Neurocognitieve stoornissen en ouderenpsychiatrie
Kenmerk
Achteruitgang van cognitieve vermogens en het functioneren in het dagelijks leven (biologische oorzaak).
Cognitieve stoornissen zijn stoornissen in het (her)kennen van de omgeving zoals stoornissen in aandacht en
concentratie, inprenting, geheugen, planning, overzicht initiatief en diverse aangeleerde vaardigheden.
Vormen van cognitieve stoornissen
- Delier
- Dementie
- Amnetische stoornissen
Delier
Een toestand van geestelijk verwarring, desoriëntatie en het onvermogen ergens de aandacht op te richten.
Een delier is altijd tijdelijk en kortdurend. Het kortetermijngeheugen wordt aangetast. - Stoornis in het
bewustzijn (stoornis in aandacht en concentratie)
Verschijnselen
- Acute verwardheidtoestand
- Acuut hersensyndroom
- Acuut hersenfalen
- Acute organische processen
- Vergiftigingspsychose
- Acuut begin en wisselend beeld gedurende de dag
- Onderliggende lichamelijke aandoening, intoxicatie of onttrekking van een middel.
- Hyperactief (snel en verward praten, doelloos bewegen, plukkerig bij bijvoorbeeld pluisjes) of juist hypoactief
(traag, vrijwel onbeweeglijk, weinig spreken)
Sundowning: Wanneer iemand overdag redelijk goed functioneert en in d avond bij schemering erg verward
raakt.
Delirium tremens
Bij chronische alcohollisten die acuut stoppen. Het acuut stoppen met alcoholgebruik is levensgevaarlijk en
veroorzaakt een verhoogde temperatuur, een vuurrood gezicht, een versnelde pols en een verhoogde
bloeddruk. Bij driekwart van de mensen duurt een delirium tremens 72 uur of korter. Na afloop vallen mensen
in een diepe slaap en kunnen zich bij het wakker worden niets meer van het delirium tremens herinneren. In
één op de tien gevallen is er sprake van een dodelijke afloop.
Differentiaaldiagnose
- Depressie
- Waangedachten
- Psychose
- Geheugenstoornis
Epidemiologie
De prevalentie van delier onder ouderen > 65 jaar in de algemene bevolking varieert van 1,8-2,3%. In
Nederland, onder bewoners in verzorgingshuizen, werd een incidentie van 14,6 per 100 persoonsjaren en een
prevalentie van 8,2% gevonden.
- Vaker bij mannen
- Komt vaker voor bij mensen waarbij het vermogen van de hersenen om schommelingen op te vangen beperkt
is.
- Vooral bij jonge kinderen, omdat de hersenen niet volledig ontwikkeld/ uitgerijpt zijn (IJlen bij een
koortsperiode). Maar ook bij ouderen mensen, omdat die weinig reserves hebben om het delier voor te zijn.
,Hierdoor kan een onschuldige blaasontsteking al een aanleiding zijn voor het ontwikkelen van een delier.
- Vaker bij mensen die opgenomen zijn
Delier is in ziekenhuis meest voorkomende psychiatrische stoornis (vanwege lichamelijke aandoening), vooral
bij jonge kinderen (koortsijlen) en ouderen vanwege dat de hersenen schommelingen minder goed kunnen
opvangen.
Etiologie
- Acute hersenfalen ten gevolge van een ziekteproces in de hersenen zelf en/of ergens anders in het lichaam.
- Ernstige lichamelijk aandoeningen
- Infectieziekten (griep, urineweginfectie) Temperatuur boven de 37,2 graden
- Internische aandoeningen (nier- of leverziekte)
- Uitdroging, ondervoeding
- Slaapgebrek
- Een ongeval, bijvoorbeeld een gebroken heup
Behandeling
- Onderliggende lichamelijke aandoening
- Antipsychotica of rustgevende middelen, ofwel medicatie
- Urine onderzoek
- röntgenfoto van het hart en longen
- Korte geheugentest (een delirium observatieschaal, DOS)
- Katheter bij een volle blaas
- De patiënt voorzien van een rustige ruimte (bekende voorwerpen/ foto’s, kalender, tijd)
Risicofactoren
- Kinderleeftijd of ouder dan 65 jaar.
- Cognitieve achteruitgang/ dementiesyndromen
- Reeds bestaande hersenbeschadigingen
- Algemene slechte conditie, ten gevolge van een slechte voedingstoestand of een kwaadaardige ziekte.
Dementie
Gebrek aan initiatief en niet in staat om antwoord te geven. Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig
ziektes. Door dementie worden de hersenen aangetast en gaat iemands geestelijke gezondheid geleidelijk
achteruit. De meest voorkomende soorten dementie zijn de ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie
(FTD), vasculaire dementie en Lewy body dementie. Elke vorm heeft zijn eigen kenmerken.
Alzheimer (Een vorm van dementie)
Verschijnselen
Neurocognitieve kenmerken:
- Geheugenstoornissen
- Desoriëntatie in tijd, plaats en persoon
- Afasie (onvermogen om gesproken taal te begrijpen of uit te spreken), apraxie (onvermogen om handelingen
goed uit te voeren, bijvoorbeeld hoe te eten of aankleden) en agnosie (onvermogen om zaken te herkennen: bv
wel iets kunnen zien, maar niet herkennen wat het is)
- Angst, veranderingen in stemming, agitatie, agressie, apathie
- Problemen met inprinting (1 minuutsgeheugen zoals tijdens gesprek het onderwerp niet meer weten).
- Problemen met het kortetermijngeheugen (24 uur, wat gisteren gedaan of gegeten).
- Later ook meer problemen in lange termijn geheugen.
Differentiaaldiagnose
- Angststoornis
- Wanen, hallucinaties
- Decorumverlies (verlies voor gevoel voor het decor/omstandigheden, wat is gepast en ongepast.)
, - Angststoornis
- Slaap- en eetstoornissen
- Gedragsstoornissen
- Persoonlijkheidsveranderingen
- Psychotisch
Epidemiologie
Alzheimer komt vooral voor bij oudere mensen. Eén op de 10 mensen boven de 65 jaar krijgt de ziekte. Bij
mensen boven de 85 jaar is dit zelfs 1 op 2. In Nederland hebben naar schatting 200.000 mensen deze
aandoening.
Etiologie
Sluipend begin en geleidelijk verloop
Oorzakelijke factoren:
- Hersencellen nemen af in volume en functie (ziekteproces)
- Ontstaan van plaques in de hersenen: die vernietigen hersenweefsel (ontstekingscellen)
- Defect in genen die verantwoordelijk zijn voor eiwitproductie, verval in de hersenen
- Genetische factoren
Beloop
In het begin slechts subtiele veranderingen (lichte concentratieproblemen of lichte vergeetachtigheid).
Sommige mensen zijn ook goed in het maskeren. Geleidelijk nemen de symptomen toe en is er sprake van
ernstig cognitief verval.
- Stadium 1: Beginnende geheugenstoornissen en desoriëntatie. belangrijke data vergeten, spullen kwijt,
gemakkelijk weg kwijtraken en tijdens gesprekken onderwerp uit oog raken. Vaak in het begin nog aanpassen,
of sociale contacten vermijden. Onderliggend onzekerheid en angst.
- Stadium 2: Duidelijke geheugenachteruitgang. Geheugen gaat verder achteruit en leervermogen neemt af.
Vooral recente herinneringen gaan verloren. Moeite met op woorden komen. Dagelijkse activiteiten worden
problematisch.
- Stadium 3: Voortdurende beweging. Steeds meer in zichzelf gekeerd. Stereotype zinnetjes, communicatie
wordt moeilijker. Contact vaak enkel aanraking en non-verbaal. Soms nog heldere momenten.
- Stadium 4: Vegeteren. Reageert nauwelijks of niet, ogen gesloten of staren voor zich uit, geen beheersing
meer over ontlasting.
Behandeling
- ROT-Realiteitsoriëntatie training: het stimuleren en activeren van gedesoriënteerde mensen met als doel het
verloren contact met de realiteit terug te vinden.
- Validation: Er wordt gezocht naar aansluiting bij de realiteit van degene die cognitief achteruitgaat in plaats
van de betrokkenen te laten aansluiten bij de realiteit.
- Aanbieden van structuur
- Medicijnen zorgen voor vertraging van cognitieve achteruitgang
- Geheugen training, optimaal gebruik van resterende vermogens. De hersenen blijven hierdoor actief en het
proces wordt vertraagd
- Mogelijk intellectuele uitdaging. Ontwikkeling van Alzheimer uitstellen of voorkomen
- Psychosociale interventies gericht op vergroten welbevinden, ondersteunen mantelzorgers en acceptatie
Amnestische stoornissen
Aandoeningen die worden gekenmerkt door geheugenproblematiek die het gevolg zijn van somatische
factoren of samenhangen met middelenmisbruik.
Verschijnselen
- Leerstoornis
- Geheugenverlies
- Initiatiefverlis