Rechtseconomie tbv criminologie
Week 1
Het strafrisico bestaat uit de kans dat je gepakt wordt en als je gepakt wordt wat
dan de sanctie is die je krijgt (als die überhaupt komt).
Strafrisico = pakkans x strafmaat
Rationele keuze theorie
Uitgangspunt economische theorievorming: mensen streven naar een zo hoog
mogelijk niveau van welbevinden (nut), binnen de grenzen van het mogelijke.
De rationele keuze theorie biedt geen verklaring voor alle mogelijke potentiële
daders. Wat we hiermee willen verklaren is de grootste gemene deler van de
gemiddelde mens.
Basisidee voor verklaring crimineel gedrag
Als zich een gelegenheid tot regelovertreding voortdoet, weegt de potentiële
dader plussen en minnen af.
Persoonlijk gewin (G) = opbrengsten van het delict minus de kosten van het
plegen
Versus
Strafrisico (S) = pakkans x strafmaat (p x f)
Regelovertreding doet zich dan voor als het delict loon, dat wil zeggen als G
groter (>) is dan S. Als het gewin opweegt tegen het strafrisico, jouw perceptie
van het strafrisico, dan is de kans dat je het delict pleegt aanzienlijk.
Stel dit is de bevolking. Een aantal mensen
aan de linkerkant onder het niveau van 0
euro zitten. Daar geldt het al niet voor. Die
mensen zijn niet bereid om dat delict te
plegen.
Stel we voeren ook een strafrisico in. Het
rode stukje van de bevolking, zou volgens
de theorie, alleen nog maar over willen
gaan tot regelovertredend gedrag/het
plegen van het delict.
Voor de mensen tussen de 0
en het strafrisico (groene lijn) is het
strafrisico hoger dan hetgeen het plegen van het delict oplevert.
Als je het strafrisico dus steeds verhoogd zou de groep steeds kleiner worden. De
deterrence, het afschrikkende effect wordt groter.
De algemene theorie voor de verklaring van crimineel gedrag wijst op het belang
van het strafrisico. Maar er is evenzeer een rol voor gelegenheid, baten van een
delict en kosten van het plegen van een delict (opportunity costs en preventieve
maatregelen van slachtoffers).
Daarmee is er indirect een rol voor factoren als het niveau van
werkloosheid en de samenstelling van de bevolking.
Naast het strafrisico vormen ook normen en waarden een drempel voor crimineel
gedrag.
Er wordt onderscheid gemaakt in:
, - Intern: spijt, wroeging, schuldgevoel
- Extern: sociale controle, schaamte, reputatieverlies/-winst, negatieve
arbeidsmarktrepercussies
1. Interne werking van normen (=B0)
Bij een overtreding van de norm kan spijt, wroeging of een schuldgevoel
optreden. Dit varieert per persoon.
Als iedereen in de norm gelooft krijg je de grafiek hierboven links.
In het eerste stuk van de populatie zitten mensen die relatief veel spijt, wroeging
en schuldgevoel ervaren als ze bepaald regelovertredend gedrag vertonen.
Voorbeeld fietsendiefstal. Stel de norm dat je niet zult stelen onderschrijft maar
70% van de mensen, de andere 30% vind het eigenlijk wel oke als je een fiets
steelt.
Wie de norm onderschrijft heeft spijt bij een overtreding van die norm. De
anderen liggen er niet wakker van.
, 2. Externe werking van normen (=R0)
Normovertreding zorgt ook voor schaamte, reputatieverlies tov anderen
(bijvoorbeeld degene die jou de fiets ziet stelen). Bijvoorbeeld dat je een
bepaalde norm overtreedt en je wordt aangesproken door collega’s, dan voel je
misschien schaamte daarover tov van je collega’s, maar je voelt je intern niet
schuldig. Ook dit varieert per persoon.
Als iedereen elkaar aanspreekt en afrekent krijg je de grafiek hierboven links.
Stel dat weer 70% van de bevolking de norm onderschrijft. Er valt dan een deel
weg van de informele sociale controle. De informele sociale controle wordt
namelijk slechts uitgeoefend door degenen die in de norm geloven.
70 van de 100 mensen zullen jou nog maar aanspreken op je gedrag, de
andere 30 zullen je niet aanspreken en daar zal je ook weinig schaamte bij
ervaren.
Wat er dan gebeurt zie je hierboven in de grafiek rechts. De lijn is naar beneden,
minder stijl. Er is nog wel altijd sprake van sociale controle, want 70% van de
mensen gelooft nog in de norm, maar het is aanzienlijk minder stijl ten opzichte
van de lijn als iedereen het zou onderschrijven.
Maar: zowel de interne drempels (spijt,
wroeging) en externe drempels (schaamte,
reputatieschade) werken tegelijkertijd.
De B0 en de R0 worden bij elkaar
opgeteld. Dan heb je de totale kostenpost die je
ervaart als gevolg van schaamte, spijt en
wroeging.
Verklaring normovertreding: G > S + B + R
Stel er is een mogelijkheid om een fiets te
stelen. Daarbij is G = 8, S = 6, zodat G – S = 8 –
6 = 2.
Als de rode lijn hoger is dan wat jij ervaart aan spijt, wroeging en schaamte dan is
de kans groot dat je de overtreding begaat. Dan levert het je meer op dan dat
het je kost.
In deze situatie zou 30% overgaan tot regelovertredend gedrag. Dit komt
omdat bij de andere 70% de zwarte lijn hoger is dan de rode lijn. Anders gezegd,
de kosten zijn voor die mensen hoger dan de baten. Voor die 30% levert het
meer op dan dat het ze kost, die zullen de norm wel overtreden.