Samenvatting
1
,1. Tijd van jagers en boeren
Homo erectus= recht oplopende mens, Neanderthaler, Homo sapiens.
De moderne mens komt hoogstwaarschijnlijk uit Afrika.
Ze leiden een nomadisch bestaan, rondtrekken opzoek naar voedsel.
Tot ong. 10.000 jaar v, Christus bedekte de ijskap van de laatste
ijstijd het noorden van Europa en heerste er in West-Europa een
toendra klimaat.
De rendierjagers leefden als nomaden.
Na de laatste ijstijd (ca. 7000 v. Christus) werd het warmer, het
land raakte met bos begroeid.
De eerste boeren leefden ca. 10.000 jaar v. Chr. In het Midden-
Oosten (huidige Turkije, Irak en Syrië). Dit gebied wordt de
vruchtbare halvemaan genoemd.
Niet iedereen hoefde zich bezig te houden met het werken op het
land, sommige specialiseerde zich als bijv. pottenbakker.
Het is niet geheel duidelijk waarom mensen hun bestaan als jager opgave, waarschijnlijk
door overbejaging van sommige dieren.
De eerste landbouwcultuur in West-Europa was de Bandkeramiekcultuur, rond 5300 v. Chr.
Dit boerenvolk kreeg zijn naam door de opvallende versiering in de vorm van een band op
het aardewerk.
De eerste boeren vestigeden zich in Limburg waar makkelijk bewerkbare Löss grond was.
Een ander belangrijke cultuur in de landbouw was de Trechterbekercultuur, tussen 3500 en
2700 v. Chr. Zij kregen hun naam door de trechtervormige potten, bekers en schalen. Deze
boeren gaven hun overledenen potten, sieraden en wapens mee als ze in een hunebed
werden bijgezet. Hunebedden komen in heel Noord- en west Europa voor, in Nederland
vooral in de provincie Drenthe.
Hunebedden zijn grafkelders.
Rond 4000 v. Chr. werd vuursteen zelfs doormiddel van mijnbouw
opgegraven (Zuid-Limburg).
Rond 2100 voor Chr. komen in Europa de eerste bronzen
voorwerpen voor. Sieraden, brozen speerpunten werden gegoten.
Er zijn geen schriftelijke bronnen uit deze tijd gevonden dus wij
weten niet wat die mensen toen dachten. Vaak staan kunstwerken
in het teken van religie. Grot tekeningen 30.000 jaar geleden.
Met het begrip prehistorie bedoelen wij de tijd waarover geen
geschreven bronnen zijn. Om toch iets te weten uit die tijd zijn we
vooral afhankelijk van archeologische vondsten.
Archeologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het in kaart
brengen van bodemsporen, het doen van opgravingen en het
rapporteren en interpreteren van vondsten.
Een bekend voorbeeld van een goed bewaarde vondst uit het veen
is het meisje van Yde (Drenthe). Het veenlijk heeft 2000 jaar in het
veen gelegen, toch zijn haar huid, haar en mantel goed bewaard gebleven.
2
,Culturele antropologie, men gaat ervan uit dat tegenwoordige mens in zijn manier van
denken en handelen niet veel verschilt van mensen uit de prehistorie.
JORT GESCHIEDENIS
1. Jagers en verzamelaars – 2. Het ontstaan van de landbouw – 3. De eerste steden.
Neolithische revolutie (landbouwrevolutie) in de vruchtbare halve maan.
Een ander woord voor landbouw is agrarisch.
In de vruchtbare halve maan (Egypte in het westen uitstrekken tot Iran in het oosten
(Midden-Oosten) was veel vruchtbare grond, voedsel in overvloed, gunstig klimaat.
Dat kwam ook door het zoete water van de Nijl, de Tigris, de Jordaan.
Zelf planten van zaden (akkerbouw), houden van vee (veeteelt) en nieuwe uitvindingen.
De Nijl stroomde 1 keer per jaar over en daar kwam vruchtbare grond van.
Irrigatie landbouw: kanalen aanleggen voor de vruchtbare grond.
Mesopotamië en Egypte de eerste stedelijke gemeenschappen. Zo ontstonden er ook
oorlogen, en groeide uit tot steden (stadstaten).
Koning -> priesters -> ambachtslieden -> boeren.
Mesopotamië allemaal kleine steden.
In Egypte een boven en beneden deel. De leider (farao) van het bovendeel kreeg ook het
beneden deel in handen toen werd het een natiestaat. Farao vindt dat het 1 rijk moest
worden, we horen allemaal bij elkaar.
Polytheïstisch meerdere goden, monotheïsme 1 god.
Sedentaire revolutie: vaste woonplaats.
Er kwamen dorpen, niet iedereen hoefde zich nog met de landbouw bezig te houden maar
konden producten gaan maken en gaan verhandelen. Daarna zoveel mensen dat er steden
ontstonden.
Prehistorie: geen schrift
Historie: wel schrift
Eerst was de bandkeramiekvolk er daarna trechterbekervolk en hun maakte de hunebedden.
3
,2. Tijd van Grieken en Romeinen
Stadsstaten in het Midden-Oosten (ca. 3000-600 v. Chr.)
De landbouwsamenleving lag aan rivieren, Eufraat, Tigris (huidige Irak en Syrië) en de Nijl
(Egypte). Ze hadden soldaten nodig om hun vruchtbare grond te beschermen. De goden
moesten gunstig gestemd worden daarom bouwden ze tempels voor de priesters.
Een geslaagde verovering had niet alleen het voordeel van nieuw land maar ook slaven.
Alles moet goed georganiseerd en geleid worden door een koning. Zo ontstonden stadstaten
en beschavingen. De mensen hielden zich nu niet alleen bezig met het land dus moest er
belastingen geheven worden. Het Egyptische rijk werd door de farao’s geleid.
Griekse stadstaten (ca. 800-300 v. Chr.)
Griekenland ontstond door stadstaten zoals Athene, Sparta en Thebe.
Vooral gericht op landbouw, maar door de Middellandse Zeegebied koloniën ook handel.
Griekse geleerden namen eenvoudige verklaringen voor natuurverschijnsels vanuit hun
godsdienst. Andere zochten verklaringen door het wetenschappelijk op te lossen.
Het Romeinse rijk (ca. 200 v. Chr.- 400 na Chr.)
In dit rijk werden veel zaken uit de Griekse cultuur overgenomen zoals religie, wetenschap en
bouwstijlen. Het huidige Nederland lag precies op de grens van het Romeinse rijk, doordat de
Rijn een grensrivier was geworden.
Het centrum van het Romeinse rijk was Rome deze stad was rond 750 v. Chr. uit enkele
nederzettingen ontstaan. Rond 270 v. Chr. was heel Italië veroverd.
Rond 50 v. Chr. kwamen ze terecht in het huidige België en Nederland. In deze tijd werden
de legers geleid door Julius Caesar. Zijn opvolger werd de eerste keizer van het Romeinse
rijk: Caesar Augustus (27 v. Chr.- 14 na Chr.) Stabiliteit, rijkdom en welvaart.
Succesvolle veroveraars en organisatoren, dezelfde wetten, groot leger en aangelegde
wegen.
Ze hadden het Romeinse schrift en de Romeinse munt.
Romeinen gebruikte veel slaven voor het verrichten van hun werk, een kwart van de
bevolking. Ze waren knappe bouwmeesters ze bouwden theaters, bruggen, waterleiding en
riolering. De stad Rome had 100 na Chris. ongeveer een miljoen inwoners.
Om de stad werd een stadsmuur met poorten en verdedigingsgrachten gelegd.
In het amfitheater werden gladiatorengevechten gehouden.
Slechts weinig keizers kwamen om door ouderdom of ziektes, maar door geweld.
Vanaf 250 na Chr. kwamen de grenzen onder druk te staan van de grote volksverhuizing,
klimaatverandering in de vorm van meer warmte en droogte heeft hierbij een grote rol
gespeeld. Het Hunnenvolk trok vanuit Midden-Azië in westelijke richting. De Hunnen
verdreven andere volken naar het Westen.
In 395 v. Chr. werd het Romeinse rijk opgedeeld in een West-Romeinsrijk (met NL o.a.) met
Rome als hoofdstad en een Oost-Romeinsrijk met Byzantium als hoofdstad, deze stad kreeg
een nieuwe naam Constantinopel.
In 402 na Chr. trokken de West-Romeinse legers zich terug het Germaanse volk kwam het
rijk binnen. In 476 werd de laatste keizer afgezet en hield het West-Romeinse rijk op met
bestaan. Het Oost-Romeinse rijk bleef nog duizenden jaren bestaan en eindigeden pas in
1453, toen werd Constantinopel door het Turkse rijk veroverd, de Turken gaven de stad een
nieuwe naam, Istanbul.
Rond 12 v. Chr. na het verdwijnen van het Romeinse bestuur verdwenen ook de bruggen en
wegen omdat ze niet onderhouden werden, de grote boerderijen en stedelijke nederzettingen
verdwenen omdat er geen handel meer gedreven werd.
4
,De Rijn was een lange tijd een grens van het rijk. Ter versterking van de grens werden op
regelmatige afstand van elke wachttorens en forten langs de rivier gebouwd, de limes. Deze
forten werden met elkaar verbonden door een weg, zodat de soldaten die de grens
bewaakten zich snel te voet konden verplaatsen.
De Romeinse soldaten oefende in man tegen man vechten maar ook in gesloten formaties.
Aan het vechten in gesloten formaties waren hun tegenstanders niet gewend, zo was het
Romeinse leger een lange tijd onoverwinnelijk.
Veel Germanen namen gewoonten en gebruiken over van de Romeinen dit noem je
romanisatie.
De Bataven zijn een voorbeeld van een geromaniseerde Germaanse stam, veel namen dienst
in het Romeinse leger.
In het jaar 69 kwamen de Bataven samen met ander Germaanse stammen in opstand tegen
de Romeinen.
Met grote moeite wisten de Romeinen de opstand te bedwingen. De leider van de Bataafse
opstand noemde zich Julius Civilis.
De Romeinen bezochten graag het badhuis (thermen) het was een gezellige
ontmoetingsplaats.
Religie bij Grieken, Romeinen en Germanen
Romeinen geloofde oorspronkelijk in de godenwereld (polytheïsme) (een god: monotheïsme)
uiteindelijk was het Christendom de enige godsdienst die was toegestaan.
Toen Jezus Christus werd geboren 27v. Chr,-14 na.Chr.) en de gekruisigde periode (30 na.
Chr.) regeerde keizer Augustus.
Uiteindelijk werd Rome het grote middelpunt van het Christendom, de paus had zich hier
gevestigd als hoogste priester van de kerk.
De bronnen van dit tijdvak
De Romeinen hebben veel geschreven bronnen achter gelaten.
Je kunt denken aan geschreven teksten op papier (papyrus), teksten op houten plankjes en
scripties op gedenk stenen.
Het Latijn alfabet gebruiken wij nog steeds, dat is ons alfabet.
De Romeinen maakte de eerste wegenkaarten van Europa. Denk ook aan de kalender maar
die is wat veranderd.
De meest opzienbarende opgravingen zijn gedaan in de Italiaanse stad Pompeï. Deze stad
werd in 79 na Chr. plotseling bedolven onder een laag as na een vulkaan uitbarsting, de
vondsten in die stad geven een goed beeld van toen.
De komst van de Romeinen naar West-Europa maakt een einde aan het tijdperk prehistorie.
JORT GESCHIEDENIS
De Grieken en Romeinen leefde in dezelfde tijd tegelijk.
GRIEKS RIJK
- Griekse wereld: Griekenland en een stuk van Turkije.
- Stadstaat is een stad met omringend platteland (met een kleine oppervlakte niet zoals
Nederland).
Eigen bestuur, eigen regels en eigen wetten, dus verschillende staatsvormen.
Dit kwam voor in de stadsstaten:
Monarchie: één persoon de macht, legaal omdat het de zoon was.
Tyrannie: zelf de macht gegrepen door een staatsgreep bijv. dus niet legaal.
Aristocratie: regering van de adel (aristocraten)
Oligarchie: regering van een kleine groep mensen die niet persé van adel zijn (waren
slimste of de rijkste bijv.).
De bevolking had geen invloed op deze stadsstaten.
5
, Democratie: regering door de bevolking alleen als je burgerrecht had.
Burgerschap: het feit dat je burger bent met alle politieke maatschappelijke rechten erbij.
Wie hadden er in Athene burgerrecht? Alleen de mannen die daar geboren waren.
Filosofen: proberen de wereld te verklaren op een rationele manier.
Dit was het begin van de wetenschap.
Ze hielden zich bezig met natuur en wiskunde, geneeskunde, politiek enz.
Alexander de grote veroverde Griekenland en verspreiden de Griekse cultuur naar het oosten.
Dat noemen we het hellenisme (Hellas is de naam voor Griekenland).
ROMEINSRIJK
Consul belangrijkste functie: opperbevelhebber van het leger.
Senaten waren erg machtig: adel en het volk.
Burgeroorlog breekt uit tussen de consuls – Caesar en Pompeus. Caesar grijpt de macht.
Hij regeert een tijdje als dictator. Caesar wordt vermoord, er ontstaat een burger oorlog en
het neefje (Octaf Janus??) van Caesar neemt het over. Hij laat zich kronen tot keizer.
De senaat en consuls hadden nu weinig macht. En het wordt een monarchie.
Daarna groeit het Romeinse rijk – Romaans Imperium.
Een imperium is een groot rijk onder de macht van een keizer of één volk.
Reden groei: sterk leger, goed verdedigbare grenzen, goede infrastructuur (goede wegen
zodat soldaten zich goed kon verplaatsen, veilig handelen), goed bestuur (hele rijk dezelfde
regels).
Romanisering: het overnemen van (delen van) de Romeinse cultuur en volken.
De Romeinen bewonderde de Grieken; kunst, architectuur, filosofie, literatuur, in het
openbaar spreken enz.
6