Sociologie week 1 De inleiding van het boek, H1 (hele hoofdstuk), inleiding van H2,
inleiding van H3
De inleiding van het boek
Socioloog; kijken naar de samenleving
In het boek; het feit dat mensen altijd en overal leven in samenlevingen, de problemen die
dat oplevert, en de oplossingen die ze voor die problemen vinden.
Sociologie;
- De wetenschap van manieren waarop mensen met elkaar samenleven.
- De wetenschap van de maatschappij (het sociale leven in het algemeen; de manieren
waarop mensen met elkaar samenleven)
Een maatschappij; de grootste sociale eenheid waartoe mensen behoren
Sommige sociologen hebben hun vakgebied gedefinieerd als de wetenschap van de
menselijke groep; een verzameling van onderling verbonden mensen die een besef van een
gemeenschappelijke identiteit, een ‘wij-gevoel’ kennen.
Maar deze omschrijving niet ruim genoeg.
Beter gezegd; tot het terrein van sociologische studie behoren ook verbindingen tussen
mensen die géén besef van een gemeenschappelijke identiteit hebben en in die zin dus
geen groep vormen.
De studie van sociale netwerken
Sociologische werkwijze; de sociologie beweegt zich steeds heen en weer tussen het
abstracte en het concrete, het algemene en het bijzondere, de generaliserende theorie en de
specifieke waarneming.
Mens in de sociale context
Micro Macro
(sociale psychologie) (sociologie, de mens in de sociale context)
Probleem en de rol van de samenleving
Sociaal probleem; Hoe…….. op te lossen?
Sociologisch probleem; Hoe zit….. in elkaar?
Hoofdstuk 1 Het terrein van de sociologie
In de sociologie wordt gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen uiteenlopende
vormen van menselijk samenleving, als ook naar samenhang.
Bijv. ze onderzoeken hoe economische ontwikkelingen samenhangen met godsdienstige
overtuigingen.
Verschil tussen sociologie en bijv. meer gespecialiseerde maatschappijwetenschappen; is
de brede oriëntatie van de sociologie.
Sociologen laten economische, politieke en juridische verschijnselen niet buiten
beschouwing, maar ze bestuderen die op een andere manier dan de specialisten op deze
terreinen, door ze steeds te bezien als onderdelen, aspecten van de
samenlevingsverbanden die mensen met elkaar vormen
1
,Verschil sociologen en psychologen; sociologen proberen menselijke gedragingen
steeds te interpreteren en te verklaren vanuit de samenlevingsverbanden die mensen
met elkaar vormen.
Terrein van de sociologie; alle menselijke samenlevingen
Belangrijk in het verklaren;
- Empirisch onderzoek; observeert de werkelijkheid en hoe de werkelijkheid is elkaar
zit
- Theorievorming; generaliserende uitspraken over het sociale leven worden gedaan
die met elkaar in een systematisch verband worden geplaatst
Tussen theorie en empirisch onderzoek bestaat een wisselwerking; (in werkelijkheid meestal
anders)
- Theorieën sturen het onderzoek; ze leveren de problemen, de te toetsen hypothesen
en de begrippen waarmee de gegevens worden geïnterpreteerd
- Onderzoek levert de gegevens waarmee theorieën worden getoetst, gewijzigd en
verder uitgewerkt.
Een derde kan van de sociologiebeoefening naast theorievorming en empirisch onderzoek;
toepassing
Centraal uitgangspunt; mensen zijn afhankelijk van elkaar
Mensen hebben bindingen met anderen en ondergaan daardoor de dwingende invloed van
anderen. Ieder mens is in de loop van zijn of haar leven ook door anderen gevormd en heeft
in die zin een deel van de maatschappij in zich opgenomen.
Mensen zijn door- en door sociaal; ze zijn steeds met elkaar verbonden – ze zijn op elkaar
gericht (interactie), door elkaar gevormd (cultuur) en van elkaar afhankelijk
(interdependentie).
Interactie; het reageren van mensen op elkaar, zodat het handelen van de één de directe
aanleiding is voor het handelen van de ander.
Cultuur; het gedragsrepetoire en de denkbeelden die mensen aangeleerd hebben en die zij
in een bepaalde groep of samenleving gemeen hebben.
Interdependentie; onderlinge afhankelijkheid
Het sociale
1.3 Interactie
Interactie;
- Kan verbaal of non-verbaal zijn, of beide tegelijk
- Kan tussen twee mensen plaatsvinden, of tussen vele duizenden
- Kan zowel harmonische samenwerking als hevig conflict inhouden
2
, - Kan sterk eenzijdig zijn (de communicatie loopt grotendeels in één richting) of een
min of meer gelijke inbreng van de deelnemers behelzen.
- Kan zich afspelen tussen mensen die in elkaar fysieke nabijheid vertoeven (directe of
face-to-face interactie) dan wel over grotere afstand en op indirecte wijze
plaatsvinden, via materiële hulpmiddelen of tussenpersonen.
Sociaal handelen; handelen dat georiënteerd is op het gedrag van andere mensen.
- Onderlinge verwevenheid van individuele handelingen
- Beperkte beheersbaarheid en voorspelbaarheid van interactie (voorbeeld blz. 18)
Interacties bevatten echter ook elementen van voorspelbaarheid
Wanneer mensen geregeld contact hebben, gaan hun interacties herkenbare patronen
vertonen waarin bepaalde elementen telkens terugkeren; ze vormen met elkaar gewoonten
en leren wat ze van elkaar kunnen verwachten.
Mensen reduceren de onvoorspelbaarheid van interacties ook door de formulering, invoering
en handhaving van normen of gedragsregels (verkeersregels, etiquetten, wedstrijdregels).
1.4 Cultuur
In hoeverre wordt het gedrag van mensen bepaald door aangeboren eigenschappen (natuur)
dan wel door wat zij van andere mensen geleerd hebben (cultuur)?
Cultuur; een gemeenschappelijk repertoire van gedragingen, kennis, symbolen, gewoonten,
opvattingen, vaardigheden, normen.
Continuïteit en verandering via cultuuroverdracht.
Socialisatie; het proces van cultuuroverdracht.
- Het leren door mensen aan en van anderen mensen
- Leerprocessen die ertoe leiden dat kinderen tot ‘volwassen’ leden van de
samenleving worden.
Socialisatie van kinderen (opvoeding); is deels doelgericht maar verloopt ook voor een groot
deel onbedoeld;
- Imitatie; kinderen bootsen het gedrag van volwassenen en andere kinderen in hun
omgeving na. Daarbij treedt ook een meer of minder sterke identificatie op; het kind
wil zijn zoals de gene die het imiteert.
- Dwang; beloningen en straffen; het kind leert sociaal aanvaarde normen doordat
gedrag dat met die normen in overeenstemming is, wordt beloond, terwijl gedrag dat
met de normen in strijd is negatief wordt bestraft.
Internalisering; wanneer het kind de regels ‘uit zichzelf’ navolgt. (eigen maken)
Bijv. zindelijkheidstraining, die ertoe leidt dat kinderen een afkeer van uitwerpselen
ontwikkelen en hun ontlasting alleen op daartoe bestemde plaatsen willen doen.
Binnen samenlevingen verschilt de socialisatie weer per groepering; ze varieert ten minste
naar sekse en in grote gedifferentieerde samenlevingen ook naar klasse, regio en etnische
of godsdienstige groep.
Subcultuur; een voor een bepaalde groepering kenmerkende cultuur die een variant vormt,
op tot zekere hoogte afwijkt van, de dominante cultuur van de samenleving.
Binnen een groepering verschilt de specifieke socialisatie weer per individu.
Menselijk gedrag is aangeboren EN aangeleerd; gedrag ontwikkelt zich in een
ingewikkeld samenspel van genetische mogelijkheden en invloeden uit de omgeving.
Aangeboren verschillen tussen mensen voor de sociologie niet onbelangrijk;
3