Samenvatting boek Berns en
NRC
Hoofdstuk 1
Socialisatie is erg belangrijk en maakt het voor de mens mogelijk om deel te nemen aan je
familie, vriendengroep en de maatschappij. Het komt voor door de tijd heen, door interactie
met anderen, als middel van communicatie en door veelzeggende emotionele context.
Socialisatie bij de mens is anders dan bij dieren omdat wij bijvoorbeeld kunnen nadenken
over onze acties, communicatie hebben d.m.v. taal en ons gedrag ook kunnen aanpassen
door deze dingen. Taal maakt het mogelijk dat we kunnen verbeteren in redeneren en een
patroon te vinden in ons gedrag.
Internalization: het proces waarbij extern gedrag overgaat naar intern/zelf
gereguleerd gedrag (als je ziet dat je moeder niet wilt dat je zomaar haar spullen
pakt, leer je om niet zomaar andermans spullen te pakken en verwacht je dat het
andersom ook niet gebeurt)
Socialisatie is een reciprocaal en dynamisch proces.
De manier waarop jij reageert op een kind bepaalt vaak ook hoe het kind reageert op jou.
Kinderen nemen actief deel aan interacties, maar hebben ook effect op hun ontwikkeling,
veranderen zichzelf en hebben invloed op hoe mensen weer reageren op hen.
Er is een correlatie te vinden tussen de invloed van iemand zijn genen en de omgeving op
zijn ontwikkeling. Kinderen zijn door hun genen al van tevoren beïnvloedt door de omgeving
van de ouders. (passief)
Het genotype van een individu kan ook bepaalde reacties uitlokken en ontlokken in de
omgeving waarin hij opgroeit (evocative)
Het genotype van een individu kan een individu motiveren om op te zoek te gaan naar een
omgeving die past bij de genen – verlegen mensen zoeken een rustige omgeving op etc.
(actief)
3 soorten temperament:
1. Easy
2. Slow to warm up
3. Difficult
De zachtmoedige manier van opvoeden door bijvoorbeeld volhouden blijkt voor de slow to
warm up kinderen effectiever te zijn dan een autoritaire manier van opvoeden. Voor de
moeilijke kinderen bleek juist het tegenovergestelde. Als het temperament van het kind en de
verzorgers overeenkomt loopt de socialisatie vaak soepel.
Als een kind volwassen begint te worden, worden de verwachtingen van ouders met
betrekking tot het gedrag van het kind veranderd. Wanneer ze ouder worden interacteren ze
,namelijk meer, hebben ze meer ervaringen en doen ze zo weer kennis, gedrag, moralen etc.
op.
Intentionele socialisatie: wanneer volwassen constant bepaalde idealen direct bij brengen.
(Bijvoorbeeld dankjewel zeggen)
Onintentionele socialisatie: socialisatie door interactie of observatie met/van anderen.
Soms kan een intentionele poging tot socialisatie zowel een intentioneel als een niet-
intentioneel gevolg hebben op een kind.
Kinderen spelen zelf ook een belangrijke rol in hun socialisatie waardoor intentionele
socialisatie moeilijker wordt.
Hoe meer technologisch en verschillend een maatschappij, hoe meer kinderen leren om zich
effectief aan te passen, hoe moeilijker het is om een keuze te maken over een sociaal
“probleem”, hoe langer de socialisatie zal duren. (omdat er in zo een maatschappij meer
keuzemogelijkheden zijn)
We gaan er tegenwoordig van uit dat je jeugd een speciale tijd is waarin er voor je wordt
gezorgd, je dingen leert en je beschermd wordt omdat we nog niet volwassen genoeg zijn
om daar zelf voor te zorgen. Wordt de periode van je jeugd verlengd of verkort door
maatschappelijke veranderingen?
In de hedendaagse maatschappij worden kinderen veel meer blootgesteld aan
dingen die misschien nog niet passen bij hun leeftijd, denk aan wapengeweld,
pornografische beeldden en drugs die makkelijk te krijgen zijn. Hierdoor wordt de
druk op ouders groter met als resultaat dat sommige ouders over zorgzaam worden
en eigenlijk veel te streng worden in hun opvoeding.
Een kleuter is in staat om bepaalde acties te ordenen en bevatten enigszins zelfbeheersing
over de manier waarop zij zich moeten gedragen.
Tieners kunnen de meeste van hun acties ordenen met op de achtergrond hulp en sturing
van volwassenen
Jongvolwassenen die gesocialiseerd zijn door verzorgende volwassenen bezitten
zelfbeheersing en kritisch gedrag ookal hebben ze soms nog steeds hulp nodig van
volwassenen.
Een wetenschappelijke theorie biedt:
Een kader om onderzoeksresultaten te interpreteren en geeft richting aan
toekomstige onderzoeken
Uitleg over een bepaald aspect van ontwikkeling
Een beschrijving over de velen invloeden op de ontwikkeling van een kind
Een onderzoek naar de interactie tussen een kind en zijn of haar omgeving
Piaget (1952):
Baby’s en peuters (0-2): begrijpen dingen op basis van zintuigen en motorische
activiteit
Kleuters (3-5): beginnen relaties tussen mensen, objecten en gebeurtenissen te
begrijpen, maar meer in een intuïtieve en figuurlijke manier de logische.
, Basisschool (6-11): kunnen logica gebruiken om relaties te begrijpen, echter alleen op
een concrete manier met “echte” mensen, objecten en gebeurtenissen.
Jongvolwassenen (12 - §) kunnen abstracte en hypothetische relaties begrijpen en
hierdoor bepaalde problemen die zij nog nooit hebben meegemaakt alsnog oplossen
Het bio-ecologische model omvat informatie over mensen, processen, contexten en
uitkomsten.
Micro-systemen: Kind-object & kind-ouder interactie; interactieprocessen in de
kinderopvang, de klas, in spel met vrienden. (Hierin vindt het proximale proces
plaats)
Meso-systemen: De verbinding tussen de micro-systemen van het kind - bijvoorbeeld
het verband tussen gezin, school en club.
Exo-systemen: De verbinding van de micro- en meso-systemen van een kind met de
micro- en meso-systemen van andere personen, met een indirecte relatie tussen het
kind en die andere personen. (Wat er gebeurt op school etc. hoeft niet te zijn door de
personen die je ZIET, de mensen van buitenaf kunnen ook een indirecte invloed
hebben)
Macro-systemen: De wijdere samenleving en haar instituties: voorzieningen, opvang
en onderwijssystemen, wetgeving, onze ‘cultuur’. (Je hebt een low en high context
macrocultuur)
Het chronosysteem wijst op veranderingen in ecologische systemen die over de tijd invloed
hebben op de ontwikkeling van mensen (Zie hoorcollege aantekeningen)
Hoofdstuk 2:
Socialisatie wordt beïnvloed door:
Biologische factoren: experience-expectant, de neurale connecties die ontwikkelen
door genetische invloeden, onafhankelijk van ervaringen, activiteit of stimulatie
Socioculturele factoren: experience-dependent: de neurale connecties waarvan de
ontwikkeling beïnvloed wordt door ervaring. Zo leer je ook om je aan te passen.
Interactieve factoren: hoe open een kind is voor socialisatie (wel/niet luisteren etc.)
Je zelfbeeld begint zich te vormen door mensen in je naaste omgeving. Je leert controle te
hebben en doordat ze als een spiegel te werk gaan krijg je steeds feedback en kan je naast je
zelfbeeld ook zelfvertrouwen op gaan bouwen.
Erik erikson: 8 fasen van psychosociale ontwikkeling
1. Trust vs. Mistrust (geboorte – 1): de basis van vertrouwen in jezelf en vertrouwen in
anderen.
2. Autonomy vs. Shame and doubt (2-3): fysieke en cognitieve ontwikkeling maakt het
mogelijk om onafhankelijk te handelen. Als de mogelijkheid wordt gegeven om zelf
dingen te doen kunnen ze leren wat onafhankelijkheid is, als de vrijheid niet wordt
gegeven kunnen ze later schaamte en twijfel ervaren bij bepaalde handelingen.
3. Initiative vs. Guilt (3-5): het verschil leren wanneer het kind eigen initiatief (gebruik
van fantasie) kan nemen en wanneer het te ver gaat.
4. Industry vs. Inferiority (6 – puberteit): het kind laten weten dat werken en je best
doen leuk is. Laat weten als hij/zij het goed doet
, 5. Identity vs. Identity diffusion ( puberteit – 18+): leren wie je bent door te kijken naar
eerdere fases en die te combineren met biologische en sociale veranderingen.
a. Achievement: opties nagegaan en verplichtingen aangegaan
b. Foreclosure: verplichtingen aangaan zonder te kijken naar de opties
c. Moratorium: opties nagaan om een verplichting aan te gaan
d. Searching moratorium: evalueren van de opties, verplichtingen en weer
nagaan van die opties
e. Diffusion: nagaan van de opties zonder een verplichting aan te gaan
f. Verplichting niet de juiste vertaling? Wat bedoelen ze precies hiermee
6. Intimacy vs. Isolation (18 – midden volwassenheid): hier ontwikkel je intimiteit met
jezelf en met anderen (zowel vriendschap als liefde). Gevaar is hier dat door angst
om jezelf te verliezen, er isolatie kan ontstaan.
7. Generativity vs. Self-absorption (midden volwassenheid – late volwassenheid): het
willen verbeteren en helpen van de volgende generatie
8. Integrity vs. Despair (late volwassenheid – dood): het individu dat alle fasen succesvol
heeft volbracht zal voldoening ervaren en een positief zelfbeeld bezitten.
Factoren van socialisatie;
Familie
o Door de geboorte komt een kind al terecht in een bepaalde gemeenschap en
maatschappij. (Door armoede bijv. kleinere kans om hoogopgeleid te worden)
o Familie is de eerste referentiegroep van een kind; de groep waar iemand de
normen en waarden en gedragingen van overneemt
School en kinderopvang
o De school is de weerspiegeling van de maatschappij, het brengt de kennis,
vaardigheden, gewoontes en overtuigingen over op het kind.
o Kinderopvang kan erg belangrijk zijn voor een kind omdat er door iemand
anders dan de ouders voor ze wordt gezorgd, door andere manieren kan dit
invloed hebben op het temperament van het kind etc.
Leeftijdsgenoten
o In vriendengroepen komen kinderen in een proces terecht van geven en
nemen wat niet kan met volwassenen. Je leert hierdoor informatie over de
wereld waarin je leeft vanuit een ander perspectief dan die van je familie
o De groep heeft een grote invloed op de ideeën en het gedrag van het kind
aangezien je verlangt naar goedkeurig en bang bent voor afwijzing
Media
o Draagt bij aan socialisatie omdat het aspecten van de gemeenschap naar
voren brengt en cognitieve processen van kinderen stimuleert en zo bijdraagt
aan hun idee over de echte wereld
o Kinderen leren op deze manier over delen van de wereld waar ze anders niet
mee te maken zouden krijgen.
Gemeenschap
o De grootte, populatie en mobiliteit van een gemeenschap bepaalt hoeveel
interactie er is
o De volwassenen in een gemeenschap zijn de idolen van de kinderen en de
kinderen leren veel van ze, ongeacht beroep of afkomst.