Inhoud
H46 Basisbegrippen van de Europese Unie............................................................................................2
46.1 Structuur van de Europese Unie.................................................................................................2
46.2 Wat is het recht van de Europese Unie.......................................................................................2
H47 Organisatie en bestuur van de Europese Unie................................................................................3
47.1 Europese Raad............................................................................................................................3
47.2 Raad van Ministers.....................................................................................................................3
47.3 Europese Commissie...................................................................................................................3
47.4 Europees Parlement...................................................................................................................3
47.5 Hof van Justitie...........................................................................................................................3
H49 Besluiten en bestuur.......................................................................................................................4
49.1 Typen besluiten..........................................................................................................................4
49.2 Bestuur in de Europese Unie......................................................................................................4
49.3 Begroting van de Europese Unie.................................................................................................4
H50 Interne markt..................................................................................................................................4
50.1 Grote economische ruimte.........................................................................................................4
50.2 Afschaffen van binnengrenzen...................................................................................................5
50.3 Verbodsbepalingen en bevoegdheden harmonisatie.................................................................5
H51 Vier vrijheden..................................................................................................................................7
51.1 Vrij goederenverkeer..................................................................................................................7
51.2 Vrij personenverkeer..................................................................................................................8
51.3 Vrij dienstenverkeer...................................................................................................................9
51.4 Vrij verkeer van kapitaal...........................................................................................................10
H54 Economische en monetaire unie...................................................................................................10
54.1 Economische unie.....................................................................................................................10
54.2 Monetaire unie.........................................................................................................................10
54.3 Euro..........................................................................................................................................10
H55 Buitenlandse politiek.....................................................................................................................11
55.1 Douane-unie.............................................................................................................................11
55.2 Conventionele en autonome handelspolitiek...........................................................................12
Internationaal recht is in het leven geroepen om:
Vergemakkelijken van handel;
, Eerlijke concurrentie, lagere prijzen, meer kwaliteit;
Vergrootte welvaart;
Betere concurrentiepositie wereldhandel;
Politieke stabiliteit & vrede.
H46 Basisbegrippen van de Europese Unie
46.1 Structuur van de Europese Unie
De EU zoals die nu bestaat is tot stand gekomen in drie fasen:
De Europese Economische Gemeenschap (1958-1993), vorming interne markt.
De Europese Gemeenschap en de Europese Unie, in 1993 is de Europese Unie opgericht bij
het Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht), ten bevordering van
buitenlandse politiek en samenwerking tussen politiediensten- Europese politiedienst
Europol in Den Haag.
Europese Unie, het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, hiermee ging de EEG de EG
en de EU samen tot de Europese Unie.
Verdragen:
Verdrag betreffende de Europese Unie (VUE); In de VUE worden de hoofdlijnen van de
structuur en beleid van de EU geregeld, en bepalingen over het gemeenschappelijk
buitenlands en veiligheidsbeleid.
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWUE); vormt een uitwerking van
de algemene bepalingen van het VUE over de organisatie van de EU en het beleid.
Lidstaten
Sinds 1 juli 2013 28 lidstaten. Roemenië en Bulgarije sinds 1 januari 2007. Per 1 juli 2013 is Kroatië
toegetreden.
46.2 Wat is het recht van de Europese Unie
Primair en secundair recht van de EU
Het primaire recht slaat op alle in het VUE en VWUE neergelegde bepalingen. Secundaire recht van
de EU heeft betrekking op de uitwerking van de verdragen in verordeningen, richtlijnen en besluiten.
Hoofdlijnen van het recht van de EU
Het recht van de EU heeft betrekking op:
Het doel van de EU, het bevorderen van vrede, welvaart en welzijn (art. 3 VUE).
Organisatie van de EU, de EU heeft een institutioneel karakter (art. 13 VUE) dat bestaat uit
instellingen. De instellingen zijn belast met wetgeving, bestuur en rechtspraak.
Beleid van de EU, het beleid wordt gevoerd door instellingen om de doelen van de EU te
verwezenlijken (art. 2 tot en met 6 VWUE), beleidsgebieden als de interne markt, monetaire
unie, justitie en politie, milieu etc.
, H47 Organisatie en bestuur van de Europese Unie
47.1 Europese Raad
Staats en regeringsleiders van de lidstaten van de EU, voorzitter van de Europese raad, president
Raad van Ministers. Vergadert elke drie maanden in Brussel. Belast met het algemene beleid.
47.2 Raad van Ministers
Samen met EU-Parlement de belangrijkste wetgevende macht. Vertegenwoordigd door een minister
of een staatssecretaris. Belast met de wetgeving, nemen van EU-besluiten, aannemen van wetgeving.
47.3 Europese Commissie
Bestaat uit 28 commissarissen, benoemd uit voordracht van de lidstaten, wordt door het Europees
Parlement goedgekeurd. Standplaats in Brussel met 23.000 personeelsleden.
De Commissie heeft drie taken:
1. Initiatief, doet voorstellen voor wetgeving aan het Europees Parlement of de Raad.
2. Bestuur, voert de wetgeving uit die door het Europees Parlement of Raad is aangenomen.
3. Controle, de Commissie ziet erop toe dat de lidstaten hun verplichtingen uit de verdragen
en uit de Europese wetgeving uitvoeren.
47.4 Europees Parlement
Het Europees Parlement is de volksvertegenwoordiging van de EU en bestaat uit 751 leden. Gekozen
uit rechtstreekse verkiezingen elke 5 jaar gehouden.
Het Parlement heeft twee taken:
Politieke controle, ziet toe op de Commissie, geeft toestemming tot benoeming en kan de
Commissie dwingen af te treden.
Deelname aan de wetgeving, het Parlement heeft zeggenschap over de wetgeving van de
EU.
47.5 Hof van Justitie
Over het recht van de EU kunnen zich geschillen voordoen tussen:
Lidstaten onderling;
Instellingen onderling;
Instellingen en lidstaten;
Instellingen en burgers;
Burgers onderling;
Lidstaten en burgers.
Hierover beslecht het Hof van Justitie of rechterlijke instanties van lidstaten. Het Hof bestaat uit een
rechter per lidstaat, gevestigd in Luxemburg.
De eerste vier worden aangeduid als directe beroepen, deze worden beslecht door het Hof van
Justitie. De laatste twee worden beslecht door rechterlijke instanties van lidstaten.
Als deze rechterlijke instanties problemen hebben met de uitlegging van de EU, kunnen zij een vraag
over de uitlegging van de betrokken rechtsregel aan het Hof van Justitie stellen- een prejudiciële
vraag (art. Art 267 VWUE).
Het Hof van Justitie heeft dus 2 taken:
1 Het afdoen van directe beroepen; en
2 Het beantwoorden van prejudiciële vragen.