Rechtseconomie
Week 1
Arrest Nefalit/Karamus.
Hoge Raad: ‘Hoge Raad aanvaardt proportionele aansprakelijkheid bij
onzeker causaal verband’.
Karamus was een werknemer van Nefalit. Zijn baas verwerkte asbest. Hij zorgde
toentertijd niet zo goed voor zijn werknemers als nu verplicht is. Het gevolg is dat
Karamus longkanker kreeg en daaraan is overleden. Zijn weduwe heeft Nefalit
voor de rechter gesleept in het kader van aansprakelijkheid.
De oorzaak van longkanker is in sommige gevallen niet te achterhalen. Het kan
genetische aanleg zijn, eigen handelen (door bijvoorbeeld roken) of het nalaten
van Nefalit. Karamus heeft zijn hele leven gerookt. Toen stond de rechter voor de
vraag wat de oorzaak was voor longkanker, is er een causaal verband? Het is
fundamenteel onzeker wat de oorzaak is. De traditionele benadering in het recht,
als het niet met grote waarschijnlijk bij de een of het ander ligt, dan is het een
kwestie van alles of niets. In dit geval was er geen enkele aanleiding om tot alles
te beslissen dus dan zou het niets worden. De Hoge Raad heeft toen besloten van
we gaan niet door met alles of niet, we gaan het in dit soort gevallen
doorberekenen naar ratio van de bijdrage aan de sterftekans, Karamus 45% en
Nefalit 55%. De genetische aanleg en roken komt voor rekening van Karamus, de
asbest voor Nefalit.
Sterftekansen longkanker Karamus
Niet roken Wel roken
Nefalit Wel maatregelen 0,6% 11,4%
tegen asbest
Geen 1,35% 25,65%
maatregelen
tegen asbest
Efficiëntie
Edgeworth box = onderlinge wisselwerking. Het is een manier om de
verschillende verdelingen van productiefactoren weer te geven.
Mini-samenleving: twee individuen, twee goederen. Die gaan we bestuderen in
een onderlinge wisselwerking, de Edgeworth box. De individuen zijn
geïnteresseerd in hun eigen welvaart, met elkaar kunnen ruilen en misschien
daar samen beter van kunnen worden.
De individuen zijn Sjonnie (links) en Anita (rechts). Er zijn twee goederen,
sigaretten en chocola. Van beide producten zijn een bepaalde hoeveelheid. Het is
,netjes verdeeld, beide personen hebben er evenveel van. Als de personen in hun
preferenties en voorkeuren identiek zouden zijn dan zouden we klaar zijn. we
hebben echter de vrijheid om allemaal verschillende dingen leuk en lekker te
vinden. Stel Sjonnie steekt graag een sigaret op en Anita eet graag chocola. Dan
zijn de voorkeuren anders en dat kan betekenis hebben als ze in dezelfde
beginsituatie beginnen.
Het heeft twee assen. De horizontale as, verticale as en een nulpunt. Langs
de horizontale as zit de chocola en langs de verticale as het aantal sigaretten.
Sjonnie en Anita hebben een starthoeveelheid, punt A. We weten waar ze
beginnen. Maar hoe zit het met de welvaart? Zijn ze tevreden? Je gaat als het
ware vragen hoe tevreden ze zijn. als we de onderste curve nemen, bestaande
uit allemaal punten, die hebben allemaal dezelfde behoeftebevrediging als punt
A voor Sjonnie. Het zijn verschillende combinaties die voor Sjonnie dezelfde mate
van bevrediging opleveren. de lijn daarboven zal hem een hoger nutsniveau
opleveren. die ligt verder naar rechtsboven, verder van de voorsprong. Dit komt
omdat meer altijd beter is.
Indifferentiecurven zijn curven van punten waartussen die persoon
onverschillig is. Het maakt niet uit, het ene punt of het andere punt.
Beide startpunten vallen samen. Dat is logisch. De totale hoeveelheid chocola is
opgebouwd uit de hoeveelheid die Sjonnie eerst had plus hetgeen van Anita is de
totale horizontale as. Idem voor de sigaretten. De hoeveelheid sigaretten bestond
eerst uit het stukje van Sjonnie, daar komt het van Anita bij en dat is de totale
hoeveelheid sigaretten. Die hoeveelheid kunnen ze onderling verdelen.
Pareto-verbetering: verandering waarbij het nut van één of meer leden van de
groep toeneemt, zonder dat het nut van enig ander lid afneemt. Dan is er een
welvaartsverbetering.
Kunnen ze door onderling te ruilen de gezamenlijke welvaart verbeteren?
Welke Pareto-verbeteringen zijn er vanuit A mogelijk? We weten wat het
startpunt is, namelijk punt A, en we weten wat de indifferentiecurven zijn. Het
kan beter als ze op een indifferentiecurve belanden dat verder weg is van de
oorsprong.
,Alle punten in het oog van pareto, zijn veranderingen ten opzichte van punt A, en
ze gaan er allebei op vooruit. Sjonnie komt boven zijn indifferentiecurve en Anita
ook. Het startpunt was dus niet optimaal, het kan beter.
Pareto-optimum: situatie waarin niemand er in welvaart op vooruit kan gaan,
zonder dat iemand anders erop achteruit gaat. Als er geen oog van pareto meer
is dan zijn er geen verbeteringen meer mogelijk. Je moet dus kijken waar er geen
oog is.
Welke punten representeren een pareto-optima? Punt B, C. Bij beide
punten is er geen oog meer, geen pareto-verbetering meer mogelijk, dus dan
zitten we in het optimum. Het nulpunt van Sjonnie, zowel als het nulpunt van
Anita, is ook een optimum. Stel je neemt het nulpunt van Sjonnie. Dan heeft
Sjonnie niks en Anita alles. Is er dan een verbetering mogelijk? Dat kan niet want
dan moet Anita wat afstaan, en dus gaat ze erop achteruit. Als je ertussenin nog
meer indifferentiecurven zou tekenen, zouden daar ook meer raakpunten zitten,
en dus pareto-optima.
Hicks-Kaldor criterium: het pareto-criterium geeft geen uitsluitsel als er
behalve ‘winnaars’ ook ‘verliezers’ zijn. Het is ook hanteerbaar als er niet alleen
winnaars zijn maar dus ook verliezers.
Dit gebeurd bij vrijwel elke verandering in wet- en regelgeving. Er wordt
een afweging gemaakt of de vooruitgang van de ene groep opweegt tegen de
achteruitgang van de andere groep.
Hicks-Kaldor-verbetering is een verandering waarbij alle betrokkenen erop
vooruit zouden kunnen gaan. Dus waar compensatie denkbaar is, doordat de
‘winst’ van de ‘ winnaars’ groter is dan het ‘verlies’ van de ‘verliezers’. Er is
sprake van een welvaartsverbetering wanneer het in geld uitgedrukte nutswinst
van de winnaars het in geld uitgedrukte nutsverlies van de verliezers overtreft
(compenseert).
Kortom: als we een verandering hebben waar sommige erop vooruit gaan en
anderen erop achteruit. Als er compensatie mogelijk is, dat de verliezers
gecompenseerd kunnen worden door de winnaars met een bedrag, en als de
winnaars dan nog wat overhouden van hun winst dan is er sprake van een
maatschappelijke welvaartsverbetering.
Op geld waarderen, winnaars en verliezers vergelijken en als er per saldo
vooruitgang is dan neemt de welvaart toe.
Markt met volledige mededinging:
- Veel vragers
- Veel aanbieders
- Homogeen product (product dat voor iedereen hetzelfde is)
, De aanbodcurve biedt inzicht in het gedrag van de producent. Hoeveel brengen
die samen op de markt. Het idee is dat als de prijs hoger is, dan vangen ze meer
voor hun product, de winsten gaan omhoog en ze zullen meer willen produceren.
De vraagcurve loopt dalend. Die geeft het gedrag van de consumenten weer.
Hoe hoger de prijs van producten, hoe minder producten mensen zullen
aanschaffen.
De producenten en consumenten, de interactie tussen vraag en aanbod
zorgt voor een evenwicht. Het evenwicht is daar waar de aanbod- en vraagcurve
elkaar snijden. Bijzonder is dat als je op de horizontale as kijkt, is dat het punt
waar de aangeboden hoeveelheid van de producenten precies hetzelfde is
hoeveel de consumenten willen hebben. bij dat punt hoor op de verticale as een
prijs, de evenwichtsprijs. Daar is de aangeboden hoeveelheid en de vraag
gelijk.
Er zullen ook situaties denkbaar zijn waar er geen evenwicht is.
Stel dat de prijs hoger is, dan ligt die boven de evenwichtsprijs. Bij een hoge prijs
willen producenten best het nodige produceren, de aangeboden hoeveelheid is
hoog. Aan de andere kant de gevraagde hoeveelheid wordt kleiner. De
aangeboden hoeveelheid is groter dan de gevraagde hoeveelheid. Consumenten
komen aan hun trekken, maar de producenten raken niet alle producten kwijt.
Dat kan best even, maar naarmate de tijd zullen de producenten bij zichzelf ten
rade gaan en zal de prijs omlaag gaan richting het evenwicht.
Stel dat de prijs lager is, onder de evenwichtsprijs. Dat is niet fijn voor de
producenten want dan valt er weinig te verdienen ten opzichte van de kosten. De
consumenten denken dat is lekker goedkoop, daar wil ik veel van hebben. de
gevraagde hoeveelheid is groot. de gevraagde
hoeveelheid is groter dan de aangeboden hoeveelheid.
De consumenten komen legen vakken tegen. Dan
bedenken de producenten dat de prijs omhoog kan, ze
constateren dat bij die lage prijs ze achter het net vissen
en ze gaan hun prijs dus omhoog doen.
De aanbodcurve op de markt is het totale aanbod van
alle beschikbare producenten tezamen. Bij die prijs, alle
producenten tezamen, maken zoveel en zetten dat op
de markt.
Individuele producent
De individuele producent, in beginsel van een private eigenaar, wil met zijn
onderneming zoveel mogelijk winst maakt. Hij streeft dus naar de maximale
winst (=totale opbrengst – totale kosten).
Marginale opbrengst: extra opbrengst vanwege een extra eenheid
product.
Marginale kosten: extra kosten vanwege een extra eenheid product.
Als marginale opbrengst > marginale kosten, dan betekent dat dat uitbreiden
van de productie per saldo meer oplevert dan eruit gaat. Dan moet je het doen.
Bij uitbreiden neemt de winst toe.
Als marginale opbrengst < marginale kosten, dan betekent dat dat uitbreiden
van de productie per saldo meer kost dan dat het oplevert. Die extra eenheid
gaat ten koste van je winst.
De winst is maximaal als MO = MK. Dan zit je op het punt van de hoogste winst.