Kritische Beroepssituatie 1
Coördinatie van zorg
Eindassessment
Naam student:
Studentnummer:
Klas:
Stage: 4.2
Stagecode: OVK4AASS01
Datum: 12 juni 2024
Stage-instelling: Ziekenhuis
Stage-afdeling: Neurologie
, Situatie
Gedurende een jaar loop ik stage op de Neurologie afdeling in een ziekenhuis. Deze situatie speelde zich af
tijdens een dagdienst waarbij ik samen met een derdejaars leerling op kamer 12 en 14 stond.
Betrokken patiënten: Mevrouw B. is een 82-jarige vrouw opgenomen met een corticaal herseninfarct en een
exarcebatie van de COPD, waarbij sprake is van angst bij de benauwdheidsklachten en wacht op een
revalidatieplek. Meneer L. is een 73- jarige man opgenomen na een laminectomie van wervels L2-L3, die na
verwijdering van de wonddrain met ontslag mocht. Mevrouw. T is een 66-jarige vrouw opgenomen met
achteruitgang van myasthenia gravis, waarbij er sprake is van algehele zwakte en verminderde
inspanningsvermogen. Mevrouw K. is een 85-jarige vrouw opgenomen met een vlinder glioblastoom, waarbij er
sprake is van een verminderde cognitie en toenemende verwardheid.
Taak
Aan het begin van de dagdienst besprak ik mijn leerdoel met mijn leerling namelijk het coördineren van de
gehele unit met acht middel tot hoog complexe patiënten op Zelcom niveau-3. Hierbij wilde ik mij specifiek
richten op de begeleiding van mijn leerling bij het coördineren van vier patiënten en het overzicht behouden. Ik
voerde hierbij taken uit zoals medicatie delen, vitale parameters en het verwijderen van een wonddrain.
Tijdens de zorgverlening is het van belang om te klinisch redeneren, de nodige zorg te indiceren en in
samenspraak met de patiënten interventies in te zetten. Daarnaast is het van belang om een goede
samenwerking met mijn leerling te waarborgen, door regelmatig het verloop van de taken terug te koppelen,
aandacht te hebben voor haar leerdoelen en de begeleiding bij haar aan te sluiten. De door mij ingezette
competenties zijn: C1,C2,C3,C4,C5,C6,C9,C10,C11,C12,C13,C16
Actie
Ik begon de dienst met het inlezen van de patiënten, waarbij ik opmerkte dat mw. K gedesoriënteerd was in tijd
en plaats, dhr. L een wonddrain had en mw. B angstig was bij de benauwdheidsklachten. Na het inlezen
besprak ik de bijzonderheden met de leerling en gingen we naar de dagstart. Tijdens de dagstart vroeg ik de
ASP of mw. K. naar een eenpersoonskamer kon worden verplaatst vanwege een mogelijk delier, zodat een
prikkelarme omgeving gecreëerd kon worden (Butcher et al., 2020)(C1,C3,C11,C12). Een prikkelarme omgeving
voorkomt overprikkeling, waardoor symptomen van onrust en desoriëntatie verminderen (Nederlandse
Vereniging voor Klinische Geriatrie, 2017). Na de dagstart vroeg ik de leerling om de medicatie te delen op
kamer 12, zodat ik dit op kamer 14 kon delen (C11,C12). Vervolgens spraken we af dat we beiden op een
kamer zouden starten met de zorg en als ze mijn hulp nodig had ze naar mij toe kon komen. Hierdoor
stimuleerde ik de leerling om zelfstandig te werken, maar ik maakte tegelijkertijd duidelijk dat er mogelijkheid
was tot ondersteuning.
Ik kwam kamer 14 binnen en stelde mij voor. De fysiotherapeut had met dhr. L gemobiliseerd en akkoord
gegeven voor ontslag. Ik besloot de wondrain eerst te verwijderen, die 50cc had geproduceerd en bij minimale
productie de drain na 24 uur verwijderd mag worden (Smits-Slotboom & Schepers-Dommers, 2023). Hierdoor
kon ik de wond gedurende de ochtend observeren op mogelijke complicaties zoals nabloedingen en hierbij
tijdig actie ondernemen (Lagendijk & Visser, 2020)(C1,C3,C11,C12). Volgens protocol verwijderde ik de
wonddrain en observeerde de insteekopening op tekenen van zwelling, roodheid of pijnklachten gezien dit op
mogelijke complicaties kan duiden zoals een ontsteking (Vilans, 2021)(C3). Vervolgens gaf dhr. aan niet te
weten hoe de wond verzorgd moest worden. Ik legde uit dat het oplosbare hechtingen zijn en de hechtpleister
vanzelf loslaat. Daarnaast dat dhr. mag douchen, maar de komende twee weken baden of zwemmen moet
vermijden om het weken van de wond en infecties te voorkomen die het genezingsproces kunnen vertragen
(‘’Lumbale laminectomie’’, z.d.) (C1,C2,C4). Dhr. begreep de uitleg.
Hierna ondersteunde ik mw. B. Ik vroeg wat mw. wilde met het wassen, om haar de mogelijkheid te geven zelf
te beslissen over de nodige zorg (C2,C3,C4). Mw. wilde op bed opgefrist worden vanwege haar benauwdheid.
Samen spraken we af dat mw. zou aangeven als ze een rustmoment nodig had, waardoor ik de ondersteuning
aansloot bij haar belastbaarheid (C2,C3,C5). Tijdens de verzorging observeerde ik een rode, vochtige en
ontvelde stuit en raadpleegde het decubitusprotocol. Ik verzorgde de huid eromheen met Lanette crème om te
zorgen voor een gehydrateerde huid en verdere huidbeschadiging te voorkomen (Verpleegkundigen en
2
KBS 1 Eindassessment Afstudeerstage