Samenvatting mensenwerk
Vak Kennis over doelgroepen
, Samenvatting hoofdstuk 2 kinderen, jongeren en hun ouders
Jeugd in beeld:
Er zijn in ons land 2,2 miljoen kinderen van 0 tot 12 jaar en 4,8 miljoen kinderen en jongeren
in de leeftijd van 0 tot 25 jaar. Drie kwart van de jeugd is van autochtone herkomst, een
kwart van allochtone afkomst. Met zo’n 85% tot 90% van deze kinderen en jongeren gaat
het goed. 10% a 15% van de kinderen en jongeren heeft of krijgt in de loop van hun
ontwikkeling min of meer ernstige problemen, 5% krijgt te maken met ernstige tot zeer
ernstige problemen. Dat kunnen problemen zijn met het opgroeien of opvoeden,
gezinsproblemen zoals echtscheiding, huiselijk geweld, gezondheidsproblemen, psychische
problemen, problemen op school, problemen in het sociale verkeer, financiële problemen,
verslavingen, moeite met het zoeken en vinden van werk of problemen waar politie en
justitie aan te pas komen. Of kinderen en ouders in problemen komen, is onder meer het
gevolg van de wisselwerking tussen risicofactoren en beschermende factoren.
Risicofactoren: Dat kunnen factoren zijn op microniveau, dat wil zeggen; factoren bij het
kind zelf, bijvoorbeeld een lage intelligentie, een negatief zelfbeeld. Of bij de ouders;
verslaving of autoritaire opvoedstijl. Het kunnen ook factoren zijn op mesoniveau,
bijvoorbeeld; een sociaal isolement van het gezin en je hebt factoren op macroniveau,
bijvoorbeeld; armoede, economische crisis of discriminatie.
Microsysteem: Kindfactoren, ouderfactoren, gezinsfactoren.
Mesosysteem: Sociale gezinsfactoren, sociale buurtfactoren.
Macrosysteem: Sociaal economisch gezinsfactoren, culturele factoren, maatschappelijke
factoren.
Beschermende factoren: Beschermende factoren zijn bijvoorbeeld hoge intelligentie, een
positief zelfbeeld, een stabiele persoonlijkheidsstructuur, opvoedingscompetentie van de
ouders, een warme en positieve sfeer in het gezin, sociale steun en sociale bindingen, een
stabiel sociaal en politiek klimaat.
Draaglast: Draaglast is alles waar een kind of ouder voor komt te staan, alles waar je
‘moeten’ voor kunt zetten: Kinderen moeten zich ontwikkelen, zij moeten presteren op
school, ouders moeten opvoeden.
Draagkracht: Met draagkracht worden vaardigheden en competenties bedoeld waarover
kind en ouder beschikken. Die draagkracht kan worden vergoot door sociale steun, steun uit
de directe omgeving.
Drie gebieden van jeugdhulpverlening:
1. Preventie: Met preventie wordt in dit verband bedoelt: alles wat bijdraagt of kan
bijdragen aan het voorkomen van opvoed- en opgroeiproblemen, aan het vergroten
van de draagkracht. We hebben het dan over allerlei vormen van
opvoedondersteuning voor ouders, maar ook gezondheidszorg, goed onderwijs,
sport en kwalitatief goede vrijetijdsvoorzieningen voor kinderen en jongeren kunnen
bijdragen aan vergroting van draagkracht en vermindering van draaglast. Preventie is
onder meer van belang om daarmee de druk op duurdere, specialistische hulp te
verminderen.
, - Algemene preventie: Gericht op een zeer brede doelgroep waarbij het probleem
zich zou kunnen voordoen (eigenlijk de gehele bevolking) met activiteiten als
voorlichting en educatie.
- Selectieve preventie: Die erop gericht is de problematiek in omvang te beperken
door specifieke activiteiten gericht op geselecteerde risicogroepen, bijvoorbeeld
wijken waarin veel risicofactoren voorkomen.
- Geïndiceerde preventie: Voor gezinnen of bevolkingsgroepen waarbij sprake is
van eerste vermoedens of signalen van kindermishandeling, waarbij activiteiten
worden ingezet die erop gericht zijn schadelijke gevolgen van kindermishandeling
te voorkomen en herhaling tegen te gaan. Geïndiceerde preventie kan bijna
naadloos overgaan in ‘interventie’ of ‘aanpak van kindermishandeling’, in
hulpverlening dus.
2. Eerstelijns jeugdhulp: Als zich ondanks alle preventieve maatregelen problemen in
de opvoeding of ontwikkeling van een kind voordoen, is het van groot belang die zo
snel mogelijk aan te pakken. Eerstelijns jeugdhulp is vrij toegankelijk, dicht in de
buurt van het kind of het gezin en wordt vaak aangeboden in of in samenwerking
met algemene voorzieningen zoals kinderopvang, school of vrijetijdsvoorziening.
Vaak worden hierbij de sociaal werkers van algemene voorzieningen ingeschakeld,
bijvoorbeeld; de schoolmaatschappelijk werker of de jeugdsociaal werker van het
buurthuis. Bij eerstelijns hulp gaat het meestal om relatief eenvoudige problemen,
die te verhelpen zijn met een professioneel advies of met kortdurende
ondersteuning.
Wijkteams: Één gezin, één plan, één regisseur.
3. Tweedelijns jeugdhulp: Is bedoeld voor kinderen en ouders met een complexe
hulpvraag en voor kinderen van wie de veiligheid zo zeer in het geding is dat er acuut
moet worden ingegrepen. Tweedelijns hulp is gespecialiseerde hulp, er is een
verwijzing of en verleningsbeslissing van de gemeente voor nodig. Gespecialiseerde
tweedelijns hulp is bijvoorbeeld nodig bij complexe gezinsproblematiek en bij
psychische of psychiatrische problematiek. Direct ingrijpen. Men kan toegang krijgen
tot tweedelijns jeugdhulp via:
- Huisarts, jeugdarts of medisch specialist.
- Jeugdbescherming of jeugdrechter.
- Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK).
In de jeugdhulp wordt onderscheidt gemaakt tussen ambulante, residentiële en semi
residentiële vormen van hulp:
- Ambulante jeugdhulp: Wanneer begeleiding van kinderen of jongeren of hun
ouders plaatsvindt in de jeugdhulpinstelling of in de thuissituatie en wanneer er
geen opname plaatsvindt.
- Residentiële jeugdhulp: Als een kind of een jongere voor kortere of langere tijd in
een internaat of een gezinshuis wordt geplaatst.
- Semi residentiële jeugdhulp: Als het kind ’s avonds weer naar huis gaat en
overdag wordt opgenomen voor behandeling of zorg.
, We spreken van multiprobleemgezinnen als gezinnen te maken krijgen met meervoudige
problematiek. Bijvoorbeeld; sociaaleconomische, psychosociale en pedagogische problemen.
In multiprobleemgezinnen kunnen zich problemen voor doen op de volgende gebieden:
- Het voeren van een huishouding, er is bijvoorbeeld gebrek aan regelmaat,
hygiëne, financiële armslag of wooncomfort.
- De maatschappelijke positie van het gezin; bijvoorbeeld armoede en
werkloosheid.
- De opvoeding, bijvoorbeeld; pedagogisch onvermogen, verwaarlozing van
kinderen of mishandeling.
- Problemen in de individuele ontwikkeling van de gezinsleden, bijvoorbeeld;
depressie of verslaving.
- De relatie tussen de (ex-) partners: problemen als gevolg van echtscheiding,
onderlinge spanningen of wisselende relaties.
Zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking:
- Zeer ernstig verstandelijke beperking: IQ lager dan 25. Ze bereiken een
ontwikkelleeftijd van 1 jaar.
- Ernstig verstandelijke beperking: IQ tussen de 20 en 40. Ze bereiken een
ontwikkelleeftijd van ongeveer 2 jaar.
- Matig verstandelijke beperking: IQ van ten hoogste 55. Ze bereiken een
ontwikkelleeftijd van 4 a 5 jaar.
- Licht verstandelijke beperking: IQ van hooguit 70. Ze bereiken een
ontwikkelleeftijd van ongeveer 12 jaar.
- Zwakbegaafde kinderen: IQ tot 85.