H1 het jonge kind
1.1 kenmerken van kleuters
er is een verschil tussen kleuters en schoolkinderen (kinderen vanaf 6/7 jaar). Fröbel (1782-1852) zag
een onderscheid tussen kinderen jonger en kinderen ouder dan zes jaar. kinderen jonger dan zes zijn
gericht op de binnenwereld: worden beheerst door impulsen van binnenuit. De buitenwereld geven
ze vorm in overeenstemming met hun eigen natuur. Groeien en ontwikkelen doen jonge kinderen
van binnen naar buiten.
Vanaf zes jaar is het kind volgens Fröbel gericht op de buitenwereld. De ontwikkeling gaat vanaf de
schoolkindfase van buiten naar binnen. Het kind is dan pas in staat onderwijs te ontvangen waarbij
maar de leerkracht kennis overdraagt. Maar het onderwijs moet in de schoolkindfase wel nog gericht
zijn op werkelijk inzicht en actief begrijpen. De buitenwereld wordt inwendig gemaakt. Ook Geurtz
benoemt dit verschil. Jonge kinderen leven nog in een toestand van onbewuste vanzelfsprekendheid
van het bestaan, het staat nog dichtbij zijn natuurlijke staat van zijn (blij = lachen, verdriet = huilen).
Als het kind meer bewust is van zichzelf, reageert het minder argeloos, het kind gaat zichzelf
beoordelen en weet dat andere dit ook doen. Schoolkinderen filteren hun reacties door de ‘hoe-
kom-ik-over-zeef’. Een kleuters is geen schoolkind, hierdoor is het begrijpelijk dat het schoolse leren
pas bij 6 á 7 jaar begint. Voor die leeftijd is het niet effectief de buitenwereld als standpunt te nemen.
Jonge kinderen leren als hun hele innerlijke wezen ergens door gegrepen wordt. de kleuterfase heeft
een eigen dynamiek: jonge kinderen zijn speels, onderzoekend en nieuwsgierig. Ze bekijken de
wereld op een verassende manier, alles is nieuw voor hen. In de eerste vier jaar leren mensen meer
dan in alle jaren daarna.
Kenmerken van kleuters:
- emotionele beleving. Beleven emoties intens. Voor volwassenen is het ‘het is maar
kinderverdriet’. Maar als je herinneringen koestert aan je eigen kindertijd zul je die emoties
begrijpen. Een knuffelbeest kan houvast en veiligheid bieden. Een knuffel vervangen kan niet.
Een kleuter heeft een hele relatie met zijn knuffel. De manier waarop kleuters hun wereld
beleven is emotioneel gekleurd. Zoals altijd pannenkoeken eten bij oma (pannenkoeken
houden die herinnering). Kleuters beleven hun werkelijkheid als een totaliteit waarbij hoofd
en hart niet gescheiden zijn. als je activiteiten die je met de kinderen hebt ondernomen wilt
evalueren, telt dus niet alleen de kwaliteit van de activiteit maar ook de kwaliteit van jouw
relatie met het kind.
- Intuïtief. Kleuters hebben nog niet veel begrip van de wereld en moeten dit compenseren.
Dit doen ze met intuïtie. Ze kunnen haarfijn situaties en mensen aanvoelen. Ze hebben niet
altijd woorden voor die gevoelens, maar dat is niet erg. Leerkrachten denken weleens dat ze
hun gevoel voor kleuters kunnen verbergen. Maar kleuters voelen dit aan. Ze letten niet erg
op verbale uitingen, maar min of meer op non-verbale signalen. Je moet jezelf dus goed
kennen en dat je eerlijk en open met je emoties durft om te gaan. Ook is het belangrijk dat je
je best doet om van elk kind te houden. Lukt dit niet dan komt het kind bij jou niet tot zijn
recht.
- Egocentrisme. Noemen we volwassenen egocentrisch dan suggereren we dat er iets mis is
gegaan met hun sociale ontwikkeling. Het egocentrisme van kleuters is niet hetzelfde als
egoïsme of gebrek aan gericht zijn op andere. Het is meer een cognitieve kwestie, jonge
kinderen kunnen zich niet in andere verplaatsen (perspectief). Ze snappen niet dat oma de
moeder van je moeder is. Het egocentrisme belemmert hen niet in andere goed aanvoelen;
het betreft uitsluitend cognitief egocentrisme, Piaget toonde aan dat kleuters tot 10 cognitief
egocentrisme vertonen. De leerkracht helpt kinderen om zaken vanuit het perspectief van de
ander te leren zien. En dit lukt steeds beter, naarmate de cognitieve ontwikkeling vordert.
- hang naar gewoontes en routines. Kinderen zijn gewoontedieren. Er is ontzettend veel wat
hen onzeker kan maken. Vaste gewoontes en routines geven die zekerheid terug. de wereld
wordt inzichtelijker als je kunt terugvallen op hoe het hoort en als je vaste regelmaat ervaart
in de dagelijkse gang van zaken. Een vast dagprogramma met terugkerende routines is voor
, kleuters erg prettig. Veel dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn, zijn voor kleuters niet zo
(drijfnat doekje tafel schoonmaken). Montessori heeft een middel gegeven om op een
positieve, bij jonge kinderen passende manier om te gaan met regels en afspraken.
- Concentratievermogen. Jonge kinderen kunnen zich goed concentreren, maar ze kunnen niet
20 minuten stil zitten. De betrokkenheid zit bij de activiteiten. Een leerkracht die veel taken
toedient zal bij de jongste niet kunnen rekenen op succes. Je hebt pas alle betrokkenheid als
die activiteit evenveel betekenis heeft als datgene wat ze zelf bedenken. Jonge kinderen
moeten dus vooral ruimte krijgen om hun eigen plan te kunnen trekken.
- behoefte aan handelen en bewegen. Het concentratievermogen wordt ook in twijfel
getrokken, omdat ze een behoefte hebben aan handelen en bewegen. De
bewegingsbehoefte is zo groot dat je kan voorspellen dat ze gaan friemelen en/of wiebelen
als ze lang stil moeten zitten. Waarom als de activiteit niet betekenisvol is. Het zal je dus niet
verbazen dat kleuters meer dan een derde van de schooltijd aan beweging doen. Niet alleen
ogen en oren, maar ook hun handen moeten iets te doen hebben.
- magisch denken.de wetten van de logica, zoals oorzaak/gevolg en middel/doel, zijn hier niet
van toepassing. De jongste kleuters weinig behoefte aan logische verklaringen. De magische
wereld wordt door opvoeder vaak niet begrepen. Tegen het eind van de kleutertijd zie je bij
kinderen de behoefte groeien aan bewijzen en oorzakelijke verklaringen voor de
werkelijkheid in plaats van magisch denken. Het magisch denken levert veel goeds op en laat
ze daarom ook niet snel los. Magisch denken verdwijnt nooit helemaal. Daarom moet je
kinderen nooit het rationele denkschema in willen duwen. Jij als leerkracht moet weer in de
magische wereld gaan geloven.
- geen scherp onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid. Kinderen blijven hangen in hun
fantasie en beleven deze best intens. In hun fantasie is alles mogelijk. En deze kan
overspringen naar de werkelijkheid. Omdat kleuters aan hun zelfbedachte realiteit
werkelijkheidswaarde toekennen, hebben ze ook het vermogen om te spelen. spel is voor
volwassenen een doe-activiteit. Kleuters weten dat ze doen alsof, maar die houding is
dodelijk voor het echte spel. Je kunt pas spelen als je er zelf in geloofd.
Houd deze kenmerken als leerkracht in je achterhoofd, maar onthoud elk kind is uniek.
H3 het belang van spel voor de ontwikkeling van jonge kinderen
3.1 wat is spel?
Het is moeilijk om hier een juiste definitie van te geven. Voor nu houden we vast aan: spel is wat je
doet als je niet probeert iets te doen, het is een activiteit waar het de bedoeling is dat je geen doel
hebt. Deskundige zijn het eens over dat activiteiten waarbij alle mogelijkheden van tevoren
vastgelegd of bekend zijn en waarvan het verloop voorspelbaar is niet onder spel vallen. In een klas
waarin de leerkracht veel aan de fantasie en de creativiteit van kinderen overlaat, wordt meer
gespeeld dan in een klas waarin bijna alles voor kinderen is vastgelegd. Volgens
ontwikkelingspsycholoog Kohnstamm (2009) heeft spel de volgende kenmerken:
1. als het kind speelt, wil het daarmee niets speciaals bereiken. Het bezig zijn is het doel op
zichzelf. Speelt het kind voor een doel, dan is het geen spel.
2. Bij het spelen is het kind actief. Voorgelezen worden, dagdromen en tv kijken zijn te passief
om spel genoemd te worden.
3. Een spelend kind heeft plezier in wat hij doet: spelen zolang hij er zin in heeft.
4. Bij het spelen is een kind vrijwillig bezig. Een kind dwingen tot spelen is onmogelijk. Je kunt
spel stimuleren, maar het moet van binnenuit door het kind aan de gang gehouden worden.
Alleen als een activiteit alle vier de kenmerken heeft mag er gesproken worden van spel.
Ook onderwijskundige Janssen-Vos (2006) noemt bij de kenmerken van spel hij vrijwillige karakter,
vrijheid van handelen en het plezier. Zij wijst ook naar:
- Dat kinderen bij spel zelf betekenis geven aan materialen en middelen.
, - Dat het spel niet alleen vrijheid van handelen kent maar ook regels. Deze maken kinderen
zelf, deze komen voort uit de werkelijkheid.
- Dat het spel een open, flexibele activiteit is waarbij de nadruk ligt op het proces en niet op
het omschreven product.
Er is volgens haar ook sprake van spel als er resultaten of producten uit voort komen. Het
spelkarakter is gewaarborgd als de kinderen zelf bepalen aan welke eisen deze moeten voldoen.
Kinderen moeten hierbij wel een eigen betekenis geven en hun eigen bedoeling volgen.
Langeveld (1972) maakt in dit verband onderscheidt tussen doelvrije en doelloze activiteiten. Spel
kenmerkt zich door doelvrijheid, niet door doelloosheid. Niet de afwezigheid van een eindresultaat,
maar het onbestemde van dat eindresultaat. Het kan nog alles worden si voor hem essentieel.
Constructieactiviteiten moet volgens hem een open en flexibel karakter hebben en dan kan je ze bij
spel rekenen.
Kohnstamm en Janssen-Vos spreken over plezier. Dit woord moet niet verkeerd begrepen worden.
Spel is niet zomaar leuk, maar is altijd intrinsiek bevredigend. Je kunt erin opgaan. Het spreekt alle
emoties aan en die worden tijden het spel intensief beleefd. Essentieel is dat degene die het spel
speelt zijn uitdagingen bepaald, af en toe risico nemen. Al spelend doen we dingen die alleen voor
onszelf van belang zijn en creëren we een wereld die voldoet aan onze eigen maatstaven.
3.2 spel in de gevarenzone?
Spel is alleen spel als het geen andere bedoeling heeft dan spelen. dit is gek als je bedenkt dat spel
voor een kind van levensbelang is. Peter Gray (2013) wijt de teloorgang van het kinderspel aan de
volgende factoren:
- Kinderen brengen steeds meer tijd door op school, waardoor de tijd om vrij te spelen steeds
meer verminderd. Minder schooltijd zal de leerresultaten ten goede komen.
- We denken dat kinderen vooral van volwassenen leren, op een schoolse manier. We
vergeten dan het leren van spelen en leeftijdsgenoten.
- Ouders hebben extreme angst hun kinderen echt vrij te laten (zonder toezicht). Daardoor
wordt er steeds minder buiten gespeeld en zijn er dus minder leeftijdsgenoten waarvan je
kan leren.
Als kinderen niet kunnen spelen, kunnen ze allerlei psychische problemen ontwikkelen. In onze
cultuur van efficiëntie en doelmatigheid wordt spelen niet gewaardeerd. We kunnen ons moeilijk
voorstellen dat doelvrij bezig zijn iets op kan leveren. Als we kijken naar de kenmerken van spel dan
zien we een traditionele taakopvatting in het onderwijs, waaraan gesleuteld moet worden om het
spelen een kans te geven. Om spel te stimuleren moet je al leerkracht de regie uit handen laten
nemen, je hebt geen traditionele leerkrachtrol.
De ontwikkeling van kinderen wordt beïnvloed door de culturele omgeving waarin ze leven. In een
cultuur waarvoor spelen geen plek is komt spelervaring dus ook weinig voor. Het is ook van belang
hoe een ouder reageert op de sociaal-culturele omgeving (het kind wil spelen). keuren ouders wat af
dan zullen kinderen op zoek gaan naar nieuwe mogelijkheden. Want ook al is het spel in principe van
de kinderen zelf, ze zijn wel afhankelijk van onze waardering. Ouders moeten de kinderen de ruimte
geven om te kunnen spelen en hun de stimulans bieden om ook te durven spelen. wordt aan die
voorwaarde minder voldaan dan moeten het onderwijs extra inspanning leveren om de kinderen niet
alleen te laten spelen, maar ook te leren spelen.
3.3 de waarde van het spel voor de ontwikkeling.
Vygotsky meent dat voor jonge kinderen spelen de beste manier is om hogere mentale functies te
ontwikkelen. Spel is voor de ontwikkeling van psychisch gezonde persoonlijkheden erg belangrijk.
Spel blijkt van grote waarde voor verschillende gebieden van de kinderlijke ontwikkeling. Zoals:
- De emotionele ontwikkeling. Spelen kan emotioneel analfabetisme bestrijden. In spel
kunnen kinderen hun gevoelens uitspelen. Kinderen kunnen allerlei moeilijke dingen
meemaken, in spel kunnen deze gevoelens een plek krijgen en verwerkt worden. Als
kinderen zich veilig en onbedreigd voelen spelen ze argeloos over datgene wat hen diep,
, soms woordloos en onbewust aanwezig is in hun gevoelsleven. Als spelend komt het
binnenste naar buiten. Emoties zijn voor degene die ze ondergaat niet altijd te begrijpen.
Spel is voor kinderen dan een veilige manier om hun gevoelens te uiten en ermee om te
gaan. Kleuters zijn nog niet in staat aan praten over zichzelf, laat staan moeilijke emoties. In
spel vinden ze voor die emoties, symbolische taal. als leerkracht moet je hierop inspelen, het
is daarom van groot belang dat je vertrouwensband met het kind goed is. Als een kind over
zijn zorgen speelt, verdwijnen ze niet maar worden ze hanteerbaar. Dit noemen we
catharsiswerking van het spel. In spel hebben kinderen zelf de controle over de situatie. Dat
is goed voor het emotionele evenwicht, in het dagelijks leven is dit weinig, alles wordt voor
hen bepaald. Voor een deel is dat prima, toch juist in de kleuterfase is autonomie een kritiek
moment. Het is een gezonde behoefte om autonomie te willen verwerven, krijgen ze dit niet
dan krijgen ze een gevoel van onmacht en schuld. In spel kunnen ze wel autonomie ervaren.
Het spel is van henzelf en zij kunnen erin bepalen wat ze willen. Volwassenen vertellen hen
niet wat ze goed en fout doen in spel. Kinderen experimenteren op hun manier de
werkelijkheid en dat geeft zelfvertrouwen.
- De sociale ontwikkeling. Op school moeten kinderen een plek verwerven tussen
leeftijdsgenoten. Ze zijn ineens lid van een groep waarin je met elkaar omgaat op basis van
gelijkheid. Hun sociale identiteit moet opnieuw worden gedefinieerd: wie ben ik? Ze leren
onderhandelen, reageren op agressie, omgaan met machtsverhoudingen, eerlijk delen,
zichzelf verdedigen, elkaar overtuigen, elkaar imiteren en vrienden maken. In omgang met
elkaar leren kinderen zichzelf kennen. De eerste ontdekkingen over zichzelf in de groep
hebben enorme invloed op hun persoonlijkheidsontwikkeling. Het leren omgaan met
leeftijdsgenoten is soms ingewikkeld/frustrerend of bevredigend. Vooral bij spelen doen
kinderen (soms onder begeleiding) ervaringen op met die niet te verwerven sociale
identiteit. Spelen is de manier om de sociale werkelijkheid te verkennen en te representeren.
Ze spelen dingen na en daardoor leren ze regels die gelden in het sociale verkeer. Het kind
leert omgaan met normen en waarden die gelden in de gemeenschap waartoe hij behoort,
het spel draagt bij aan socialisatie. In spel nemen kinderen deel aan sociaal-culturele
activiteiten waarin niet alleen eigenbelang of individuele prestaties tellen. Ze leren rekening
houden met andere en te anticiperen op hun reacties. Ze ervaren hoe hun eigen belang een
plek krijgt of hoe die soms moet wijken voor andere. Ze merken dat samenwerkingen tot
betere resultaten leidt. Zo draagt spel bij aan de ontwikkeling van een gemeenschapsgevoel.
- De cognitieve ontwikkeling. In spel gelden de eigen plannen en ideeën van kinderen.
spelactiviteiten vragen meer denkkracht van de kinderen zelf. Ze moeten bedenken wat ze
gaan spelen, hoe ze dat gaan spelen en wat ze erbij nodig hebben. ze moeten zich mentale
voorstellingen kunnen vormen van de situaties waarover ze spelen, van de rollen in de
situatie en de activiteiten die die rol uitvoert. Vygotsky zocht de waarde van het spel vooral
in de cognitieve ontwikkeling:
Het spel creëert een zone van naaste ontwikkeling. Nieuwe
ontwikkelingsmogelijkheden dienen zich in spel eerder aan dan in andere
activiteiten. Zo vertoont het kind soms vaardigheden wat het in andere situaties nog
niet kan. In spel presteert het kind altijd boven niveau. De mentale vaardigheden die
ze gebruiken zijn van een hoer niveau dan bij andere activiteiten.
In het spel handelen kinderen volgens een eigen, intern plan. Het spel maakt het
mogelijk betekenissen en ideeën los te zien van de concrete handelingen en
voorwerpen. In spel handelt het kind onafhankelijk van zijn waarneming. Vygotsky
en Piaget meenden dat het kunnen hanteren van symbolistische representaties een
aanwijzing is voor het hanteren volgens een intern plan. En dat markeert het begin
van abstract denken.
Spel maakt zelfgestuurd handelen mogelijk. In spel laten kinderen hun eigen gedrag
sturen. Kinderen volgen niet zomaar hun eerste impulsen, maar onderwerpen zich
aan regels, zelfs als ze met die regels in het echte leven moeite hebben. elkaar