Literatuur rechtseconomie tbv criminologie
(week 1 tot en met 4)
Hoofdstuk 1: Het heeft er alle schijn van dat er op het niveau van de
samenleving een afweging wordt gemaakt van kosten en baten. Door de inzet
van middelen van politie en justitie moeten andere dingen worden opgeofferd. In
dat geval spreken economen van kosten. Denk bijvoorbeeld aan het beslag op
maatschappelijke middelen (menskracht, politieauto’s, gebouwen) die ook
ingezet hadden kunnen worden voor onderwijs op zorg. Tegenover die kosten
staan baten: de inzet van middelen door politie en justitie die door de
samenleving als positief worden ervaren. onder deze baten vallen ook de
materiële en immateriële schade die niet geheel, maar wel grotendeels
voorkomen worden door de inzet van politie en justitie voor de opsporing,
berechting en bestraffing van daders.
Bij de economische beleidsanalyse kan voor twee verschillende invalshoeken
worden gekozen:
1. De benadering die ervan uit gaat dat de ambtelijke en politieke
besluitvorming eigen wetmatigheden kent die zinvol bestudeerd kunnen
worden. hierbij kan de onderzoeker zich achteraf de vraag stellen hoe
beslissingen in de samenleving feitelijk tot stand zin gekomen. Welke
groepen waren bij de beslissing betrokken?
2. De situatie waarbij economen betrokken worden bij de
beleidsvoorbereiding voorafgaande aan de eigenlijke beslissing. Hierbij
wordt informatie aangedragen over de mogelijke effecten van het
optreden van politie en justitie om na te gaan of de maatregelen werken –
ofwel sorteren ze het gewenste effect? – of ze maatschappelijk lonend zijn
en er wordt een maatschappelijke kosten-baten analyse gemaakt. dit is
een economische methodiek om vast te stellen of de maatschappelijke
baten inderdaad groter zijn dan de maatschappelijke kosten. Zo ja, dan is
er in economisch jargon sprake van een toename van de maatschappelijke
welvaart, of anders gezegd, van een efficiënte keuze.
Er wordt ook gekeken naar het individuele niveau en hoe kosten en baten er daar
uitzien. Verondersteld wordt dat individuen min of meer rationeel handelen, ofwel
ze zullen dingen doen als de baten de kosten overtreffen en ze zullen dingen
laten in de omgekeerde situatie. de rationaliteitsveronderstelling houdt echter
niet in dat alle mensen:
- Gelijk zijn. de economie is zich ervan bewust dat mensen verschillen in hun
preferenties: hun smaken en voorkeuren. De preferenties kunnen
betrekking hebben op materiële zaken, zoals de waarde van het inkomen,
en immateriële zaken, zoals sociale contacten en hoeveelheid vrije tijd.
Daarnaast kunnen preferenties ook betrekking hebben op het tijdstip,
zoals wel of niet toekomstgericht zijn, en de mate van onzekerheid, zoals
een kick krijgen van risicovolle situaties of een hekel hebben aan
onzekerheid.
- Altijd perfecte beslissingen nemen. Het verzamelen van informatie kan
kosten met zich meebrengen, in tijd of geld. het kan rationeel zijn om niet
volledig geïnformeerd te willen zijn voordat je een beslissing neemt.
Daarnaast vereist de economie niet dat een individu altijd bewust rationele
beslissingen neemt. Ook sluit de economie niet uit dat mensen zich soms
door hun emoties laten meeslepen. Tot slot theoretiseert de economie wel
over het gedrag van individuen, maar heeft noch de illusie, noch de
, pretentie voor ieder afzonderlijk individu een bruikbare voorspelling van
het gedrag te geven. Economie is kortgezegd geen menswetenschap,
maar een maatschappijwetenschap waarbij gedrag wordt voorspel en
verklaard van de gemiddelde mens.
De vertaling naar de criminologie komt neer op de gedachte dat het overtreden
van regels materiële en immateriële baten oplevert, zoals de waarde van het
gestolen goed of de opluchting van een persoon verlost te zijn. het gedrag van
individuen wordt niet als een deterministische, maar als een stochastische
grootheid opgevat. Deze stochastische grootheid kent een verdeling met een
gemiddelde en een spreiding. Als er op enig moment door een maatschappelijke
ontwikkeling of door een nieuwe overheidsregel iets verandert in de structuur
van de kosten en baten van regelovertreding, blijft het individuele gedrag een
stochastische grootheid. De verdeling als geheel zal echter verschuiven: de ene
kant op als de baten stijgen en/of de kosten dalen en de andere kant op als de
baten dalen en/of de kosten stijgen. Hiermee verandert het gemiddelde.
In beginsel kunnen alle maatschappelijke ontwikkelingen die aanleiding geven tot
een verandering van de kosten en baten afweging van crimineel gedrag worden
geschaard onder het onderzoeksgebied van de economie. Van belang is
bijvoorbeeld werkloosheid (materieel), maatschappelijke normen en waarden
(immaterieel) en persoonlijke drempels: drempels die men over moet gaan
voordat over wordt gegaan op regelovertrededend gedrag (immaterieel).
Binnen de economie krijgen de kosten en baten van crimineel gedrag die vatbaar
zijn voor beïnvloeding door de overheid veel aandacht. Ofwel gedrag dat door
gericht beleid bijgestuurd kan worden. in veel economische analyses staat het
strafrisico centraal: de gemiddelde sanctie die een regelovertreder kan
verwachten als gevolg van het optreden van politie en justitie, of kort gezegd het
product van de pakkans en de strafmaat. De pakkans is hierbij de gemiddelde
kans op een sanctie voor de regelovertreder. De strafmaat is de zwaarte van de
sanctie.
Een voorbeeld: als de pakkans voor moord 80% is en de strafmaat uitkomt
op 7,5 jaar gevangenisstraf, dan is het bijbehorende strafrisico gelijk aan 80% x
7,6 = 6 jaar vrijheidsstraf.
De beslissingstheoretische benadering, waarbij de overheid wordt geacht zodanig
precies aan de knoppen te kunnen draaien dat het maatschappelijk optimum tot
stand komt, veronderstelt een hiërarchische en maakbare samenleving. Deze
benadering gaat echter voorbij aan een aantal complicaties:
- De besluitvorming van de overheid is gevoelig voor politieke processen. Er
kan niet simpelweg op grond van maatschappelijke kosten en baten een
eenmalige beslissing worden genomen en hier aan vasthouden, omdat
politieke prioriteiten aan veranderingen onderhevig zijn.
- De overheid is niet volledig centraal gestuurd, omdat er in de uitvoerende
organisatie nog ruimte is voor nadere invulling.
- Ook anderen dan de regelovertreders en de overheid spelen een rol van
betekenis. Potentiële slachtoffers kunnen hun gedrag aanpassen,
preventieve maatregelen treffen of zich bewapenen.
Deze drie complicaties hebben met elkaar gemeen dat er sprake is van
strategische interactie. In het eerste geval is er sprake van interactie tussen
regelovertreders en de overheid. als de overheid criminaliteit streng aanpakt,
neemt de criminaliteit af. hiermee neemt ook de noodzaak tot een strenge
aanpak af, waardoor na verloop van tijd de criminaliteit weer stijgt en de cyclus
,weer opnieuw begint. In het tweede geval is er sprake van strategische interactie
tussen overheidsbeleid, uitvoerende instanties en regelovertreders. In het derde
geval is er sprake van een strategische interactie tussen daders, slachtoffers en
de overheid. denk bijvoorbeeld aan tijden waarin de overheid minder budget
heeft voor de aanpak van criminaliteit, waardoor burgers zelf maatregelen treffen
en zij daarmee de kosten van regelovertreding voor plegers beïnvloeden.
De speltheorie reikt ons methoden aan om te bepalen of de interactie tot een
evenwicht leidt, en zo ja: wat voor soort evenwicht. Op theoretische gronden
verwachten economen dat een verlaging van het strafrisico (bij gelijk blijven van
alle overige factoren) tot meer regelovertreding leidt.
Het analyseren van empirische gegevens kunnen inzichten geven in het bestaan
van verbanden, de richting van het verband en de sterkte ervan. Twee
problemen die zich kunnen voordoen hierbij zijn:
- Simultaniteit, ofwel tweezijdige causaliteit. Bijvoorbeeld wanneer een lager
strafrisico leidt tot meer criminaliteit en meer criminaliteit leidt tot een
hoger strafrisico.
- Omitted variable, ofwel een vergeten grootheid waardoor de statistische
resultaten een vertekend beeld kunnen geven. Bijvoorbeeld het strafrisico,
het aantal gepleegde delicten en de vergeten ‘particuliere
preventiemaatregelen’.
Indien de handelende persoon geen rekening houdt met negatieve
consequenties, is er om te beginnen een verdelingsprobleem: de dader heeft de
lusten, het slachtoffer de lasten. Daarnaast is er ook een welvaartsprobleem: de
dader zijn individuele kosten-batenafweging zal gunstiger uitvallen dan die op
maatschappelijk niveau wanneer hij geen rekening houdt met de schade die hij
toebrengt aan anderen. De overheid moet ingrijpen wanneer de dader niet met
de negatieve externe effecten van zijn gedrag wordt geconfronteerd. Dit kan op
verschillende manieren:
- In de civielrechtelijke sfeer kan zij zodanige eigendoms- en
aansprakelijkheidsrechten proberen te formuleren dat de mogelijke
slachtoffers achteraf het recht geeft op herstel of compensatie van de
geleden schade. Dit moet de rationele dader op voorhand rekenschap
geven van de mogelijke schade.
- In de bestuursrechtelijke sfeer kan de overheid via vergunningen en
heffingen de schadelijke activiteiten beïnvloeden. De dader kan zo
financieel worden geconfronteerd met de door hem veroorzaakte schade.
- Tot slot kan de overheid haar toevlucht nemen tot strafrechtelijke
sanctionering waarbij de dader wordt geconfronteerd met het strafrisico.
Dit is de zwaarste vorm van overheidsinterventie, omdat de overheid
hierbij haar monopolie van legitiem fysiek geweld in de vorm van politie en
justitie met de bijbehorende opsporingsbevoegdheden, in de strijd kan
werpen. Daarnaast omdat het strafrecht in de vorm van vrijheidsstraffen
de zwaarste sanctiemogelijkheden kent. Het strafrecht kan van belang zijn
voor gevallen waarin de schade niet gecompenseerd kan worden, zoals:
o Gedragingen die vanwege de enormiteit tegenover de slachtoffers in
hun wezen niet te compenseren vallen;
o Gedragingen die weliswaar minder ernstig zijn tegenover de
slachtoffers, maar waarbij de daders de draagkracht missen voor
volledige compensatie;
o Gedragingen waarvan de schade voor de afzonderlijke leden van de
samenleving wellicht diffuus en indirect is, zodat slachtoffers niet
, snel naar de civiele rechter zullen stappen, maar waarvan de totale
schade een zodanige omvang heeft dat deze vanuit maatschappelijk
oogpunt niet acceptabel is.
Vanuit economisch perspectief kunnen er goede redenen zijn voor de
strafbaarstelling van bepaalde handelingen. De waarde van het strafrecht is
daarbij gelegen in de afschrikkende en preventieve werking ten aanzien van
schadelijke gedragingen. Het strafrecht kan die functie alleen maar goed
vervullen als het strafrisico voorspelbaar is, ofwel als willekeur ontbreekt.
Bovendien heeft het strafrechtelijke stelsel belangrijke maatschappelijke baten,
door bijvoorbeeld eigenrichting te voorkomen en kostenbesparingen. Verder
brengt het samenbundelen van opsporings- en vervolgingsactiviteiten
aanzienlijke kostenbesparingen met zich mee als gevolg van schaalvoordelen
door specialisatie. Zonder de politie en het OM zou elk slachtoffer zelf achter de
dader aan moeten. Maar met strafbaarstellingen alleen komt men er niet, want er
moet ook gehandhaafd worden en dat gaat gepaard met handhavingskosten. Het
inzetten van middelen voor strafrechtelijke handhaving zorgt voor een hoger
strafrisico. Zolang de maatschappelijke baten als gevolg van het terugdringen
van het aantal schadelijke gedragingen hoger uitvallen dan de kosten van de
intensivering van de strafrechtelijke handhaving, is verdere intensivering van de
handhaving zinvol.
Hoofdstuk 2: in het strafrecht is er sprake van een strafbaar feit als er een
menselijke gedragingen in het geding is die valt binnen een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
De cijfers van geregistreerde criminaliteit zijn ontleend aan de officiële
politieregistratie en hebben betrekking op de processen-verbaal van misdrijven
die ter kennis zijn gekomen van de politie.
Het blijkt dat de criminaliteit na de jaren ’50 een explosieve groei heeft
doorgemaakt. Die groei buigt zich in de loop van de jaren 80 om naar een licht
stijgende trend. Sinds 2002 is er een forse daling ingezet.
Bij de cijfers van geregistreerde criminaliteit moet onder andere gelet worden op
de meldingsbereidheid, registratiebereidheid en de politiecapaciteit.
De geregistreerde criminaliteit geeft geen volledig beeld van het aantal feitelijk
gepleegde misdrijven. Zo kunnen slachtoffers om tal van redenen besluiten om
het delict niet te melden bij de politie. verder maakt de politie niet van alle
gemelde delicten een proces-verbaal op, omdat zij bijvoorbeeld te weinig
middelen ter beschikking hebben, wil het slachtoffer alleen informeel hulp en
bijstand of is het incident niet gemakkelijk in een welomschreven juridische
categorie onder te brengen. Daarnaast zijn er delicten waarbij wordt volstaan
met een waarschuwing. Ten slotte zijn er nog slachtofferloze delicten die nog
door aangifte, noch door opsporing bij de politie bekend worden.
Een bekend instrument om een beter beeld te krijgen van het feitelijk aantal
gepleegde delicten is de slachtofferenquête, waarbij aan een steekproef uit de
bevolking wordt gevraagd naar de mate waarin men slachtoffer is geworden van
criminaliteit. ook deze bron geeft echter geen compleet beeld van de
criminaliteit, om de volgende redenen:
- In slachtofferenquêtes komen niet alle personen en bedrijven aan bod. Zo
worden personen onder de 15 jaar niet meegenomen evenals niet-