H1
Socrates: dialoog, weet hoe weinig je weet, niet overnemen van ideeën van anderen,
waarheidsvinding.
Nativisme: aangeboren kwaliteiten boven aangeleerde eigenschappen. Het vermogen om
abstracte ideeën te ontwikkelen, bijvoorbeeld wiskundige vergelijkingen (zoals Pythagoras),
is ingebed in de menselijke geest.
Rationalisme: rede boven populisme. Ken jezelf en interpreteer ervaringen op basis daarvan.
Plato: oprichter van de Academia,
Idealisme: onze waarneming van een voorwerp is een representatie van een meer
permanent en algemeen begrip: de ideale vorm. De essentie van alle voorwerpen in die
categorie. Zag de stelling van pythagoras als bewijs: er is een ideale gelijkzijdige driehoek die
nooit zal worden waargenomen. Het begrijpen van deze hogere orde is belangrijker dan
empirische waarneming van tijdelijkheden.
Rationalisme: schoonheid van permanente mathematische grootheden die kosmos regeren.
Nativisme: de eigenschappen van de psyche zijn relatief vast.
Aristoteles: betrad en verliet de Academia onder Plato, leraar van Alexander de Grote, oprichter
Lyceum, zag de rijkdom van waargenomen bijzonderheden waarvan hij zeker wist dat die functioneel
te verklaren zijn.
Empirisme: kennis komt voort uit verwerking van sensorische informatie (waarneming) van
de buitenwereld. De functie van de geest is om informatie te organiseren tot grotere
concepten. De geest is een leeg vel en wordt gevuld door sensorische waarnemingen.
Taxonomie: kennisvergaring in twee stappen 1) observatie 2) classificatie in betekenisvolle
groepen. Bijvoorbeeld het zorgvuldig indelen van organismen in groepen en subgroepen.
On the Psyche:
vegetatieve ziel (laagste orde dieren): voeden, reproduceren.
sensitieve ziel (hogere orde dieren): + voortbeweging, waarneming (reageren op stimuli).
rationele ziel (mens): + redeneren.
Hippocrates: Hippocratic corpus (medische bundel) > ziekte is geen bezetenheid maar een natuurlijk
fenomeen. Humoral theory (vier vloeistoffen), behandeling op basis van waarneming. Hippocratische
eed.
Atomische theorie: Democritus, Epicurus, Lucretius. Sprak causaliteit tegen. Niet elke gebeurtenis
heeft een reden, maar is gevolg van toevallige botsingen tussen atomen. Tegengesproken door
Aristoteles met 4 componenten van causaliteit: materiele (wat), formele (het idee, directe doel),
effectieve (hoe) en uiteindelijke (hogere doel) oorzaak. Lucretius: De Rerum Natura (on the nature of
things.
Al-Kindi: Indo-Arabische nummering (cijfers).
Alhazen: Book of Optics, camera obscura, functioneren van het oog, binoculair zicht.
Avicenna: Canon of Medicine, empirisch vastgestelde beschrijving van ziektes en mogelijke
behandelingen. Hoofdgedachte: geneeskunde moet zich altijd ontwikkelen en evidence based zijn.
Book of healing/the cure (tegen onwetendheid). Behandelde alle onderwerpen die Aristoteles ooit
had bestudeerd.
Aanvulling op Aristoteles’ functies van de ziel: externe en interne zintuigen/waarneming. Interne
zintuigen, bijv: gezond verstand, inschattingsvermorgen, voorstellingsvermogen, motivatie.
Floating man thought experiment: zelfbewustzijn is een aangeboren kwaliteit van de menselijke ziel.
,H2
Descartes (1596): de mens als machine. Alleen de hoogste functies van de ziel zoals beschreven door
Aristoteles kunnen niet mechanistisch verklaard worden. Lichaam en geest zijn twee interacterende
maar gescheiden elementen.
Analytische geometrie: coördinaten om een punt vast te leggen in een ruimte of op een vlak.
Methode: twijfel aan alles. Poging om enkele van de meest basale waarheden te vinden om
vanuit daar verder te redeneren. Simple natures: boven alle twijfel verheven.
Primaire eigenschappen van objecten: vorm, hoeveelheid, beweging. Al het andere zijn
secundaire eigenschappen (waarnemingen).
Wereld is deeltjes in beweging (zie ook atomische theorie), maar er is geen leegte: de hele
wereld is gevuld met vuur-, water- en luchtdeeltjes.
Mechanistische fysiologie: lichaam als machine, zenuwen zijn gevuld met animal spirits.
Eerste idee van een reflexreactie. Emoties kunnen ook sturend zijn door rimpelingen in de
‘poel’ animal spirits.
Aangeboren ideeën (nativisme): er zijn concepten (perfectie, oneindigheid) die je niet kunt
waarnemen, maar waar we wel ‘zeker’ van zijn dat ze bestaan.
Interactief dualisme: lichaam en geest zijn twee losstaande entiteiten, maar hebben wel
sterke invloed op elkaar. In de pijnappelklier komen sensaties van het lichaam samen om
doorgegeven te worden aan de geest.
Locke (1632): nam basisideeën Descartes over, m.u.v. de actieve geest en bijbehorend nativisme. An
essay concerning Human understanding.
Empirisme:
- Twee soorten ervaringen die de geest heeft;
sensaties en reflecties daarop. Sensaties en Reflecties van een kind vormen simpele
concepten (rondheid, luidheid, honger). Na herhaalde ervaring kunnen simpele
concepten uitgroeien tot complexe concepten. Maar een complex concept kan nooit
ontstaan als de componenten niet ooit ervaren zijn. Een blinde die zicht krijgt kan een
rond object niet meteen als zodanig herkennen.
- Drie soorten kennis (m.b.t. vormen van concepten): intuïtieve kennis, demonstratieve
kennis en sensitieve kennis. Sensitieve kennis is altijd twijfelachtig; onze waarneming van
de wereld is incompleet en willekeurig.
- Wet van contiguitiy en similarity : ervaringen die snel opeen volgen of die sterk op elkaar
lijken, raken geassocieerd.
Politieke boodschap: Kennis komt voort uit ervaring, maar geen enkel mens kan een
compleet of foutloos beeld van de wereld hebben. Dialoog en samenwerking is belangrijk.
Leibnitz (1646): nam basisideeën Descartes over, m.u.v. mechanistische opvattingen. Juist wel de
actieve geest en bijbehorend nativisme. New Essays on Human understanding (dialoog met
imaginaire Locke).
Continentaal nativisme: de geest is als een blok marmer, dat al voorbestemd is om op een
bepaalde manier te breken en gevormd te worden.
Necessary truths: aangeboren ideeën en opvattingen die in staat stellen tot apperceptie.
Wiskundige uitvindingen: mechanische calculator, binaire cijfers, berekening van oneindig
kleine cijfers.
Ontmoetingen in Nederland: Spinoza (pantheïsme, god is de wereld) en Van Leeuwenhoek
(microscoop).
Monadologie: de componenten van de wereld zijn levende delen, niet dood (Locke). Ze
hebben energie en een doel. Vier soorten:
Bare monad, sentient monad, rational monad, supreme monad (god). Rational monads zijn in
staat tot apperceptie = bewust denken, interpreteren/analyseren (i.t.t. simpele perceptie)
,H3
Willis (1621): leraar van Locke, hersenen bevatten grijze en witte massa. Het brein is zeer zeker niet
levenloos zoals Aristoteles stelde.
Gall (1758): borduurde voort op het werk van Willis. De twee hersenhelften zijn verbonden door
witte massa (fibers). Vergelijkende anatomie: mensen en diersoorten. Hogere mentale functies
hangen samen met de omvang van het brein (althans in de vergelijking tussen dieren bleek later).
Bewees dat brein het centrum van hogere mentale activiteit was.
Frenologie: lokalisatie van hersenfuncties. Zwaktes:
- het aflezen van karakter en geesteseigenschappen aan schedelvorm (onder de valse
assumptie dat deze de vorm van het brein weerspiegelt),
- de basiseigenschappen (27+) van karakter werden subjectief bepaald,
- de hypotheses werden niet op betrouwbare wijze getest, ze vielen niet te ontkrachten.
Flourens (1794): ontkrachtte Frenologie. Systematisch manipuleren van variabelen om
hersenfuncties te lokaliseren. Gebruikte ablatie: verwijderen van stukjes hersenen om daarna gedrag
te observeren.
- Verwijderen delen cerebellum: invloed op vermogen om gecoördineerd te lopen.
- Verwijderen delen cortex: invloed op gebruik zintuigen en vermogen tot actie.
- Geloofde dat functies evenredig verdeeld waren in elk specifiek deel van de hersenen.
Later bleek dat hij door zijn grove snedes vele functies tegelijk uitschakelde die
weldegelijk een eigen plek hadden op de cortex.
Flexibiliteit en plasticiteit: functies kunnen na verloop van tijd overgenomen worden door
andere delen van de hersenen. Er vertoont zich dan herstel in functies.
Common action: de onderdelen van het brein hebben eigen functies, maar communiceren en
coördineren met elkaar om een gemeenschappelijk doel te behalen. Flourens zag het brein,
net als Descartes, als de zetel van de ziel. Hij overschatte de mate waarin het brein als een
geheel werkt.
Spraakgebieden: Gall’s leerling Bouillaud hield frenololgie m.b.t. spraakgebied in de frontale cortex in
stand. Daagde artsen uit om een patiënt te vinden. Aubertin vond een soldaat met beschadigde
schedel die spraak verloor bij druk op frontale cortex. Aubertin ingehaald door Broca.
Broca (1824): patient Tan kon niets anders meer uitspreken dan dat woord door schade aan linker
frontale hemisfeer.
Broca’s afasie: schade aan frontale cortex, nabij motorcortex: het geheugen voor
spraakmotoriek. Patienten kunnen geen woorden vormen.
Stelde positieve correlatie vast tussen hersenomvang en intelligentie.
Fritsch, Hitzig (1837, 1838): het brein is niet geheel ongevoelig (zoals Aristoteles dacht). Elektrische
stimulatie van de motorcortex leidt tot beweging aan de tegenliggende kant van het lichaam, waarbij
er weldegelijk lokalisatie mogelijk is. Ferrier (1843): vond de visuele en auditieve gebieden.
Wernicke (1848): Broca’s gebied ligt vlak voor de motorstrip, waar beweging van de mond wordt
gevormd en waar het geheugen van die bewegingen zich zou moeten bevinden. Behalve motorafasie
moet er ook zoiets zijn als sensorafasie.
Wernicke’s afasie: schade aan gebied tussen dichtbij auditief gebied: het geheugen voor
spraakherkenning. Patienten kunnen vloeiend spreken, maar begrijpen niet wat er wordt
gezegd en kunnen hun eigen spraak niet controleren.
Conductie afasie: schade aan de verbinding tussen Wernicke’s en Broca’s gebied leidt tot
parafasie: het onvermogen om de eigen spraak te controleren (zonder verdere beperkingen).
, Franz, Lashey (1874, 1890): beschadigde gebieden worden toch overgenomen volgens Franz, zelfs bij
Broca’s en Wernicke’s gebied kan dat. Bewijs voor sterke lokalisatie werd weer wat afgezwakt, meer
in lijn met Flourens. Lashey experimenteerde met ratten en ontdekte samen met Franz dat de
moeilijkheidsgraad van een opdracht bepaalt hoe groot de gevolgen zijn van ablatie. Grote ablaties
beïnvloeden complexe opdrachten meer dan simpele opdrachten, dus: geheugen is verspreid over
de hele cortex en niet in kleine/specifieke delen.
Equipontientiality: elk deel van het brein kan beschadigde delen overnemen.
Law of mass action: de efficiëntie van een complexe functie neemt samenhangend af met de
omvang van de beschadiging.
Redundancy hypothesis: elke herinnering wordt meervoudig opgeslagen. De kans is klein dat
een volledige herinnering verdwijnt, wat herleren vereenvoudigt.
Bartholow (1831): stimulatie van het brein bij leven. Patiënt raakte in coma.
Penfield (1891): sterkere ethische onderbouwing, behandeling van epilepsie. Abnormale activatie
van neuronen, de locatie wordt voorspeld door de eerste tekenen van een aanval (bijv.:
schuldgevoel). Hij zocht door elektrische stimulatie de locaties die hetzelfde gevoel opriepen en
verwijderde deze.
Lokalisatie: naar een hoger niveau door zijn onderzoek. Ontdekte bijv. dat stimulatie van
gebieden nabij primair visueel gebied volledige, complexe visuele concepten oproepen
(hallucinaties). Dit i.t.t. de betekenisloze flitsen die stimulatie van het visuele gebied oplevert.
Interpretatieve cortex: de temporale lob (het gebied boven het oor) bevat het auditief gebied
en Wernicke’s gebied, maar was verder onbekend terrein. Penfield vond de interpretatieve
functies in dit gebied. Stimulatie zorgt voor:
- Interpretatieve respons: patiënt ziet situatie ineens in nieuw licht (deja-vu of alles is
ineens vreemd).
- Experiental (ervarende) respons: patiënt heeft hallucinatie (flashback) van een
gebeurtenis in het verleden, maar veel completer dan een herinnering.
- Inhibitie: hij vermoedde dat epilepsie en elektrostimulatie eerder een inhiberende
werking had, dan een normale functie. Bovenstaande ervaringen, kunnen dus
veroorzaakt worden door neuronen die tegengesteld zijn aan neuronen die het normaal
functioneren van het brein regelen.
Milner (1918): borduurde voort op werk Penfield. De hippocampus (onder temporale lob) werd soms
mee beschadigd bij ablatie. Milner onderzocht effecten daarvan op geheugen. Casus H.M.; kon geen
nieuwe herinneringen aanmaken (hippocampus grotendeels uitgeschakeld i.v.m. ingreep epilepsie).
- Theorie, geheugen in twee overlappende processen:
Korte termijn/ werkgeheugen: deze functie was intact bij H.M..
Lange termijngeheugen: overzetten van herinnering functioneerde niet meer.
- Theorie, geheugen voor verschillende taken :
Declaratief geheugen: herinnering verbaal benoemen. Dit functioneerde niet bij H.M.
Procedureel geheugen: profijt hebben van oefening. Dit functioneerde goed bij H.M.
Terugkeer van Cartesiaans Dualisme (cfm. Descartes): Penfield zag in zijn onderzoeken nergens wil,
geloof of een besluit ontstaan door stimulatie. Daardoor kwam hij tot de conclusie dat brein en geest
toch twee gescheiden entiteiten zijn. Pas heel recent (2009) zijn er neuronen gevonden die bij
stimulatie het gevoel geven te willen bewegen zonder dat er actie volgt.
Cognitieve neuropsychologie: pas na hoogtepunt behaviorisme was studie van cognitieve processen
weer in trek. In combinatie met mogelijkheden van PET (beweging radioactieve tracer), CT (computer
tomografie = X-ray in laagjes) en fMRI (weergave intensiteit bloedstroom).
Sociale neuropsychologie: invloed sociale interactie op cognitieve processen meten.