Samenvatting arresten – consumentenrecht
Week 1
Europees consumentenrecht
Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak 361/89, ECLI:EU:C:1991:118 (Di Pinto)
Een handelaar kan slechts aanspraak maken op de richtlijn als de transactie waarvoor hij wordt
benaderd buiten het kader van zijn beroepsactiviteiten valt en hij voorziet in zijn privé́ -behoeften. In
casu ging het om een handelaar die in het kader van zijn handelspraktijk een advertentie wilde
plaatsen. Hij genoot dus geen bescherming. Nationale regeling kan wel bescherming bieden.
- Een kleine rechtspersoon, die wat betreft onderhandelingsmacht en deskundigheid veelal niet
in een betere positie verkeert dan een consument, voldoet niet aan de omschrijving
‘consument’.
Hof van Justitie 16 juli 1998, zaak 210/96, ECLI:EU:C:1998:369 (Gut Springenheide GmbH)
Als er sprake is van misleidende reclame moet de nationale rechter uitgaan van de vermoedelijke
verwachting van een normaal geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de
producten of diensten waarop betrokken reclame betrekking heeft. De nationale rechter mag voor zijn
oordeelsvorming een opinie- of een deskundigenonderzoek inlassen, om zich over het eventueel
misleidend karakter van een reclame-uiting te laten informeren.
- Van de gemiddelde, niet kwetsbare consument wordt een zekere mate van oplettendheid
verwacht.
- Leest etiketten en precontractuele informatie zorgvuldig door.
Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, ECLI:EU:C:2005:32 (Gruber Wa)
Indien een persoon een overeenkomst heeft gesloten inzake een goed dat deels wel en deels niet voor
beroepsmatig gebruik is bestemd, wordt hij niet aangemerkt als consument, tenzij het beroepsmatige
gebruik dermate marginaal is (onbetekenend) (ro. 46-47).
- Voor de vraag welke rechter bevoegd is.
- Oostenrijkse boer, die dakpannen had gekocht in Duitsland, die dakpannen waren non-
conform, in welk land moet hij procederen. Als hij consument was dan kon hij procederen op
grond van Brussel 1 in eigen land, is hij geen consument dan moest hij overeenkomstig de
hoofdregel EAX-verdrag (Brussel 1 bis) procederen in het land van gedaagde (verkoper). HvJ
heeft vastgesteld dat 40% van de dakpannen bestemd waren voor de stallen en 60% van de
dakpannen voor woonboerderij. In die verhouding 40/60, was het zakelijke karakter dus niet
onbelangrijk en was het geen consumentenovereenkomst.
Hof van Justitie 17 oktober 2013, zaak C-218/121, ECLI:EU:C:2013:666 (Emrek/Sabranovic)
Website die gericht is op een koper uit een land, daaruit volgt dat de website haar activiteiten op
Nederland richt, de website handelt in uitoefening van haar bedrijf en de consument handelt als
consument. O.g.v. 6 Rv en 15-16 Brussel I is de Nederlandse rechter bevoegd. Voor een vordering van
de consument op grond van 131 Rv is de rechter in Amsterdam bevoegd. Het causaal verband hoeft er
voor het HvJ niet te zijn.
Hof van Justitie 18 december 2014, zaak C-449/13, ECLI:EU:C:2014:2464 (CA Consumer
Finance SA)
De richtlijn verzet zich tegen nationale regeling over bewijslast bij niet nakoming, dat de opgelegde
verplichtingen op de consument rusten. Daarnaast is een standaardbeding waarin een consument
erkend dat de op de kredietgever rustende precontractuele verplichtingen volledig en naar behoren zijn
gekomen bezwaarlijk voor de consument, afbreuk wordt gedaan aan de richtlijn. Kredietwaardigheid
van de consument wordt op basis van verstrekte informatie beoordeeld, mits deze toereikend is en
gewone verklaringen van de consument vergezeld gaan met bewijsstukken. Anderzijds legt de
kredietgever niet de verplichting op om de door de consument verstrekte informatie systematisch te
controleren. Kredietgever verstrekt een passende toelichting aan de consument voordat hij de
financiële situatie en behoeften van deze consument heeft beoordeeld, maar dat uit de beoordeling van
1
,de kredietwaardigheid van consument kan blijken dat de verstrekte passende toelichting dient te
worden aangepast, waarbij deze toelichting tijdig aan consument wordt verstrekt voor ondertekening,
zonder dat specifiek document wordt opgesteld.
Hof van Justitie 15 januari 2015, zaak C-537/13, ECLI:EU:C:2015:14 (Šiba)
Een advocaat die in de uitoefening van beroep of bedrijf tegen betaling juridische diensten verleent
aan een voor privédoeleinden handelende natuurlijk persoon, een verkoper is. De overeenkomst die
ziet op het verlenen van dergelijke diensten, valt ook binnen werkingssfeer van de richtlijn.
Standaardbedingen die advocaat in zijn zakelijke betrekkingen maakt, worden op initiatief van de
advocaat rechtstreeks opgenomen in de betreffende overeenkomsten. Consumenten van beoefenaars
van vrije beroepen kunnen geen aanspraak maken op de richtlijn.
Hof van Justitie 3 september 2015, zaak C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea)
Hypotheekovereenkomst met werklocatie als onderpand, dan kan advocaat, in zijn privéovereenkomst
waar hij handelt als consument ook daadwerkelijk als consument worden aangemerkt (is dus buiten
zijn werk om).
- HvJ maakte hier duidelijk dat het gaat om statusbescherming. Je wordt beschermd omdat je
consument bent en als consument wordt je geacht minder te weten en een mindere
onderhandelingspositie te hebben. Of dat feitelijk het geval is, doet dat er niet aan af. Costea
was een advocaat en hij had dus kunnen weten wat zijn juridische positie is, maar dat enkele
feit betekent niet dat hij een betere onderhandelingspositie heeft dan een andere consument en
kan hij dus gewoon aanspraak maken op bescherming van de richtlijnen.
Hof van Justitie 4 oktober 2018, zaak C-105/17, ECLI:EU:C:2018:808 (Kamenova)
- Het begrip ‘handelaar’ in de zin van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de richtlijn
consumentenrechten is een functioneel begrip waarvoor moet worden nagegaan of de
contractuele verhouding of de handelspraktijk deel uitmaakt van de activiteiten die een
persoon beroepsmatig verricht
- De kwalificatie als ‘handelaar’ vereist een benadering van ‘geval tot geval’.
- Valt onlineverkper onder het begrip ‘handelaar’? De volgende criteria zijn noch uitputtend,
noch uitsluitend, zodat de omstandigheid dat is voldaan aan een of meerdere criteria in
beginsel op zich niet bepaalt of een onlineverkoper onder het begrip ‘handelaar’ valt,
o De rechter dient in het kader van een onderzoek in het bijzonder na te gaan of de
verkoop op het onlineplatform op georganiseerde wijze plaatsvindt, of deze verkoop
een winstoogmerk heeft, of de verkoper met betrekking tot de aangeboden goederen
beschikt over informatie en technische vaardigheden waarover de consument niet
noodzakelijk beschikt, waardoor hij zich in een gunstigere positie bevindt dan de
particulier, of de verkoper een rechtsvorm heeft aangenomen die het hem mogelijk
maakt handelsdaden te stellen alsook in welke mate de onlineverkoop verband houdt
met de commerciële en beroepsmatige activiteit van de verkoper, of de verkoper btw-
plichtig is, of de verkoper die optreedt namens of voor rekening van een bepaalde
handelaar of via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt,
een vergoeding of deel van de winst heeft ontvangen, of de verkoper nieuwe of
tweedehandsgoederen koopt om die te verkopen, waardoor deze activiteit met een
zekere regelmaat, frequentie en/of gelijktijdig met zijn commerciële of
beroepsactiviteit plaatsvindt, of de te koop aangeboden producten allemaal van
hetzelfde type zijn of dezelfde waarde hebben, in het bijzonder of het aanbod is
geconcentreerd op een beperkt aantal producten.
o Het enkele feit dat een verkoop een winstoogmerk heeft of dat een persoon
tegelijkertijd op een onlineplatform een aantal advertenties plaatst waarin nieuwe of
tweedehandsgoederen te koop worden aangeboden, is bijgevolg op zichzelf niet
voldoende om die persoon als ‘handelaar’ in de zin van de richtlijn oneerlijke
handelspraktijken en de richtlijn consumentenrechten aan te merken.
2
, - Het begrip ‘handelspraktijk wordt bijzonder ruim gedefinieerd als: ‘iedere handeling, omissie,
gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en
marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering,
verkoop of levering van een product aan consumenten’ arrest CHS Tour Services
- Om te beoordelen of een betrokken activiteit een ‘handelspraktijk’ vormt, moet worden
nagegaan of die activiteit, ten eerste, kan worden aangemerkt als een praktijk die ‘van
commerciële aard is’, dat wil zeggen een praktijk die uitgaat van een ‘handelaar’ en, ten
tweede, een handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële
communicatie vormt, ‘die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of
levering van een product aan consumenten’.
HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800, RvdW 2018/1088
(Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandige)
Huurkoop, huurovereenkomst wordt door opzegging omgezet in koopovereenkomst.
Is dit in het belang van de klant? klant wil bij opzegging van de cv-ketel af, al sanctie wordt hij
eigenaar. Dit is zonder meer een verrassend beding, in een huurovereenkomst verwacht je niet ineens
een eigendomsoverdracht. Naar geldend recht: Is dit een onredelijk bezwarend beding? Bedingen die
objectief verassend zijn, objectief niet te verwachten zijn in een contract, zijn onredelijk bezwarend.
Dit hangt samen met de rechtspraak van het HvJ. Hof gaat ervanuit dat op het moment van de
contractsluiting de consument de economische gevolgen van de algemene voorwaarden (beding in de
algemene voorwaarden) moet kunnen overzien. Voor de gemiddelde consument is bovenstaand beding
waarschijnlijk onbegrijpelijk, vermoedelijk zal daardoor dit beding op gespannen voet staan met het
transparantievereiste (art. 6:238 lid 2 BW). En een beding dat het transparantievereiste schendt zo zegt
het Hof zal al snel onredelijk bezwarend zijn. Doorstromend naar het eerste probleem, het
transparantievereiste staat opgenomen in de wet, wordt ook door HvJ in deze richting nadrukkelijk
uitgelegd, maar HR (arbeidsongeschiktheidsverzekering)kent deze bepaling nog niet in de wet. HR
maakt wel gebruikt van de Contra proferentem-regel (als hier sprake van is dan moet de regel in het
nadeel van de gebruiker worden uitgelegd en ten gunste van de consument) die ook in art. 6:238 lid 2
BW staat opgenomen,, maar wijdt geen woord aan het transparantievereiste, alsof de HR niet weet dat
dit ook in de bepaling is opgenomen. Een en ander brengt met zich mee dat het arrest van HR in strijd
is met het rechtspraak van het Hof van Justitie (van studenten wordt dan ook verwacht dat wij kritisch
nadenken over de rechtspraak van het HvJ, HR en lagere rechters). Dus ook onze hoogste rechters
kunnen fouten maken, geloof dus niet altijd wat er in de wet staat, in uitspraken staat of wat de docent
ons vertelt (onderwijs wordt ook aangeboden op basis van ‘AS IS’, iedereen kan fouten maken).
Algemene voorwaarden
Hof van Justitie 26 april 2012, zaak C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 (Invitel)
Collectieve actieprocedure in Hongarije. Het is aan de nationale rechter, bij een collectieve
verbodsactie in het algemeen belang namens de consument ingesteld, om een beding dat oneerlijk
beoogt te zijn, en waarin een verkoper in een eenzijdige wijziging voorziet van de met de te
verstrekken dienst verbonden kosten zonder evenwel duidelijk de wijze van vaststelling van die
kosten, noch een geldige reden voor die wijziging te specificeren. Rechter moet vooral kijken of de
redenen waarom en of de wijze waarop de kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke
manier zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de
overeenkomst te beëindigen. Als een beding oneerlijk is dan heeft de rechter bevoegdheid om dit
beding ambtshalve te toetsen en is dus een geschikt middel om het doel van art. 7 te verwezenlijken
(art. 7 = collectieve actie)
- HvJ heeft in een reeks uitspraken bevestigd dat het enkele feit dat een beding op de blauwe
lijst staat, niet betekent dat het beding dus oneerlijk (onredelijk bezwarend) is, terwijl ook het
feit dat een beding niet op de lijst staat, niet betekent dat het beding dus niet oneerlijk is (ro.
25)
- Het Hof heeft hieraan toegevoegd dat hoewel de bijdrage ‘niet van dien aard is dat zij
automatisch en uit zichzelf het oneerlijke karakter van betwist beding kan vastleggen, [zij]
3