Maatschappijleer
Hoofdstuk 3 Parlementaire democratie
Inhoudsopgave
§1: Wat is democratie?................................................................................................................................... 2
§2: Politieke stromingen................................................................................................................................ 3
§3: Politieke partijen...................................................................................................................................... 4
§4: Verkiezingen............................................................................................................................................ 5
§5: De regering regeert.................................................................................................................................. 6
§6: Het parlement controleert........................................................................................................................ 7
§7: Politiek dicht bij huis................................................................................................................................ 9
§8: Invloed op de politiek............................................................................................................................... 9
§9: Internationale samenwerking................................................................................................................. 10
,§1: Wat is democratie?
Politiek: Het maken van keuzes waaraan alle burgers in een staat zijn
gebonden. De manier waarop een land wordt bestuurd.
Algemeen belang: Datgene dat voor het welzijn van het volk in zijn
geheel nuttig, gewenst of nodig is.
>> Over welke soort zaken van algemeen belang gaat het? >>
> Welvaart
> Volksgezondheid
> Infrastructuur
> Onderwijs
> Buitenlandse betrekkingen
> Veiligheid
> Landbouw en milieu
Soorten democratie
Democratie: Dit is een bestuursvorm waarbij de bevolking invloed heeft
op de politieke besluitvorming.
Directe democratie: Vroeger zoals in de stad Athene had het volk
directe zeggenschap. De belangrijkste beslissingen werden op grote
stadspleinen genomen in de vorm van volksstemmingen.
Indirecte democratie: Een regeringsvorm waarbij de bevolking een
aantal vertegenwoordigers kiest die het bestuur uitvoeren. Zoals
Nederland.
Parlementaire democratie: De bevolking kiest de
volksvertegenwoordigers. Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld
over het totale aantal zetels. (indirecte democratie)
Kenmerken van een parlementaire democratie
~ De rechten van minderheden worden gerespecteerd.
~ Er is een machtenscheiding.
~ De bevolking kiest volksvertegenwoordigers.
~ De regering en het parlement maken samen de wetten.
~ Er is een individuele vrijheid.
~ Er bestaat persvrijheid.
Burgers hebben politieke grondrechten:
Iedereen vanaf 18 mag stemmen en zichzelf verkiesbaar stellen.
Iedereen mag een politieke partij oprichten.
Verkiezingen zijn vrij, eerlijk en geheim.
Iedereen mag demonstreren.
Referendum: Een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie
Persvrijheid: Journalisten bepalen zelf welk nieuws ze brengen. Ze
hebben dus geen toestemming nodig van de overheid.
Autoritair regime: Wanneer alle macht in handen is van 1 persoon, een
familie, een kleine groep mensen, een partij of militairen.
, Kenmerken van een autoritair regime
~ Er is geen machtenscheiding.
~ Er zijn geen onafhankelijke rechters.
~ Bij verkiezingen is er vaak sprake van verkiezingsfraude, manipulatie en
geweld.
~ Oppositiepartijen zijn vaak verboden.
~ Er is geen rechtsstaat en grondrechten worden niet gerespecteerd.
~ Er is geen persvrijheid.
~ Er is een grote politieke rol voor de militairen.
Dictatuur: Alle macht is in handen van 1 persoon of een kleine groep
mensen.
(meest vergaande vorm, volledig autoritair regime)
Machtenscheiding: Wordt ook wel de trias politica genoemd. De
wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht in een land bij
verschillende instellingen.
Oppositiepartijen: Partijen die niet in de regering zitten.
Censuur: Overheidscontrole van de media.
§2: Politieke stromingen
Ideologie: Een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de
maatschappij en hoe mensen het best met elkaar kunnen samenleven.
Twee vragen die centraal staan
1. Welke normen en waarden staan centraal?
2. Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaaleconomisch
gebied?
Politieke links: Wilt dat de overheid actief ingrijpt en zorgt voor de
bevolking.
Politieke rechts: Wilt geen overheidsbemoeienis, wilt vrijheid voor
het individu. Eigen verantwoordelijkheid.
Politieke midden: Als een ideologie zit tussen links en rechts.
De 3 politieke ideologieën + ecologisme & populisme
Liberalisme: Rechts. Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Ze
moeten elkaars opvattingen respecteren. De belangrijkste waarden:
persoonlijke en economische vrijheid, individuele verantwoordelijkheid,
tolerantie. VVD, D66, Volt.
Socialisme (sociaaldemocratie): Links. Niet iedereen heeft gelijke kansen
en mogelijkheden. De belangrijkste waarden: solidariteit (de sterkste
schouders dragen de zwaarste lasten), gelijkwaardigheid. PvdA,
GroenLinks, SP. Vroeger wilden ze een eind maken aan armoede en
ongelijkheid: Communisten, wilden dat arbeiders door een revolutie alle
macht zouden overnemen (Noord-Korea, Laos, Vietnam, China, Cuba),
Sociaaldemocraten, wilden via verkiezingen de maatschappij verbeteren.
Nu noemen we ze sociaaldemocraten ze zijn niet meer tegen een vrije
, markt, maar vinden dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moet
worden.
Confessionalisme: Midden. Baseert zich op het geloof. In Nederland is
dat vooral het christendom (christendemocratie). De belangrijkste
waarden: rentmeesterschap, naastenliefde, saamhorigheid. CDA,
ChristenUnie, SGP.
Ecologisme: Links. Vindt dat de mens goed voor de aarde moet zorgen.
Bio-industrie moet worden afgeschaft, de landbouw en visserijen moeten
duurzamer worden. De belangrijkste waarden: duurzaamheid,
bescherming van ons leefmilieu. GroenLinks, Partij voor de Dieren.
Populisme: Midden. Politieke bedrijven. Komen op voor de belangen van
de burgers en willen de stem van het volk laten horen. Tegen politieke
elite. Gaat om nationalistische standpunten (nationalisme). Culturele
tradities. Forum voor Democratie, PVV.
Christendemocratie: Streven naar een samenleving die gebaseerd is op
waarden uit de Bijbel. Zoals: rentmeesterschap, mensen hebben de taak
goed te zorgen voor de aarde die God aan ons heeft toevertrouwd.
Naastenliefde en saamhorigheid, zorgen voor je naasten.
Maatschappelijk middenveld: Maatschappelijke organisaties door de
overheid waar inwoners niet zelf voor kunnen zorgen zoals: kerken,
vakbonden, ondernemers en sportverenigingen.
Nationalisme: Tegen immigratie en tegen inmenging van het buitenland
in de nationale politiek en economie.
Progressief: Vooruitstrevend in de politiek. De maatschappij willen
veranderen.
Conservatief: Behoudend. Wat al is bereikt. Aan tradities houden.
§3: Politieke partijen
Actiegroepen: Willen 1 bepaald doel bereiken, zoals: behoud van de
natuur, het welzijn van dieren. Actievoeren of demonstreren.
Belangengroepen: Verdedigen de belangen van 1 bepaald groep zoals:
LAKS, ANWB, Vereniging Eigen Huis. Geven van voorlichtingen, proberen
politici te beïnvloeden (lobbyen) en voeren van acties.
Politieke partijen: Bestaat uit een groep mensen met globaal dezelfde
ideeën over een goede samenleving. Doel: meebeslissen over het bestuur
van ons land. Meedoen aan Verkiezingen. Algemeen belang: is een plan
goed voor de samenleving als geheel? Worden sommige groepen niet te
veel benadeeld? BoerBurgerBeweging, 50PLUS, BIJ1 (one-issuepartij).
Politieke partijen Actiegroepen/Belangengroepen
- Hebben ideeën over de - Hebben ideeën op 1 specifieke terrein.
samenleving als geheel.
- Wegen verschillende - Komen op voor deelbelangen.