Kb geloof H2,3,4,5,6
H2 Hindoeïsme
In Nederland wonen ongeveer 100.000 hindoes. Daarnaast zijn er steeds meer Nederlanders die zich
aangetrokken voelen tot bepaalde elementen (yoga). Wereldwijd zijn er zo’n 850 miljoen hindoes,
waarvan de meeste in India wonen. De wortels liggen dan ook in India n in het huidige Pakistan. De
naam verwijst naar de rivier Indus, deze ligt in Pakistan. Rivieren en stromend water spelen een
belangrijke rol in het hindoeïsme.
We beginnen zo’n 4500 jaar terug aan de oevers van de Indus. Er waren nog geen waterleidingen en
vergelijkbare voorzieningen dus rivieren waren erg belangrijk (water, vis, kleren wassen, behoefte
doen). Ook de grond rondom een rivier is vruchtbaar. Rond het jaar 2500 voor onze jaartelling
bloeide ook een rijke cultuur op, de Indus-cultuur. Er werden grote steden gebouwd: Harp en
Mohenjodaro. Door opgravingen kwam men tot de conclusie dat sommige dieren heilig waren en dat
ze rituele reinigingen uitvoerden. Ook zijn er afbeeldingen van goden bekend, deze doen je denken
aan yogahoudingen. Hierdoor kwamen wetenschappers erachter dat de Indus-cultuur een
godsdienst had. Deze heeft een overeenkomst met het hindoeïsme, vandaar de wortels in de Indus-
cultuur.
In alle godsdiensten ontstond de behoefte om dingen op te schrijven. Wat opgeschreven was konden
worden bewaard voor het nageslacht. Ook kan je bij geschreven teksten terug grijpen naar de
geloofsbasis. De oudste hindoeïstische geschriften, Veda’s (heilige geschriften) stammen uit de
periode na de bloeitijd (Vedische tijd: 1200-500 voor de jaartelling). Dit is een belangrijke tijd: veel
belangrijke boeken geschreven en rituelen ontwikkeld. Veda betekend wijsheid. Veda’s zijn volgens
de hindoes niet door gewone mensen geschreven. De schrijvers hadden bijzondere gaven: half
goddelijke mensen. De Veda’s zijn geschreven in de taal die we Vedisch noemen. De Vedische tijd is
een belangrijke periode geweest. Veel van die ritualen uit doe periode worden nog steeds toegepast.
De betekenis van de ritualen werd ook groter. Langzamerhand groeide het besef dat de rituelen niet
zomaar versieringen waren, maar dat een mens in zijn leven rituelen nodig heeft. Maar in de loop der
tijd is er wel wat veranderd. De goden spelen bijvoorbeeld nu een minder grote rol. En Shiva en
Vishnu spelen nu een grotere rol dan toen. Godsdienst is niet onveranderbaar, het is een levend deel
van het menselijk leven en verandert mee met dat leven.
Na de tijd van de Veda’s volgde een periode waarin het Hindoeïsme in opzichte veranderde. De tijd
na de Vedische tijd noemen we ‘de tijd van het oudere Hindoeïsme’ deze duurt van 500 voor
jaartelling tot 800 na jaartelling. We kunnen pas vanaf 500 voor christus spreken van het
Hindoeïsme. In de tijd van de Veda’s waren er al wel teksten en rituelen die aan het Hindoeïsme
doen denken, maar er zijn grote verschillen met het Hindoeïsme van nu. Een belangrijke tekst uit het
oude hindoeïsme is het ‘Mahabharata’, geschreven tussen 200 voor en 200 na christus. Eén
onderdeel daarvan is nog heel populair: de Bhagavadgita. In dit boek staat een gesprek tussen
Arjuna en zijn wagenmenner Krishna. Krishna blijkt uiteindelijk een gedaante van de god Vishnu te
zijn. Dit boek wordt ook nu nog door veel hindoes beschouwd als het belangrijkste boek.
Je kan geen duidelijk antwoord geven op de vraag wanneer het Hindoeïsme is ontstaan. Dit kan 4500
jaar geleden zijn of in de tijd van de Veda’s. met zekerheid kan je wel zeggen dat 500 jaar voor het
begin van de jaartelling het hindoeïsme bestaat.
In elke godsdienst is het zo dat gelovigen het over bepaalde dingen wel en niet eens zijn. In het
Hindoeïsme is dit nog erger. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de manier waarop deze
godsdienst is ontstaan. De mensen die rond de rivier de Indus woonden werden hindoes genoemd,
maar wat ze precies deden en dachten heeft niemand op gelet. Vanaf het begin zijn er al veel
verschillen geweest in het hindoeïsme. De meeste vinden dit niet erg. Ze vinden godsdienst een
persoonlijke zaak en leggen de nadruk meer op wat je doet dan wat je gelooft. Het is dus onmogelijk
,om vanuit je ideeën uit de geloofsgemeenschap gegooid te worden. Het Hindoeïsme kent ook geen
instantie die vastlegt wat de ware leer is en die in de gaten houdt. Het is dan eigenlijk lastig om over
het geloof van de Hindoes te spreken. Hindoes denken en geloven heel verschillend.
Ook na de tijd van het oudere hindoeïsme bleef de godsdienst in beweging. De wereld veranderde,
de mensen veranderde en dus ook de godsdienst. Een bekend voorbeeld is Maatman Gandhi. Hij
leefde van 1869 tot 1948. In die tijd speelde kastenstelsel een belangrijke rol in de samenleving. in dit
systeem is de samenleving in verschillende lagen verdeeld. Vanaf je geboorte ligt het vast in welke
hoge of lage kaste je thuis hoort. Gandhi kwam tegen dit systeem in opstand. Hij vond het niet goed
dat mensen niet als elkaars gelijken werden gezien. In de ogen van god is iedereen gelijk. Onder meer
door zijn invloed is het kastenstelsel in India tegenwoordig afgeschaft. Maar toch speelt het
kastenstelsel in het denken van veel hindoes nog steeds een belangrijke rol.
De 100.000 hindoes die nu in Nederland wonen, kan je ze globaal verdelen in 3 groepen.
1. Mensen die rechtstreeks uit India en Pakistan naar Nederland zijn gekomen en hun
godsdienstige tradities uit hun moederland hebben meegenomen. Een voorbeeld: de Tamils
uit Sri Lanka.
2. De meeste hindoes komen uit Suriname. De slavernij werd in 1863 afgeschaft. Veel plantages
dreigde ten onder te gaan. Veel Surinamers kwamen tegen de tijd dat het onafhankelijk werd
in 1975 naar Nederland. Veel voelde zich aangetrokken tot het Hindoeïsme. Een voorbeeld is
Krishna-beweging.
De hindoes in Nederland horen voor het grootste deels tot twee stromingen binnen het hindoeïsme:
de Arya Samay en de Sanatan Dharm.
Binnen het hindoeïsme zijn er grote verschillen in wat men precies geloofd. Er zijn hindoes die
geloven dat de hoogste god een persoon is met min of meer een menselijk gedaante: praten, denken
en dingen doen. Andere hindoes geloven niet dat god persoonlijk is. Het goddelijke principe is de
oorsprong en het doel van al het leven. Dit principe (Brahman) kan volgens hen niet praten, denken
of dingen doen. Dit zijn verschillende opvattingen die in het hindoeïsme prima naast elkaar kunnen
bestaan. de grote verschillen hebben waarschijnlijk te maken met het feit dat het hindoeïsme in de
eerste plaats gericht is op praktijk en niet op de leer. Het hindoeïsme leert mensen hoe ze in het
leven kunnen staan en pas op de tweede plaats komen de theorieën over de hogere werkelijkheden.
Bij de verschillen zijn er ook een aantal opvattingen die door vrijwel alle hindoes geaccepteerd wordt.
Dit zijn een paar kernwaarheden die als ware de basis vormen voor de hele godsdienst.
- Hogere werkelijkheid. In het algemeen geaccepteerd dat er een hogere werkelijkheid
bestaat. Er is meer dan alleen de wereld om ons heen. Ander woord voor hogere
(bovennatuurlijke) werkelijkheid: transcendente werkelijkheid. Sommige geloven dat die
werkelijkheid persoonlijk is. Deze opvatting leefde al in de tijd van de Veda’s. er is een
persoonlijke oppergod die alles bestuurt.
Andere geloven in een onpersoonlijke werkelijkheid. Zij zien het hogere als een soort
energie, een goddelijk principe. Spreken, denken en daden verrichten zijn dingen die op
aarde thuishoren. In de hogere werkelijkheid bestaat dit soort dingen niet meer.
Hindoes geloven ook in het bestaan van meerdere goden. Het is dus ook een polytheïstische
godsdienst. Er is meer dan één god. Het hindoeïsme kent duizenden goden, zoals Shiva. Maar
er zijn ook goeden die alleen voor bepaalde families belangrijk zijn. hoewel het hindoeïsme
verschillende goden kent, zijn hindoes niet polytheïstisch. Hiervoor zijn 2 oorzaken. De eerste
is dat hindoes in de eerste plaats zijn goden terug te voeren op één goddelijk principe, de
Brahman. En als tweede plaats voelen hindoes zich met één god meer verbonden. Die ene
god zien zij als een van de vele uitdrukkingsvormen van het goddelijke principe.
De goden lijken veel op mensen, maar hebben gave die gewone mensen niet hebben. In de
traditie worden er prachtige en spannende verhalen verteld over wat de goden gedaan
hebben. vaak komen de goden in die verhalen ook op aarde in de gedaante van mensen.
, - Atman en Brahman. Veel hindoes geloven in een goddelijk principe (Brahman). Daarbij wordt
vaak gedacht dar de wereld ontstaan is vanuit het Brahman. Met Brahman is alles begonnen.
Ook mensen zijn vanuit het goddelijke ontstaan: in ieder mens is een diepe kern bewaard
gebleven die rechtstreeks voortkomt vanuit het goddelijke. De diepste kern wordt Atman
genoemd. Atman = Brahman. De diepste kern van het mens zijn is gelijk aan de hogere
werkelijkheid. Diep in jezelf zit een goddelijke kern. Het uiteindelijke doel is dat je ervoor
zorgt dat het Atman weer teruggaat naar Brahman, je wordt uiteindelijk weer één met het
goddelijke principe. Als dat gebeurt heb je de verlossing bereikt. Atman is niet hetzelfde als
je ziel. Atman is nog kleiner dan je ziel. De ziel is voor hindoes gebonden aan een
persoonlijkheid, aan een bepaald mens. Dit geldt niet voor de Atman.
- Karma en reïncarnatie. Een belangrijke gedachte in het hindoeïsme is het geloof in
reïncarnatie. Reïncarnatie betekent wedergeboorte, opnieuw geboren worden. Hindoes
geloven dat een mens na de dood opnieuw geboren wordt. Dit kan zijn in een beter leven
(hogere positie) dan in het huidige leven, maar je kan ook in een lagere positie binnenkomen.
Je kan ook een dier of steen worden. Hoe je terugkomt na de dood hangt af van de manier
waarop je geleefd hebt. Alle daden die je hebt verricht, noemen het hindoes karma. Karma i
het geheel van wat je in je leven gezegd, gedaan of gedacht hebt. Heb je een goed karma dan
kom je terug in een hogere positie en bij slecht andersom. Mensen kunnen zich niet
herinneren wie ze in hun vorige leven waren, je wordt een nieuw persoon. Alleen de Atman
wordt opnieuw geboren. Het Atman, de goddelijke vonk in ieder mens, zit gevangen in de
gevangenis van het aardse lichaam. Met het aardse lichaam kun je goede of slechte dingen
doen, die dingen zijn bepalend voor de volgende gevangenis van het Atman. Dit gaat altijd
door, een eeuwigdurende kringloop.
- De verlossing. Hoe goed iemand zijn karma is hangt af van hoe goed hij zich gehouden heeft
aan de religieuze plichten. Die plichten worden de dharma genoemd. De religieuze plichten
hangen samen met de kaste waarin ze leven en de positie die ze zich bekleden in de
samenleving. wie zijn leven dus richt naar de dharma, bouwt veel goed karma op en komt in
een volgend leven in een hogere kaste terug. Dit is voor hindoes niet het grootste doel. Het
hoogste doel is de verlossing, de moksha. Die verlossing betekent dat de diepste kern van de
mens niet opnieuw geboren hoeft te worden, niet opnieuw in de gevangenis van het
lichaam. In plaats daarvan wordt de Atman verenigd met het Brahman. De enige manier
waarop je verlost kan woorden is dat je in je leven helemaal geen karma meer opbouwt. Je
komt niet meer terug in een volgend leven, je wordt verlost. Om te zorgen dat je geen karma
opbouwt kan je doen aan karma-yoga: alles wat je moet doen, doe je belangeloos, zonder
interesse in de gevolgen. Je kunt zo voorkomen dat je nog karma vormt.
Het kastenstelsel is erg belangrijk binnen het hindoeïsme. Het is onmiskenbaar in het denken over
wedergeboorte en verlossing. Want als je niet in een hogere kaste geboren kan worden, waarom zou
je je dan aan de dharma (leer) houden.
In het kastenstelsel hoort iedereen bij een bepaalde groep mensen. Bij elke kaste hoort ook een
specifiek beroep. En ze zijn hiërarchisch geordend, hogere en lagere kasten. Elke kaste heeft eigen
rechten en plichten en wie deel uitmaakt van een hogere kaste heeft meer aanzien. Kaste zijn geen
maatschappelijk verschijnsel, ze hebben vooral een religieuze betekenis. De kern van dit systeem
wordt gevormd door het begrip reinheid. Reinheid is erg belangrijk, letterlijk schoon, maar ook aan
rituele reinheid. De rituele reinheid is belangrijk in de weg naar de verlossing. Na reiniging is iemand
rein. Elke kaste heeft een eigen mate van reinheid. Hogere kaste zijn het meeste rein. De kaste
waartoe iemand behoort en de mate van reinheid die daarbij hoort, gaan een leven lang met een
hindoe mee.
Het maatschappelijk systeem in India is gebaseerd op het kastenstelsel. Er zijn beroepen die niet
iedereen mag uitoefenen. Slager is een onrein beroep, dit wordt alleen door de lagere kaste
beoefend. De onreinheid die mensen hebben, kunnen ze overdragen op een ander. Iemand uit een
hogere kaste zal daarom nooit iemand aanraken of eten aannemen van iemand uit een lagere kaste.
, Als je in aanraking komt met een onrein persoon, word je zelf ook onrein. Er moeten dan allemaal
rituelen plaatsvinden om weer rein te worden.
Het hindoeïsme kent duizenden verschillende kasten. De kasten zijn verdeeld in vier verschillende
groepen, standen. De eerste drie standen worden ook wel dvija’s genoemd: tweemaal geborenen. Ze
hebben ook alle drie een hoge mate van reinheid.
1. De stand van de priesters, de Brahmanen. De hoogste stand. Hoge mate van reinheid en
staan vaak in hoog aanzien. Door hun reinheid, mogen ze veel dingen niet, ze worden snel
verontreinigd. Voor priesters extra belangrijk, zij moeten veel rituele handelingen verrichten.
2. Stand van de adel of de krijgers.
3. Stand van de kooplieden.
4. Stand van mensen met een veel minder sterke mate van reinheid. Zij doen werk dat voor
mensen uit hogere standen te verontreinigend is. Zoals werk met de dood, vlees en vuilheid
te maken heeft.
Alle duizenden kasten zijn ergens 4 standen te verdelen. Iedere hinde heeft dan ook door zijn
geboorte een bepaalde sociale en godsdienstige status. Eén groep is er nog niet besproken: de
kastelozen (outcasts). Dit zijn mensen die niet tot een bepaalde kaste behoren. Ze zijn heel onrein en
woorden ook wel de onaanraakbare of paria’s genoemd. Staan onderaan de maatschappelijke
ladder. Mahatma Gandhi heeft zich sterk ingezet voor deze groep, hij noemde ze kinderen van god.
Er is veel kritiek geweest op het kastenstelsel. En dan vooral op de ongelijkheid die gepaard gaat met
het stelsel. Binnen het hindoeïsme zijn er dus ook stromingen die het kastenstelsel afkeuren. Binnen
de bhakti (liefdevolle overgave aan god) wordt ervan uit gegaan dat iedereen gelijk is. Mahatma
Gandhi vond ook dat het systeem voor te veel ongelijkheid zorgde, officieel is het dan ook afgeschaft.
Het systeem wordt ook misbruikt door mensen die het zo naar hun hand willen zetten om er dan zelf
beter van te worden. Toch moet je bedenken dat dit systeem eeuwenlang een manier was om de
hindoeïstische samenleving te structureren. Iedereen had zijn eigen plek. De hiërarchie zegt niets
over hoe volwaardig iemand als mens is. De positie zegt niets over menswaardigheid en of iemand
een goed mens is.
Bij de kritiek si er dus altijd de vraag wat er precies bekritiseerd wordt: tegen het stelsel of tegen het
misbruik wat van het stelsel wordt gemaakt. Er zijn stromingen waar het stelsel nauwelijks nog een
rol speelt, zoals de Arya Samaj, 15% van de Nederlandse hindoes rekent zichzelf hierbij.
Het hoogste goddelijke principe wordt Brahman genoemd, Brahman manifesteert zich in vele goden.
Vishnu en Shiva zijn het belangrijkst.
- Vishnu. Een van de belangrijkste goden binnen het hindoeïsme. Wordt gezien als een
vriendelijke god. In traditionele verhalen is hij getrouwd met Lakshmi, de godin van
voorspoed en zegen. Hij is vooral bekend door de gedaanten waarin hij op aarde kwam.
Zulke gedaanten of verschijningsvormen heten avatars. Er worden tien avatars van Vishnu
genoemd. De eerste is een vis, hij waarschuwde toen Manu, de eerste mens, dat er een grote
vloed zou komen. Hij gaf het advies om een boot te bouwen, zodat die zou overleven (lijkt op
verhaal van Noach). Van de tien gedaanten, liggen er nog 9 in het verleden. De belangrijkste
is de achtste (zie foto) Vishnu in de gedaante van Krishna op aarde leefde. De tiende avatar
moet nog komen. Hindoes geloven dat hij opnieuw zal komen als het slecht gaat met de
wereld. Keert terug als ruiter Kakin rijdend op een wit paard. Zorgt weer voor een gouden
tijd.