Mensenwerk H1 Praktijk
3 velden SW:
1. activeren van de kracht van burgers en samenleving
2. individuele ondersteuning door profs
3. complexe en langdurige ondersteuning
Sociale zekerheid: beschermende wetten tegen onrecht, risico's,
misbruik
Kernfunctie SW:
Bevorderen sociale samenhang, inclusiviteit en participatie, samengevat
als kwaliteit.
Dit kan als:
1. Collectieve oriëntatie: participatie, emancipatie
2. Individuele oriëntatie: begeleiding, hulpverlening
Dilemma's binnen SW:
Individu vs samenleving
ontwikkeling vs disciplinering
vrijwilligheid vs dwang
Evidence Based Practice: Uitvoeren waarvan je uit ervaring weet dat het
werkt
Practice Based Evidence: Bewijs dat iets werkt door ervaring
Mensenwerk H2 Kinderen, jongeren en ouders
Kinderen worden gevormd door: karakter en opvoeding (gezinssituatie)
1e milieu: thuis
2e milieu: opvang of school
3e milieu: vrije tijd, club, vereniging
Risicofactoren die voor problemen zorgen:
microniveau: kind zelf of ouders, bv lage intelligentie of verslaving
mesoniveau: gezin, bv isolatie
macroniveau: groter, bv armoede, crisis, discriminatie
Beschermende factoren die problemen beperken:
,bv intelligentie, hoog zelfbeeld, goede opvoeding, warme sfeer, netwerk
of politiek klimaat
Draaglast: alles waar kind of ouder voor komt te staan (moeten) bv
ontwikkelen, presteren, opvoeden, voorbeeld geven
Draagkracht: beschikking van kind of ouder over competenties en
vaardigheden. Wordt vergroot door sociale steun
Oorzaken slechte opvoeding:
onwetendheid
moeilijke kinderen
slechte patronen, bv verwennen of mishandelen
stress, te druk bezig of armoede/vluchten
problemen die op school zijn ontstaan
Jeugdhulp: vormen van hulp aan kinderen en ouders bij dreigende of
bestaande opgroei- en opvoedproblemen.
3 gebieden van jeugdhulpverlening:
1. preventie: alles wat bijdraagt of kan bijdragen aan het voorkomen van
opgroei of opvoedproblemen en bijdraagt aan de draagkracht
(opvoedingsondersteuning, zorg, onderwijs)
2. 1e lijns hulp: snel herkennen en interventie door wijkteam. Ze helpen
zelf of verwijzen door. Houden de problemen klein.
3. 2e lijns hulp: complexe hulpvraag, veiligheid in geding, acuut
ingrijpen. Verleningsbeslissing (verwijzing) van gemeente nodig.
Soorten opvoedsteun:
opvoeden en zo: gefilmde voorbeelden
triple P cursus: voordelen van beloning
Gordon cursus: communicatie, luisteren
Soorten preventie:
1. algemene preventie: brede doelgroep, voorlichting en educatie
2. selectieve preventie: problematiek in omvang beperken,
risicogroepen of wijken met risicofactoren
3. geïndiceerde preventie: gezin of bevolkingsgroep waar al
vermoedens/signalen zijn van mishandeling. Gevolgen en herhaling
tegengaan.
, Psychische problematiek: slapeloosheid, agressie, aandachtsproblemen
Psychiatrisch: echte stoornis
Doorverwijzing naar hulp door:
huisarts/jeugdarts/medisch specialist
jeugdbescherming/jeugdrechter
advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)
oftewel Veilig Thuis
Ambulant: Thuis, geen opname
Residentieel: internaat of gezinshuis (drang of dwang)
Semiresidentieel: deeltijd of daghulp
Problemen van multiprobleemgezinnen:
huishouding
maatschappelijke positie
opvoeding
individuele ontwikkeling gezinsleden
relatie tussen (ex)partners
Systeembenadering: gezin is een systeem, in balans. Problemen worden
gezien in de context van het gezinsklimaat en het gezin wordt weer
gezien in de context van netwerk en samenleving.
Jeugdbeschermingsmaatregelen:
ondertoezichtstelling (OTS): ouders hebben wettelijk gezag maar mogen
geen beslissingen nemen over het kind. Kind is thuis of in pleeggezin.
Voogdijmaatregel: ouders uit de ouderlijke macht. Voogd wordt
aangewezen.
Kinderen met een beperking zijn kwetsbaar.
Gemiddeld IQ: 100
Zeer ernstige verstandelijke beperking: 25 of lager (1 jaar)
Ernstige verstandelijke beperking: 20-40 (2 jaar)
Matige verstandelijke beperking: 55 of lager (4 a 5 jaar)
Lichte verstandelijke beperking: 70 of lager (12 jaar)
Zwakbegaafd: 85 of lager
Deze kinderen zijn thuis met steun, wonen beschermd, hebben een
dagbehandeling of een tijdelijke opname.