Samenvatting Media & Maatschappij - Landschap
Hoofdstuk 1: De media-explosie: een eerste verkenning.
De kwantitatieve groei door media-explosie: We leven in de media en er is geen wereld voor te
stellen zonder media. Media maakt enorme ontwikkelingen en veranderd voortdurend.
De kwalitatieve groei door media-explosie: Tweerichtingsverkeer: zender en ontvanger (gebruiker)
vervagen, iedereen kan media produceren en consumeren.
1.3: Zes kenmerken van de media-explosie:
1. Groei van communicatiemiddelen & communicatieaanbod (diversificatie): Aanbod en diversiteit
groeien, dit begon met de boekdrukkunst (printmedia).
Diversificatie (verscheidenheid): Korte levenscyclus van media apparaten, steeds meer
keuzemogelijkheden en aanbod van ontwikkelde middelen en applicaties. Verscheidenheid
aan informatiesoorten, informatiedragers en communicatiekanalen.
2. Digitalisering van media (elektronisch verwerken van informatie, ICT): Door toepassing van
informatie en communicatietechnologie, het elektronisch verwerken van allerlei soorten
informatie.
1. Telematica: Het samengaan van computernetwerken en telecommunicatie.
2. Snelheid aanbod: Gemak om ergens snel bij te kunnen.
3. Gemakkelijk aanbod: Toegankelijk voor iedereen.
4. Persoonlijk: Eigen tijd en keuze.
5. Vervaging: Alles speelt door elkaar heen en smelt met elkaar samen, consumenten worden
zenders en zenders worden consumenten.
3. Convergentie (samensmelten van verschillende kanalen): Ineenvloeien van informatiedragers,
informatiekanalen en communicatiemedia. De grenzen tussen informatiedragers (computer) en
communicatiekanalen (kabel) vervagen, dit raakt aan elkaar gekoppeld door digitalisering.
Fabrikanten, aanbieders en leveranciers werken met elkaar samen (economische
convergentie) dit vult elkaar crossmediaal aan.
Crossmediale communicatie: uitgangspunt van een bepaald onderwerp, verschillende media
typen die op elkaar reageren en elkaar aanvullen (kruisbestuiving, verschillend publiek
bereiken) Boodschap kan met behulp van meerdere media verteld worden.
4. Uitbreiding van zintuigelijke ervaring: Steeds meer media spelen online in op meerdere
zintuigen. Hoe meer zintuigen door een medium aangesproken worden, hoe rijker het medium
is (virtual reality).
5. Verdwijnen van scheiding tussen interpersoonlijke- en massacommunicatie: Zender,
boodschap, middel (medium), ontvanger en doel vervagen door elkaar heen.
“Wie zegt wat tegen wie, via welk middel en met welk effect?” (Van Wijk).
1. Interpersoonlijke communicatie: één op één (klein bereik).
2. Massacommunicatie: indirect, los van ruimte en tijd (groot bereik).
3. Massa-zelfcommunicatie: het ineenschuiven van interpersoonlijke- en massacommunicatie.
6. Professionalisering: Groei van het aantal professionele communicatiebanen en mediaberoepen
(bijvoorbeeld influencer of vlogger in plaats van alleen journalist).
, Hoofdstuk 2: Van spraak naar schrift: de eerste mediarevolutie.
De drie mediarevoluties:
Mediarevolutie 1: De ontwikkeling van het schrift (prehistorie 3000/600 voor Christus).
Mediarevolutie 2: De uitvinding van de drukpers (rond 1450).
Mediarevolutie 3: De komst van elektronische en digitale media (vanaf 1850).
Mediarevolutie 1: De ontwikkeling van het schrift, van orale traditie naar schrift en het invoeren van
het alfabet (prehistorie 3000/600 voor Christus): Van gelijktijdig naar ongelijktijdig, van iconisch
naar symbolisch, kenmerken van de orale samenleving, kenmerken van de alfabetisering,
gevolgen van het schrift voor de samenleving.
2.1: Orale samenleving:
1. Memoriseren: Informatie opslaan in je geheugen.
2. Imiteren: Gedrag na doen en herkennen.
3. Orale samenleving en traditie: Cultuurpatroon wordt mondeling doorgegeven (gelijktijdig en
kleinschalig).
4. Taaltekens: Stemgeluiden vormen woorden en zinnen.
2.2: Het ontstaan van beeldtekens:
5. Visuele tekens: Bijvoorbeeld een rotstekening (pril begin van visuele massacommunicatie).
6. Pictografisch schrift: Beeldsysteem van beeldtekens voor belangrijke informatie (op
bijvoorbeeld kleitabletten, abstracter dan visuele tekens.
7. Spijkerschrift: Beeldtekens koppelen aan gesproken woorden, inplaats van een teken een
abstract streepje voor een lettergreep die een afzonderlijke klank weergaf (begin van de
schriftcultuur).
8. Combineren van beeldtekens en lettertekens: Visuele weergave van afzonderlijke letters, het
alfabet zonder klinkers en medeklinkers (het eerste alfabet).
2.3: Het alfabetisch schrift:
9. Het Alfabet: Het alfabet met klinkers en medeklinkers, codering in vaste tekens voor klinkers en
medeklinkers uit de spreektaal (één symbool, één minimale klank).
Door deze negen stappen was de eerste mediarevolutie een feit, hierdoor volgde de invoering van
het schrift.
Semiotiek: Leer van de tekens (tekenleer).
Symbolisch teken: Tekst.
Iconisch teken: Plaatje, afbeelding.
Connection-oriënted: Ongelijktijdig (opslaan en teruglezen).
Connectionless communication: Gelijktijdig (op één moment, eenmalig).
Point-to-point: Kleinschalig (één op één, interpersoonlijk).
Broadcast: Grootschalig (groot bereik, massacommunicatie).
2.3/2.4: Documentatie en ongelijke communicatie:
Het nieuwe medium werd in het begin gezien als gevaarlijk en ongewenst: Door het schrift kreeg
de lezer toegang tot andere werelden en andere denkwijzen (een eigen mening vormen). Door het
lezen van de bijbel kwam er kritiek op de middeleeuwse kerkcultuur. Door alfabetisering en de
invoering van het schrift werd ongelijktijdige communicatie mogelijk. Schrift is een aanvulling op
het spreken en luisteren, geen vervanging.
Gevolgen: Religie, wetenschap, filosofie en taal.