1 Staatsrecht algemeen
1.1 Constitutioneel recht en Statuut
Het Nederlandse constitutionele recht bevat niet veel leidende beginselen zoals andere landen. Wij
hebben hier een constitutionele monarchie. We hebben een open stelsel; het constitutionele recht kan
relatief simpel bewerkt worden. Er is daarnaast geen centrale rechterlijke instantie die het
constitutionele recht toetst; we hebben hier een toetsingsverbod (art. 120 Gw). De handhaving kan
de constitutie is aan verschillende ambten overgelaten.
Het constitutionele recht bestaat ook deels uit ongeschreven recht. Dit kent twee vormen:
- Normen: algemene rechtsbeginselen
- Verhouding tussen de regering en Staten-Generaal: zaken zoals de vertrouwensregel zijn
ongeschreven.
Het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden staat hoger dan de Grondwet
(art. 5 lid 2 Statuut). Het Statuut geldt
tussen Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-
Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius
(art. 1 Statuut). De laatste drie horen
eigenlijk bij Nederland en zijn geen aparte
landen (art. 132a Gw). Het Koninkrijk is
een federale staat, aangezien het bestaat uit
een deelstaten. Er is een gezamenlijke
grondwet, namelijk het Statuut, maar ook
aparte grondwetten, de Grondwet voor
Nederland. Er zijn ook bepaalde federale bevoegdheden (art. 3 Statuut).
Het Statuut wordt gewijzigd bij Rijkswet (art. 55 Statuut), die lijkt op de grondwetsherziening maar
dan door elke deelstaat moet worden bevestigd.
Het Statuut roept de volgende ambten in het leven voor het Koninkrijk der Nederlanden. Deze ambten
overlappen met de Nederlandse ambten.
- Koning (art. 1a Statuut): de Koning van Nederland is niet alleen koning van Nederland,
maar van het gehele Koninkrijk. De Koning heeft hier dezelfde rol als in Nederland; het is
beperkt en hij is onschendbaar.
- Regering van het Koninkrijk (art. 2 lid 1 Statuut): dit zijn de Nederlandse Koning en de
Nederlandse ministers. Dezelfde regering als in Nederland dus. Ze hebben regelgevende en
bestuurlijke bevoegdheid en mogen algemene maatregelen van rijksbestuur maken.
- Gouverneur (art. 2 lid 2 Statuut): er zijn drie gouverneurs; een per land voor Aruba,
Curaçao en Sint-Maarten. Deze representeren de Koning en de regering in die landen. Zijn
bevoegdheid wordt bij rijkswet bepaald.
- Wetgever van het Koninkrijk (art. 4 lid 2 Statuut): dit is de Regering van het Koninkrijk
en de Staten-Generaal. Deze stelt rijkswetten vast die aangelegenheden van het Koninkrijk
regelen. Deze procedure lijkt sterk op de Nederlandse wetgevingsprocedure. Aruba, Curaçao
en Sint-Maarten mogen een oordeel geven over de wetgeving, maar daar hoeft de wetgever
zich niet aan te houden. Alleen als het gaat om geen Statuut herziening hebben ze een
daadwerkelijke stem.
- Raad van ministers van het Koninkrijk (art. 7 Statuut): de Nederlandse ministers en drie
gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Dit vervult dezelfde rol als de
ministerraad. Hier vindt de besluitvorming van de regering van het Koninkrijk.
- Raad van State van het Koninkrijk (art. 13 lid 1 Statuut): de Nederlandse Raad van State,
waarbij Aruba, Curaçao en Sint-Maarten per land een lid kunnen toevoegen als ze dat willen.
Ze worden gehoord over ontwerpen van rijkswetten en algemene maatregelen van
rijksbestuur.
,1.2 Staatsrecht
Het begrip ‘staat’ wordt eigenlijk niet gebruikt in het staatsrecht. Het staatsrecht gaat daarom om de
relaties waarbij de overheid betrokken is. Het bevat regels van de totstandkoming, gelding en de
handhaving van rechtsnormen. Het is het recht dat recht schept.
De overheid is degene die volgens het recht de macht heeft. De overheid bestaat uit ambten, in plaats
van personen. Het staatsrecht regelt de samenstelling, verhoudingen en bevoegdheden van
overheidsambten. Het staatsrecht kan daarom ook omschreven worden als het primaire recht, dat de
betrekking tussen burgers en de overheid regelt en de betrekking tussen overheidsinstellingen
onderling.
Er zijn drie functies van het staatsrecht:
- De constituerende of instellingsfunctie:
Het staatrecht stelt ambten in, en regelt de inrichtingen van deze ambten, zoals het
koningschap, de Staten-Generaal, de provincies en de gemeenten. Hierbij horen ook regels
over hoe het ambt tot stand komt en wordt overgedragen. Dit staat voornamelijk, maar niet
exclusief, in de constitutie, de Grondwet. Het staat ook in de rest van de wet, het
ongeschreven recht, de Statuut en internationaal recht.
- De attribuerende of bevoegdheidverlenende functie
Het staatsrecht schept ook bevoegdheden en geeft deze aan ambten. Er wordt hierbij ook
geregeld hoe deze bevoegdheden overgedragen kunnen worden. Er worden ook limieten
gesteld aan deze bevoegdheden. Als uit het niets overheidsambten worden gecreëerd worden
daarmee de bevoegdheden ook uit het niets gecreëerd. Dit wordt creatio ex nihilo genoemd.
De attribuerende functie heeft een limitatief karakter, want bevoegdheden worden enkel door
middel van deze functie overgedragen aan overheidsambten.
- De regulerende of matigende functie
Het staatsrecht heeft ook als doel te voorkomen dat alle macht geconcentreerd wordt bij een
ambt. Het reguleert de relaties tussen verschillend overheidsambten, en de relatie tussen de
staat en de burger. Dit wordt vooral gedaan in de Grondwet. Het verspreiden van de
bevoegdheden over verschillende ambten noemen we constitutionalisme. Het
constitutionalisme komt tot uiting in regerings- en staatsvormen. De tegenhanger hiervan is
het absolutisme, waarbij alle macht bij een ambt staat.
1.3 Volkenrecht
Het begrip ‘staat’ is met name van belang in het volkenrecht. Een staat heeft externe relaties met
andere staten. Volgens het volkenrecht is er een staat als er aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, de Video-criteria:
- Bevolking: een groep personen. De grootte van deze bevolking maakt niet uit
- Afgebakend territorium: deze groep personen moet leven op een bepaald grondgebied
- Effectief gezag: de overheid moet een bepaalde autonomie hebben over de groep personen en
daarmee effectief regeren over ze. Dit is geen sterk criterium; er is een lage drempel.
Er is nog een extra vereiste, maar die is erg subjectief en wordt daarom als apart gezien.
- Externe relaties: dit vereiste is anders dan de rest. Tot op een zekere hoogte is het van belang
of de staat erkend wordt door andere staten. De staat moet namelijk betrekkingen kunnen
vormen met andere staten, waardoor erkenning nodig is. Dit maakt het wel dat het verschilt
per staat; er is geen instantie die hier op beoordeeld. Zo worden landen zoals Kosovo door
sommige staten wel als een staat gezien en door anderen niet.
Staten kunnen op drie manieren ontstaan:
- Een bestaande staat deelt zich op in kleinere staten
- Twee of meer staten die opgaan in een staat
- Een volledig nieuwe staat ontstaat op een gebied dat niet eerder een staat was
,1.5 Machtenscheiding
De regulerende functie heeft te maken met de machtenscheiding; de wetgevende, uitvoerende en de
rechterlijke macht moeten verdeeld worden. Dit idee kwam van Montesquieu. De drie
overheidsfuncties zouden volgens hem verdeeld moeten worden over verschillende overheidsambten.
Zo blijft de macht niet bij een iemand liggen. Volgens hem moest er een strikte scheiding zijn.
In Nederland is dit gedaan met de Staten-Generaal als vertegenwoordigend ambt, de regering als
bestuursambt en de onafhankelijke rechterlijke macht. We hebben hier echter geen absolute, maar een
beperkte scheiding.
Omdat we maar een beperkte scheiding hebben, hebben we in Nederland ook meerdere
controlemechanismen. De machten zijn niet helemaal gescheiden en moeten dus gecontroleerd
worden om gebalanceerd te worden. Dit heet checks and balances.
Dit alles is met name van belang voor de rechtsstaat; de burger moet beschermd worden tegen de
macht van de overheid. We willen geen politiestaat, waarbij overheidsoptreden willekeurig en zonder
wettelijke basis plaatsvindt. Daarnaast willen we ook geen totalitaire staat waarin er geen grens is
aan de macht van de overheid.
Er zijn zes elementen van de rechtsstaat:
o Legaliteitsbeginsel: overheidsoptreden moet een basis hebben in de wet. Dit is met name als
er een belastend element is zoals een straf (art. 16 Gw)
o Geen terugwerkende kracht: wetten werken niet met terugwerkende kracht
o Constitutionalisme: scheiding van de bevoegdheden
o Democratieprincipe: er moet een volksvertegenwoordiging zijn
o Onafhankelijke rechter: er moet een onafhankelijke rechtelijke macht zijn (art. 6 EVRM)
o Grondrechten: er moeten klassieke grondrechten en vrijheidsrechten zijn voor burgers.
1.6 Basisbegrippen
Een overheidsverband is een verzameling van overheidsambten. Het is een structuur waarbij de
overheidsambten met elkaar in verhouding staan en een wederkerige relatie hebben met de
onderdanen daarvan. De manier van verhouding en de relatie is deel van het staatsrecht.
In Nederland zijn er drie centrale overheidsverbanden:
- Het Rijk of de Staat: dit is alleen Nederland
- Gedecentraliseerd overheidsverband de gemeente (art. 123 Gw)
- Gedecentraliseerd overheidsverband de provincie (art. 123 Gw)
Verder zijn er nog hulpstructuren:
- Andere territoriale lichamen (art. 132a Gw): dit is Nederland en de Nederlandse Antillen
- Waterschap (art. 133 Gw)
- Openbare lichamen voor beroep (art. 134 Gw): dit zijn publiekrechtelijke
beroepsorganisaties, zoals de Orde van Advocaten
- Openbare lichamen op grond van art. 135 Gw: bijvoorbeeld een samenwerking van twee
gemeentes of provincies; samenwerkingsverbanden.
- De Europese Unie
Er zijn een aantal overheidsambten in het centrale overheidsverband:
- De regering (art. 42 Gw)
- Ministerraad (art. 45 Gw)
- Staatssecretaris (art. 46 Gw)
- Staten-Generaal (art. 51 Gw)
- Raad van State (art. 73 Gw)
- Rechterlijke macht (art. 112 Gw)
Er zijn daarnaast ook ambten in de decentrale overheidsverbanden (art. 125 Gw):
- Gekozen ambt: provinciale staten en de gemeenteraad
- Dagelijks bestuur: gedeputeerde staten en college van burgemeester en wethouders
, - Van rijkswege benoemd ambt: commissaris van de Koning en burgemeester
Daarnaast heb je ook staatsvormen; dit is de verhouding tussen verschillende overheidsverbanden en
de manier van verdeling van bevoegdheden over overheidsverbanden en de verhouding tussen deze
overheidsverbanden.
Er zijn een aantal soorten staatsvormen, die op een spectrum staan.
o Gecentraliseerde eenheidsstaat: er is één grondwet en alle overheidsfuncties worden
uitgeoefend door hetzelfde overheidsverband. In de praktijk gebeurt dit eigenlijk nooit meer
omdat staten simpelweg te groot ervoor zijn geworden.
o Gedecentraliseerde eenheidsstaat: ook hier is er één grondwet, maar zijn er meerdere
territoriale overheidsverbanden die bepaalde bevoegdheden hebben. Er is geen rangorde
tussen de decentrale overheidsverbanden en het centrale overheidsverband. De grondwet kent
geen exclusieve bevoegdheden toe op terreinen van overheidsbestuur aan de decentrale
ambten. Dit hebben we in Nederland
o Federale staat: dit is een staat dat is samengesteld tot meerdere deelstaten, zoals de
Verenigde Staten. Elke deelstaat heeft een eigen grondwet en overheidsverband. Deze
deelstaten hebben daarbij een staatsrechtelijk samenwerkingsverband, wat dus de hoofdstaat
creëert. Dit staatsrechtelijk verband staat in een gezamenlijke grondwet; er zijn dus aparte
maar ook gezamenlijke grondwetten.
o Confederatie: dit is een volkenrechtelijk samenwerkingsverband, die verschilt van een
federatie op de volgende vlakken:
o Verdrag: de federatie berust op een grondwet, de confederatie op een verdrag tussen
staten;
o Bindend: de besluiten van federale ambten kunnen burgers van de federatie
rechtstreeks binden, de besluiten van confederale ambten binden slechts de lidstaten
en niet de burgers;
o Volkenrechtelijk: bij de federatie aangesloten deelstaten zijn niet langer
volkenrechtelijk rechtssubject, bij de confederatie aangesloten staten blijven
volkenrechtelijk rechtssubject;
o Recht van secessie: de bij de federatie aangesloten deelstaten bezitten niet het recht
van secessie, de bij de confederatie aangesloten staten bezitten wel een recht van
secessie (tenzij het verdrag dit uitsluit).
o Stemmen: op federaal niveau wordt meestal bij gewone meerderheid besloten,
binnen een confederatie wordt er veelal met eenstemmigheid of gekwalificeerde
meerderheid besloten.
De regeringsvorm is de verhouding tussen ambten en de wijze van verdeling van bevoegdheden
binnen een overheidsverband. In Nederland hebben we een constitutionele monarchie met een
parlementair stelsel. Een ander voorbeeld is een dictatuur.
1.7 Soevereiniteit
Soevereiniteit heeft te maken de onafhankelijkheid van een persoon van anderen om zelf zijn macht
uit te oefenen. Het gaat om de hoogste en niet herleidbare macht hebben. Binnen Nederland is er geen
ambt die soeverein is, aangezien de macht altijd te herleiden valt uit de Grondwet. Het kent ook een
volkenrechtelijke kant, in hoeverre een staat onafhankelijk van andere staten zijn macht kan uitvoeren.