Samenvatting de Brede basis van het sociaal werk
Hoofdstuk 1
Interdependentie: het basale gegeven dat mensen, ongeacht in welke tijd en ruimte ze leven, van
anderen afhankelijk zijn om te overleven en daarom bindingen met elkaar aangaan.
Mensen zijn in deze opvatting dus niet zomaar ‘gericht op anderen’, maar deze gerichtheid is
een noodzakelijke levensvoorwaarde
Zowel afhankelijk voor voedsel en zorg, maar ook elkaars kennis
Abraham Swaan (boek: de mensenmaatschappij), hierin onderscheidt hij 6 ‘sociale
bestaansvoorwaarden’ die mensen afhankelijk maken van hun medemensen en die hen met elkaar
verbinden:
1. Voedsel
2. Beschutting
3. Bescherming
4. Affectie
5. Kennis
6. Sturing
Elke van deze voorwaarden hangt samen met vormen van wederzijdse afhankelijkheid
tussen mensen: vroeger kleine kringen, nu brede kringen van complexe onderlinge
verbanden tussen mensen, familie, overheden, markten, netwerken, verenigingen en tal van
gemeenschappen (civil society).
Sociale bestaansvoorwaarden verspreid over:
1. Overheid
2. Markt
3. Civil society: (burgermaatschappij), dit kan worden omschreven als het institutionele domein
van vrijwillige associaties. Het is een aanduiding van organisaties of instituties buiten de sfeer
van de overheid, de martk en de verbanden van familie en vrienden.
- Vrijwillige deelname
Arie Hochschild: ‘’vermarkting van het intieme leven’’= in de moderne samenleving verplaatsen
affectieve en emotionele bindingen tussen mensen zich van de civiele sfeer naar marktrelaties.
- Voorbeeld: ‘knuffelcoach’, die tegen betaling fysieke affectie biedt.
1.2.2
Dat mensen verbanden nodig hebben en in verbanden leven is ‘sociaal’
Hoe mensen die verbanden vormgeven is ‘cultuur’ (gaat dan om bepaalde manieren van doen,
denken, willen en voelen)
Cultuur: omvat kennis, gewoonten, en vaardigheden, met inbegrip van de daaraan ten grondslag
liggende neigingen en voorkeuren, die door blootstelling en leren zijn ontleend aan anderen.
Interdependentie verwijst naar de relatieve autonomie van sociale processen ten opzichte van
individuele bedoelingen en daarin laat het ‘sociale’ zich typeren. Mensen brengen met elkaar sociale
processen voort die door niemand van tevoren precies zo bedoeld of gepland zijn (bijv. inflatie,
oorlog) sociale processen worden daarom ook wel relatief autonoom genoemd.
, - Relatief: omdat zij niet losstaan van individuen die met bepaalde motieven en
bedoelingen handelen en daaraan betekenis toekennen.
- Autonoom: omdat zij niet helemaal herleid kunnen worden tot deze individuele
bedoelingen en betekenissen; de sociale werkelijkheid oefent daarop ook invloed uit.
Emile Durkheim (franse socioloog): sui generis (sociale werkelijkheid) een eigensoortige
werkelijkheid die zich situeert, reproduceert en verspreid via de talloze relaties tussen mensen en
instituties (bijvoorbeeld bankencrisis).
Thomas theorema: wat mensen verwachten dat gebeurt, verandert wat er daadwerkelijk ook
gebeurt.
- Bijv. als mensen verwachten dat brood schaars wordt , dan gaan zij hamsteren met als
gevolg dat het brood daadwerkelijk schaars wordt.
1.3 ‘Sociaal werken’
Herbert Mead: significant other het opgroeiende individu ziet zichzelf voortdurend door de ogen
van de ander en vormt zo een zelfbeeld dat de meningen van anderen over hem weerspiegelt.
Boutellier: Bricolages de noodzaak om onze eigen identiteit van coherentie (samenhang) te
voorizen.
Hierbij is sprake van een ‘’meerstemmig zelf’’= een begrip dat uitdrukking geeft dat de
ervaring van een veelheid aan innerlijke stemmen die voortdurend met elkaar in dialoog zijn
(voorbeeld: schoonheidsideaal).
Latour: Out there het sociale is niet iets abstracts dat los is van mensen, ergens out there bestaat,
maar dat het zich juist manifesteert in de relaties of associaties tussen mensen en instituties. (bijv.
cohesie of onderdrukking).
1.3.2.
Bronnen van steun:
1. Non-verbaal
- Innige omhelzing
- Hulp bij het optstaan
- Klopje op de schouder
2. Verbale steun
- Troostend word
- Geven van compliment
- Waardering
- Actief luisteren door vragen stellen, geven van advies, verwoorden van begrip
Ook in overdrachtelijke zin kunnen mensen steun ervaren, bijv. door helpende hand of duwtje in de
rug.
Bourdeau (socioloog): 3 soorten kapitaal die mensen in wisselwerking met hun omgeving kunnen
verwerven.
1. Economisch kapitaal: financiële middelen waarmee mensen macht en invloed kunnen
vergaren binnen een samenleving.
, 2. Cultureel kapitaal: geheel van kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding van een persoon
waarmee sociale privileges verworven of behouden kunnen worden.
3. Sociaal kapitaal: betreft hulpmiddelen in de omgeving waarmee de gezins-en de sociale
organisatie kunnen worden vormgegeven. Belangrijke elementen:
- Kwaliteit van sociale relaties
- Formele en informele netwerken
- Gedeelde normen
- Wederkerigheid
- Inzet voor de gemeenschap
De beschikbaarheid van deze vormen van kapitaal is in onze samenleving niet gelijk verdeeld.
Stress wordt disfunctioneel als het sociale zelf en het sociaal functioneren hierdoor wordt aangetast.
1.3.3.
Beroepsprofiel van het maatschappelijk werk (1987) stelt als doel het sociaal functioneren van
personen of de wisselwerking tussen personen en hun sociale omgeving te verbeteren.
Maatschappelijk werkers dienen niet naar de persoon als een geïsoleerd individu te kijken, maar
deze te zien als een subject van de situatie.
Van Ewijk (hoogleraar): ‘’kracht ligt in de focus op het sociaal functioneren van mensen’’.
- Inbedding: praktijken gericht op de directe omgeving om mensen gemakkelijker sociaal
te laten functioneren, zoals aanpassingen in het verzorgingshuis, buurt, gezin, werk of
klas.
- Het is niet alleen van belang om het individu te laten ondersteunen bij het izch
handhaven in de omgeving, maar ook andersom om de ogmeving aan te passen aan het
individu
1.3.4.
Gevolg beperkten tot alleen het individu: kan leiden tot individualisering van sociale vraagstukken en
tot blaming the victim (eigen schuld)
Gevolg beperken tot alleen omgeving: machteloos blaming the system en tot cultivering van
slachtofferschap
Empowerment (Van Regnmortel): gaat hierbij om zowel het individuele als het collectieve en vooral
om de wisselwerking daartussen.
Gerard Donkers (Veranderingsdeskundige): betreft het sociaal werk de integratie van twee
benaderingen:
1. Competentieversterking (direct beïnvloeden van sociaal gedrag van individuen en sociale
verbanden)
2. Conditieverbetering: beïnvloeden van omgevingscondities
1.4
Sociale processen brengen sociale veranderingen met zich mee.
Zigmunt Bauman: stelt dat de sociale veranderingen elkaar zelfs zo snel opvolgen dat dit tot een
onderscheidend kenmerk is uitgegroeid van de hedendaagse samenleving: ‘’vloeibare
samenleving’’: een samenleving is liquid, als de condities waaronder mensen handelen dermate snel