1
HC1: Volgens Popper gaat wetenschap niet over ‘confirmation’ maar over ‘falsification’; kijken naar alles wat een
[VIDEO] hypothese onderuit kan halen.
Karl Popper’s Het gaat om ‘conjecture’ (= vermoeden) en om ‘refutation’ (= weerlegging).
Falsification Hij stamde uit het Marxisme, maar was daar later een tegenstander van; hij vond het een ‘irrefutable
pseudo-science’ omdat de theorieën niet goed omgingen met ‘conter evidence’ (bij hen is het win-win qua
resultaten). De Marxisten kijken uit een historisch perspectief en ‘everything has been determined by class
struggle’.
HC 1: 1.1 Before we get there: Introducing philosophy and theory:
Geographical Frequently used philosophical terms:
Thought: Metafysica = Houdt zich bezig met de ‘eerste principes’ (de fundamenten) van zaken als bestaan, tijd,
Chapter 1 ruimte en identiteit.
Ontologie = gaat over wat bestaat en wat het betekent om te bestaan (zijnsleer)
Introduction: Epistemologie = de studie van hoe we weten (kennisleer)
Geographers at Theorie = een gegeneraliseerd, abstract idee over de relaties tussen fenomenen.
the Beach De studie van 'geografisch denken' is de studie van de filosofische en theoretische aannames die we
maken bij het ontwikkelen van geografische kennis, en hoe verschillende filosofieën en theorieën op
verschillende tijdstippen dominant zijn geworden binnen de geografie.
Redenen om door te gaan met de abstracte ideeën van filosofie en theorieën:
1. Om bewust te zijn van aannames
2. Methodologische praktijken en het vermogen om de betrouwbaarheid van door anderen
gepresenteerd bewijs te beoordelen worden verbeterd.
Het doel is om verbindingen te leggen tussen filosofische en theoretische posities en
onderzoeksmethodologie, de specifieke praktijken waarmee geografen kennis produceren.
1.2 On arrival: What are we studying?
Afhankelijk van aannames zijn er verschillende definities van bv een strand.
[READ BOX 1.1: Realism and some of its variants. page 9-10]
Immanuel Kant (1724-1804) maakte onderscheid tussen de dingen zoals ze op zichzelf zijn
(=’noumena’) en de dingen zoals wij ze waarnemen (=’phenomena’).
[READ BOX 1.2: Interpretations of idealism. page 13]
1.3 Conclusion: -sims and geography:
In de context van filosofie en theorie, duidt het achtervoegsel ‘-ism’ eenvoudigweg op een doctrine of
denkwijze.
2 belangrijke opmerkingen:
1. Niet alle '-ismen' zijn onderling uitsluitend en conflicterend
2. Posities zijn niet vast, statisch of onveranderlijk
-isme
Empirisme: kennis komt hoofdzakelijk uit zintuiglijke waarnemingen en ervaringen.
Materialisme: alleen materiële of fysische dingen bestaan werkelijk.
Rationalisme: kennis komt primair voort uit logisch redeneren en verstand, eerder dan uit
zintuiglijke waarnemingen.
Naturalisme: alles kan verklaard worden door natuurlijke oorzaken en wetten, zonder
bovennatuurlijke interventies.
Realisme: De stelling dat objecten onafhankelijk van onze waarneming of bewustzijn werkelijk
bestaan.
Structuralisme: betekenis komt voort uit de relaties tussen elementen binnen een systeem of
structuur.
Idealisme: de werkelijkheid is hoofdzakelijk of uitsluitend mentaal geconstrueerd, en bestaat niet
onafhankelijk van het bewustzijn.
Positivisme: kennis kan alleen voortkomen uit empirisch waarneembare en meetbare
verschijnselen.
Sociaal-constructivisme: kennis en werkelijkheid worden geconstrueerd door sociale processen en
interacties.
Feminisme: richt zich op de gelijkheid van geslachten en het tegengaan van gender gerelateerde
ongelijkheden en discriminaties.
Poststructuralisme: benadering die de onderliggende structuren van cultuur, taal en samenleving
betwist en benadrukt dat betekenis instabiel en contextueel is.
, 2
Postmodernisme: beweging die sceptisch is over grote verhalen en universele waarheden, en die
pluraliteit, relativisme en fragmentatie benadrukt.
HC 1: 2.1 Introduction: Geography and ‘science’:
Geographical Geografie is verbonden met wetenschap. Een prominente reden hiervoor is dat het woord politiek
Thought: gewicht met zich meedraagt, geloofwaardigheid heeft, financiering krijgt en indruk maakt op mensen.
Chapter 2 Daarom heeft een vak met deze titel ook prestige en status.
Elke academische discipline heeft een duidelijk intellectueel territorium nodig. Voor geografie wordt dit
Positivism: Or, vastgesteld aan de hand van 2 kernthema’s:
Roughly, What Mens/milieu relaties
You See is the Het concept van de regio
Knowledge You Dit bidet een kader voor het begrijpen van hoe mensen interageren met hun omgeving.
Get Het doel van regionale geografie is om een uitgebreide synthese te ontwikkelen van alles in een
bepaald gebied (plaats-specifiek). Het doel van systematische (nomothetische) geografie is
generaliseerbare kennis, overdraagbaar van de ene plaats naar de andere.
William Morris Davis (begin 20ste eeuw) was een voorstander van regionale geografie en is het meest
bekend om het ‘cyclus van erosie’ model van landschapsontwikkeling. De eerste decennia van de 20 ste
eeuw werden gedomineerd door regionale geografie zoals die van Davis..
In de jaren 1950s begonnen dingen te veranderen omdat geografen een aanzienlijke rol speelden in
WOII. Degenen met de systematische specialisatie presteerden het beste. Op dat moment begonnen er
twijfels te ontstaan over reionale geografie. In 1948 leidden politieke geschillen binnen Harvard tot
beschuldigingen dat het onwetenschappelijk was, waarna de afdeling gesloten werd. En door de
technologische vooruitgang tijdens de oorlog was er een hernieuwde drive naar systematische studies.
De overgang die zich in de jaren 1950 en 1960 voltrok, werd later bekend als de ‘Kwantitatieve
Revolutie’.
In fysische geografie werden de ‘dagelijkse menselijke schalen’ belangrijk.
Bij het bekijken van artikelen uit die tijd is het duidelijk dat de verandering in stijl geleidelijk verliep.
De Kwantitatieve Revolutie wordt over het algemeen beschouwd als een positivistische revolutie.
Hoewel niet al het kwantitatieve onderzoek per se positivistisch is, bieden ook kritisch rationalisme en
kritisch realisme een filosofisch kader..
2.2 The positive philosophy of Auguste Comte:
‘Ideeën regeren en revolutionaliseren de wereld’ (Comte, 1830)
De context van dit citaat is ontstaan uit de Franse Revolutie. In de nasleep van de veranderingen die
het met zich meebracht, ontwikkelde Comte zijn positieve filosofie.
Comte schetste het beeld door te betogen dat de maatschappij zich ontwikkeld via 3 stadia:
1. Het ‘theologische’ of fictieve stadium -> maatschappij zoekt verklaringen via bovennatuurlijke
agenten.
2. Het ‘metafysische’ stadium -> modificatie van eerste stadium, maar slechts 1 entiteit
(bijv. God)
3. Het ‘positieve’ stadium -> verklaringen worden gezocht door observatie en
redenering.
Deze ontwikkeling van de maatschappij wordt parallel getrokken met de ontwikkeling van het
individuele denken. Comte noemde dit de 'wet van de drie stadia'.
Vervolgens richtte Comte zijn aandacht op de organisatie van kennis, waarbij hij een nieuwe
classificatie van de takken van kennis presenteerde op basis van observatie (of studie) van de objecten
die geclassificeerd moesten worden:
Hij realiseerde dat de taken niet allemaal met dezelfde snelheid of op hetzelfde moment door de stadia
,3
heen zijn gegaan.
De 3 stadia bieden een basis voor begrip, maar de echte kern van de positivistische filosofie ligt in de
methode. Comte beschreef hoe wetenschap wordt gedaan, en niet hoe het zou moeten worden
gedaan. Volgens hem kunnen we de 'essenties' van feiten of verschijnselen niet kennen, alleen hun
relatie tot andere feiten of verschijnselen. Dit onthult de natuurwetten en verwijdert subjectiviteit. Het
is echter relatief, aangezien kennis kan worden verwacht te vorderen naarmate onze observaties van
verschijnselen verbeteren.
De positieve methode gebaseerd op observatie en redenering is gemeenschappelijk voor alle
wetenschappen, maar Comte identificeerde dat deze verschillende procedures kan omvatten:
- Observatie
- Experiment
- Vergelijking
Zoals Comte het zelf verwoorde: ‘science = foresight, foresight = action’
Unwin (1992) beschrijft positivisme als 'gebaseerd op het geloof dat verschijnselen van de sociale
wereld niet verschillen van de natuurlijke wereld... en daarom kunnen ze worden onderzocht via
soortgelijke middelen'. Positivisme is een naturalistische doctrine.
Comte was beschrijvend in zijn behandeling van de natuurwetenschappen, maar werd later
voorschrijvend bij het definiëren van hoe sociale wetenschap zou moeten worden beoefend. Een
'positieve politiek' zou kunnen worden gebaseerd op natuurlijke wetten, en zou dus consistent blijven
wanneer deze in de praktijk wordt gebracht. Dit zou het bereiken van sociale consensus mogelijk
maken, waardoor een stabiele basis wordt geboden voor vooruitgang en sociale orde.
In de bespreking van de positieve methode maakte Comte onderscheid tussen ‘statische’ en
‘dynamische’ wetenschap. Met betrekking tot de sociologie besteedde hij de meeste aandacht aan het
laatse.
Comte betoogde dat om de ontwikkeling van een samenleving volledig te begrijpen door de
geschiedenis heen, het noodzakelijk zou zijn om een enkele samenleving te onderzoeken. Om de
kennis te maximaliseren wilde hij de meest geavanceerde samenleving: voor hem was dat van een
blanke West-Europese (racistische ideeën). Interventie in de ontwikkeling van andere plaatsen werd
gereguleerd richting 'wijze en welwillende bescherming' i.p.v. verstoring en onderdrukking.
Andreski (1974) identificeert dat Comte's meest significante bijdrage was als 'methodoloog'. Zijn
denken was echter cruciaal in het vestigen van naturalisme. Het lijkt waarschijnlijk dat zijn racisme
heeft bijgedragen aan de latere verwaarlozing van zijn ideeën.
2.3 The Vienna Circle: Logical positivism:
De Vienna Circle was een groep gebaseerd aan de Universiteit van Wenen in de jaren 1920 en begin
jaren 1930. Ze waren het niet allemaal over alles eens, en hun opvattingen veranderden in de loop van
de tijd, maar ze deelden wel een toewijding aan het wetenschappelijk wereldbeeld. Ze pleitten voor
een discours gebaseerd op bewijs en reden. En dit daagde rechtstreeks de aannames uit die racistische
en fascistische politiek ondersteunden. Vanwege het gevaar door nazipartijen vluchtten de meesten
naar het VK of de Verenigde Staten, anderen werden vermoord.
In grote lijnen was de filosofie positivistisch en empiristisch, vergezeld van een verwerping van de
metafysica. De primaire focus van het logisch positivisme ligt op taal en betekenis, om te verklaren zijn
er 2 'centrale planken':
1. ‘eenheid van wetenschap’ -> geen piramide zoals Comte, maar disciplines liggen in
samenwerking en coördinatie over disciplinaire grenzen heen
2. ‘verificatieprincipe van betekenis’ -> Idee dat ‘de betekenis van een uitspraak is haar
methode van verificatie’. De focus lift op uitspraken.
Een uitpsraak kan op 2 manieren waar zijn:
1. een analytische uitpraak is een die logisch waar is
wordt priori kennis genoemd
2. een synthetische uitspraak is er een waarvan de waarheid of valsheid afhankelijk is van de
status van de wereld.
wordt posteriori kennis genoemd
Voor logisch positivisten heeft een synthetische uitspraak alleen cognitieve betekenis (= onderscheiden
van emotionele betekenis) als de waarheid of onwaarheid ervan een verschil maakt in de wereld. Voor
hen is de uitspraak dat God bestaat noch waar noch onwaar; het is betekenisloos, omdat er geen
manier is om het te verifiëren. Dit is de essentie van hun afwijzing van de metafysica.
, 4
Een van de implicaties van dit principe is dat wetenschap nooit kan ingaan op wat het geval zou
moeten zijn, alleen wat het geval is. Het identificeren van hoe dingen zijn kan ons niet vertellen hoe we
zouden moeten handelen. De weerlegging is dat het slechts een richtlijn of instructie is.
2.4 Positivist geography and its critics:
2 belangrijke punten tot nu toe zijn dat positivisme naturalisme omvat (1) en dat het startpunt van
positivisme een beschrijving was van hoe wetenschap werkt, wat vervolgens leidde tot voorschriften
over hoe sociale wetenschap zou moeten werken (2). Het eerste is handig voor allen, maar het laatste
is voor fysische geografen minder omstreden dan voor humane geografen.
Euclidische meetkunde (wiskunde als fundament van alle wetenschappen) past goed bij de
systematische aanpak.
De Kwantitatieve Revolutie was zowel blijvend als kortstondig: blijvend omdat kwantitatieve geografen
hun praktijken hebben voortgezet tot in de 21 ste eeuw, maar kortstondig omdat kritiek op
positivistische kwantitatieve humane geografie vanaf eind jaren 1960 begon te verschijnen. In het hart
van deze kritieken ligt bezorgdheid om mensen als individuen, om levens en ervaringen van mensen.
Omdat niet alle menselijke ervaringen kunnen worden gekwantificeerd. Ook neigt de positivistische
kennis ertoe de dominante groepen te weerspiegelen, en is het dus niet meer dan het dienen van de
belangen van die groepen.
Als gevolg van de kritieken ontstonden er kritische en humanistische geografieën. Thomas Kuhn (1962)
toonde aan dat 'wetenschappelijke kennis' niet alleen een kwestie is van synthetische uitspraken
gebaseerd op empirisch bewijs. Hij betwistte met name het idee dat vooruitgang in een lineaire,
cumulatieve mode verloopt.
Een verdere kritiek op positivistische geografieën adresseert de implicaties van de hiërarchie van
disciplines van Comte. Positivistische wetenschap neigt reductionistisch te zijn, wat betekent dat de
waarheid eenvoudiger en algemener wordt gemaakt, wat onze capaciteit beperkt om geografische
verschillen te erkennen en te verklaren.
Sinds eind jaren ‘90 lijkt er een groeiende waardering te zijn voor het idee dat een algemeen beeld van
positivisme als inherent slecht, misleidend is. De methodologische vooruitgang door positivisme leidt
sommigen ertoe te pleiten voor een herkenning van de bijdrage die het heeft geleverd.
Tenslotte moet niet worden vergeten dat het idee achter positivisme, positieve politieke veranderingen
en sociale verandering is.
2.6 Positivism at the beach:
Positivistisch onderzoek maakt gebruik van grote, kwantitatieve datasets om algemeen toepasbare
patronen en relaties te onthullen, evaluatie door wiskundige analyse identificeren van 'wetten' of
voorspellende causale relaties tussen fenomenen.
De betekenis van een synthetische uitspraak is het 'verschil in de wereld' dat we zouden verwachten te zien
als de uitspraak waar of onwaar is startpunt positivistisch onderzoek. Dit type onderzoek zou vervolgens
beslissingen kunnen informeren over dienstverlening (openingstijden, etc)
2.7 Positivism in summary:
Comte's 'positieve filosofie' (of positivisme) en de Logisch Positivisme van de Wiener Kring vormden de
achtergrond voor de Kwantitatieve Revolutie in de geografie. Positivistische wetenschap kan in grote lijnen
worden gekenmerkt door:
Het definiëren van kennis op basis van empirisch bewijs van observeerbare fenomenen
Het gebruik van (waar mogelijk) wiskundige analyse van gegevens
Het identificeren van patronen die wijzen op gegeneraliseerde causale verbanden en daardoor
voorspellingen mogelijk maken
Het bevorderen van de eenheid van de wetenschappen, zowel door middel als taal.
De belangrijkste voorstanders van filosofieën deelden niet allemaal dezelfde opvatting. Logisch positivisme
verschilt bijvoorbeeld van Comte's positivisme doordat het ervan uitgaat dat de wetenschappen door taal
kunnen worden verenigd in plaats van door methoden. Er waren verschillen tussen de individuele leden
van de Wiener Kring. Het is belangrijk om te erkennen dat filosofische theorieën ideeën zijn, en ideeën
kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, aangepast en ontwikkeld door verschillende
mensen op verschillende tijdstippen. Onder geografen wordt de Kwantitatieve Revolutie van het midden
van de twintigste eeuw vaak beschouwd als een omslag naar positivistische benaderingen, hoewel maar
weinig geografen die destijds publiceerden hun werk specifiek als positivistisch identificeerden. Binnen de
humane geografie leidde een reactie tegen kwantitatieve geografieën en 'ruimtelijke wetenschap' vanaf de
jaren 1970 ertoe dat positivisme voor velen negatieve betekenis kreeg. Steeds meer geografen betogen