. Conserveringsmiddelen werken
schimmelwerend, antioxiderend en bacteriewerend- of dodend. Dit zorgt
ervoor dat de producten langer houdbaar zijn.
Cosmetische producten mogen niet teveel conserveringsmiddelen bevatten
omdat het product anders niet meer goed werkt. Alle
conserveringsmiddelen worden gecontroleerd en getest door de EU, als ze
zijn goedgekeurd komen deze op een lijst te staan. Dit is de Annex V van de
cosmeticavordering.
Conserveringsmiddelen kunnen natuurlijk of synthetisch zijn. Een voorbeeld
van een natuurlijk conserveringsmiddel is vitamine E, salie en bisabolol.
Soms worden natuurlijke conserveringsmiddelen chemisch bewerkt, dan
zijn het chemische conserveringsmiddelen. Het meest bekende
synthetische conserveringsmiddel zijn parabenen.
Emulgatoren: een emulgator zorgt ervoor dat de stoffen in een product aan
elkaar binden, ook zorgt het ervoor dat de werkstoffen goed in de huid
doordringen. In de huid zitten van nature al emulgatoren , samen met de
natuurlijke huidvetten vormen ze een dun vetlaagje. Hierdoor kunnen
waterdruppels worden opgeslagen, het vetlaagje voorkomt vochtverlies van
de huid en beschermt tegen uitdroging. Sommige emulgatoren in
cosmetische producten ondersteunen dit proces.
Er zijn natuurlijke en syntetische emulgatoren. Een voorbeeld van een
natuurlijke emulgator is lecithine. Lecithine word verkregen uit sojabonen.
Een voorbeeld van een syntetische emulgator is lanettewas, dit is een
synthetische verbinding van alcoholen. Het is een stabiele,
zelfemulgerende stof, wat betekent dat het vet met water verbindt. Door
deze eigenschap wordt het vaak als emulgator toegevoegd aan
cosmetische producten.
Werkstoffen, werkzame stoffen en werkstofcomplexen
Werkstoffen: werkstoffen hebben een bepaalde werking op de huid. Ze
verzachten bijvoorbeeld de huid. Werkstoffen hebben een goede invloed op
de natuurlijke in levende cellagen. Hierdoor verhoogd de werkzaamheid van
een cosmetisch product. Er zijn verschillende soorten werkstoffen:
vitamines, hormonen, enzymen, lipoïden, sporenelementen en mineralen.
Werkzame stoffen: een cosmetisch product bevat een werkzame stoffen.
Verwar deze niet met werkstoffen. Het verschil is dat werkzame stoffen
maar oppervlakkerig op de huid werken. Werkstoffen dringen door tot in de
levende cellagen. Voorbeelden van werkzame stoffen zijn kruidenaftreksels
en bloesemextracten.
Werkstofcomplexen: naast de werkstoffen en werkzame stoffen kunnen er
werkstofcomplexen in cosmetische producten zitten. Werkstofcomplexen
noem je ook wel biostimulantica. Dit zijn extracten van plantaardige of
dierlijke oorsprong . een werkstofcomplex bevat een combinatie van