Haren en vezels
Een vezel is een vast object dat dun, flexibel en langwerpig is met een hoge verhouding tussen lengte en
dwarsdoorsnede. Vezels kunnen worden geclassificeerd op basis van hun herkomst en samenstelling. Vezels
worden tijdens fysiekcontact gemakkelijk overgebracht van het ene object nar het andere. Vezels zijn
onder de meeste omgevingsomstandigheden resistent tegen biologische, fysische en chemische
afbraak, en kunnen hierdoor een lange tijd intact blijven. Het onderzoek van vezels biedt bovendien
meerdere vergelijkingspunten waarmee ze op klasniveau kunnen worden geïdentificeerd. De
aanwezigheid van een zeer ongebruikelijke vezel en/of combinatie van vezeltypes kan bewijs leveren
dat een verdachte in verband brengt met een misdrijf of een serie van misdaden. Bovendien kan
vezelbewijs soms informatie opleveren met een zo hoge resolutie dat de identificatie van het individu
mogelijk is. Dit kan gebeuren wanneer de betrokken vezels actief groeiende menselijke haren zijn die
uit de huid zijn getrokken. Als aan de wortels van de dergelijke haren nog steeds cellen van de
haarzakjes vastzitten, kan er voldoende nucleair DNA beschikbaar zijn om het individu te kunnen
identificeren door middel van DNA-profilering. Alhoewel het mogelijk is om DNA uit de haarschaft te
extraheren, wordt dit zelden gedaan. Dit komt omdat haarschacht-DNA mitochondriaal is en dit een
lagere bewijskracht heeft dan nucleair DNA.
Veel soorten sporenmateriaal, waaronder vezels, zijn materialen die gemakkelijk van het ene object
naar het andere kan worden overgebracht. Een verdachte kan bijvoorbeeld in verband worden
gebracht met een plaats delict doordat er op zijn/haar kleding van vezels, aarde, glas, olie, verf en/of
vegetatie die overeenkomen met die er op plaats delict zijn aangetroffen.
Het feit dat veel sporenmaterialen gemakkelijk kunnen worden overgedragen, betekent dat ze ook
gemakkelijk opnieuw kunnen worden overgedragen. Dit heeft vier belangrijke implicaties:
1. Kruisbesmetting van het ene bewijsstuk naar het andere moet uiterst voorkomen worden .
Het voorkomen van kruisbesmettingen is cruciaal voor forensisch onderzoek.
2. Onder bepaalde omstandigheden kunnen bewijsmaterialen gemakkelijk verloren gaan .
Bijvoorbeeld als er haren op een laken zitten, is het verstandig om het traceeritem te
documenteren want het traceeritem kan tijden het transport verloren gaan. De sporen en
grotere items worden vervolgens ter plaatse afzonderlijk verpakt en geëtiketteerd voor het
laboratoriumonderzoek. Spoorelementen uit zijn/haar haar, huid en/of kleding zullen door de
dagelijkse handelingen snel verloren gaan. Om dit te minimaliseren moet er zo min mogelijk
vertraging zijn voor het onderzoek. Bovendien kan het zoeken naar één soort type
spoorbewijs het verlies van een andere type veroorzaken. Om dit verlies te voorkomen
kunnen door middel van tape-lifts vezelmonsters van het kledingstuk worden genomen.
3. Het is gebruikelijk dat sporen van het ene object naar het andere worden overgedragen via
een tussenobject (secundaire overdracht). Bijvoorbeeld de aanwezigheid van vezel van de
stof van een stoel gevonden op een jas van een persoon, kan indicateren dat de jas van de
persoon in contact is geweest met de stoel. Echter zou het ook kunnen dat de vezels van de
stoel getransporteerd zijn naar de jas via de kleding van een persoon die contact heeft gehad
met de stoel en daarna met de jas. Het is uiterst belangrijk dat bij de interpretatie van
sporenmateriaal rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat sporenmaterialen door
overdracht na de primaire overdracht op het object van belang terecht is gekomen.
4. Door de hedendaagse handelingen van mensen kunnen sporen van bewijsmateriaal dat aan
hen en de gedragen kleding zijn overgedragen snel losraken. Echter moet er worden
opgemerkt dat er omstandigheden zijn waaronder overgedragen traceeritems niet snel
1
, verloren gaan. Belangrijk is dat de dood van een individu gepaard gaat met een drastische
afname van het aantal overgedragen vezels uit het lichaam en de kleding van de overledene.
Het gevolg is dat waarschijnlijk de kleding van een moordslachtoffer, dat in contact is
gekomen met de moordenaar, vezels uit de dagelijkse omgeving van de moordenaar zal
vasthouden. Zelfs na enkele weken blootstelling aan elementen. Het is veelbetekenend dat
de abrupte vertraging van het verlies van vezels die met de dood gepaard gaat, betekent dat
onder veel omstandigheden een groot deel van de dergelijke vezels die aanwezig zijn op een
vermoord lijk waarschijnlijk afkomstig zijn uit de omgeving van de moord.
Vezel bewijsmateriaal kan van waarde zijn bij de reconstructie van een plaats delict. Ook kan het van
groot belang zijn bij de bevordering van een onderzoek. De aanwezigheid van meerdere soortgelijke
lange hoofdharen van menselijke oorsprong op de plaats van een misdrijf kunnen er op wijzen dat op
die plaats ooit een persoon met lang haar aanwezig is geweest. Echter, zoals bij de meeste soorten
fysieke bewijsmateriaal, wordt glasvezelbewijsmateriaal meestal gebruikt om een eerder voorgesteld
verband tussen een individu en een scene te helpen bevestigen of weerleggen.
elke techniek die wordt gebruikt om vezels om sporenniveau te verkrijgen zou idealiter alle soorten
vezels moeten bemonsteren die zijn overgebracht naar het te bemonsteren object zonder vezels van
het object zelf mee te nemen. Ook is het in veel gevallen wenselijk alleen dei typen vezels te
verkrijgen die recent op het object zijn overgebracht. er zijn een aantal technieken die kunnen
worden gevolg om te proberen deze doelstellingen te bereiken:
- Met de hand plukken met een pincet
- Gebruik van een stofzuiger met een speciaal opzetstuk dat de luchtstroom op een papieren-
of stoffenfilter richt
- Schrappen
- Kammen (haar)
- Tape-lifts
Alle technieken hebben voordelen. Voor het merendeel van het werk is tape-liften echter de
voorkeursmethode. Tijdens tape-liften wordt plakband (soms één keer soms meerdere keren) in
contact gebracht met het te bemonsteren gebied. De tape wordt vervolgens op een ander geschikt
oppervlak geplakt, bijvoorbeeld op een stuk doorzichtige acetaatfolie, om deze vrij te houden van
verontreiniging. De tape-lift wordt vervolgens systematisch onderzocht naar interessante vezels
(doelvezels). Dit gebeurt door middel van het oog, met behulp van een microscoop met een laag
vermogen of met behulp van een geautomatiseerde vezelzoeksysteem. Zodra een doelvezel
geïdentificeerd is, kan het dissectie van de tape en het aanbrengen van een kleine hoeveelheid
oplosmiddel (bijvoorbeeld xyleen) om de lijm van de tape op te lossen het mogelijk maken deze te
verwijderen. De doelvezel kan vervolgens op een microscoopglaasje worden gemonteerd voor verder
onderzoek.
De middelen waarmee contolemonsters worden genomen zouden vezels moeten verkrijgen die
representatief zijn voor de vezels die mogelijk zijn overgedragen van het te bemonsteren object.,
terwijl alle vezels die naar dat object zijn overgebracht, worden uitgesloten. De gebruikte methode
varieert afhankelijk van het feit of de te bemonsteren vezels die van een textielproduct of haar zijn.
In het geval van een textielproduct kan het terugwinnen van contolemonsters worden bereikt door
individuele vezels los te maken van die delen van het product die het minst waarschijnlijk besmet zijn
met vreemde vezels. Daarbij is het belangrijk om in gedachten te houden dat er verschillende soorten
vezels in het product aanwezig kunnen zijn, waarvan elk de potentie heeft om bewijskrachtig
waardevol te zijn. De procedures die gevolgd moeten worden bij het verkrijgen van controlemonsters
2
,van menselijk haar voor microscopische vergelijkingen met twijfelachtig haar, moeten gebaseerd zijn
op inzicht in de variatie die de te onderzoeken eigenschappen vertonen. Een belangrijke overweging
is dat menselijk haar niet alleen van persoon tot persoon verschilt, maar ook van locatie tot locatie
bij dezelfde persoon. Het hoofdhaar van een volwassene is bijvoorbeeld anders dan zijn of haar
schaamhaar. Dit betekent dat er contolemonsters moeten worden genomen van alle lichaamslocaties
die mogelijk van invloed zijn op de zaak. Zelfs de haren van een enkele lichaamslocatie van een
bepaald individu, vertonen aanzienlijke variaties in hun fysieke kenmerken in vergelijk met de variatie
die van individu tot individu in de populatie wordt waargenomen. Dit betekent dat, om de maximale
hoeveelheid waarde te vergkrijgen uit een microscopische vergelijking van haren die zijn
teruggevonden op plaats delict en die zijn genomen als contolemonsters, het aantal haren dat in het
controlemonster is genomen tamelijk groter moet zijn. 30 tot 50 haren van elke te bemonsteren
lichaamslocatie worden als voldoende beschouwd. Het is het beste als de controleharen worden
verwijderd door ze uit de huid te trekken dan ze af te knippen, omdat veel kenmerken van een
bepaald haar variatie vertoont over de lengte. De omstandigheden van een geval kunnen de
onderzoeker soms helpen bij het beslissen waar op het lichaam contolemonsters moeten worden
genomen. Ten slotte moeten de wettelijke rechten van de betrokken persoon in acht worden
genomen bij het verzamelen van een controlemonster.
Het forensisch onderzoek van vezels wordt voornamelijk uitgevoerd om de individuele vezeltypen te
identificeren, en om een beschrijving te geven van kenmerken die kunnen worden gebruikt als
vergelijkingspunten tussen de vezels van belang. Oppervlakte details zijn vooral belangrijk bij het
onderzoeken van haren, die allemaal schubben op hun oppervlak hebben. Om het mogelijk te maken
om beelden van deze oppervlak te maken, wordt er voorafgaand een scale cast gemaakt. Je maakt
een scale cast door nagellak over een stuk van de haar, behalve de wortel, te smeren. Als het nagellak
is opgedroogd, kan je de haar eruit trekken en blijft er een scale cast van het oppervlak van de haar
over. Bij deze methode kan je de longitude afbeelding van de haar bekijken. Je kunt de transversale
afbeelding bekijken door meerdere dun doormidden gesneden haren in een geschikte mounting te
plaatsen. De weergave van deze methode kan erg informatief zijn. Menselijke baardharen zijn
bijvoorbeeld vaak driehoekig in dwarsdoorsnede, terwijl menselijke hoofdharen dat zelden zijn. Ook
blijkt dat sommige tapijtvezels in dwarsdoorsnede drielobbig zijn. Tijdens het forensisch onderzoek
van vezels met behulp van de lichtmicroscoop worden hun morfologische kenmerken (informatie
over de morfologie van de haar) en hun optische eigenschappen (zoals de kleur, eventuele
fluorescentie onder ultraviolet licht) beschreven. Een reeks kenmerken van de ene vezel kan worden
vergeleken met die van een andere vezel om te zien of ze overeenkomen.
Een haar is een vezel die groeit uit een haarzakje in de huid van een zoogdier. Aan het ene uiteinde
van elke haar bevindt zich de wortel, als de haar afgebroken is bevindt die zich nog in de huid. Aan
het ander uiteinde bevindt zich de punt van het haar. De haarschacht is het grootste deel van het
haar dat tussen de wortel en de punt ligt. Drie belangrijke morfologische kenmerken van een haar
zijn:
1. De cuticle: de buitenste laag van de haarschaft, gemaakt van taaie, afgeplatte cellen.
2. De cortex: bestaat uit spoelvormige corticale cellen die aan elkaar vastzitten.
3. De medulla: bestaat uit ingeklapte cellen en intercellulaire en intracellulaire holtes gevuld
met lucht.
De cuticle en cortex zijn in alle gevallen aanwezig, de medulla kan overigens afwezig zijn. De kleur van
mensenhaar vertoont doorgaans weinig variatie langs de lengte van de schacht, terwijl die van een
niet-menselijk haar vaak veel veranderingen in kleur en/of strepen vertoon. Aan de wortel is de
groeifase te herkennen.
3
, Haren van verschillende rassen
Kaukasisch
Negroid
Mongoloid
4